Marjoleine de Vos · 15de Conferentie Het Schoolvak Nederlands · 2001 · pagina 301 - 305
Weet ik best. Is niet belangrijk. Dat is allemaal een misverstand. Laat me eerst eens met instemming een van de opwekkende overdrijvingen van Joseph Brodsky citeren: „Als wij ons van de overige vertegenwoordigers van het dierenrijk onderscheiden door de taal, dan is de literatuur en in de eerste plaats de poëzie, als hoogste vorm van taalgebruik, grof gezegd het doel van onze soort." Eigenlijk is dit voldoende, maar enige toelichting en uitwerking kan nooit kwaad.
Taal is onze manier om de wereld en onszelf aan elkaar en aan onszelf kenbaar te maken. We bestaan voor een belangrijk deel uit taal. Zou die ons afgenomen worden, niet alleen het spraakvermogen maar alle taal, het verstaan, het lezen - we zouden niet meer bestaan op een manier die we ons voor kunnen stellen.
We zitten gevangen in onze taal, die tekort schiet eik wou het helemaal zeggen' dichtte Herman Gorter, 'maar ik kan het toch niet zeggen') maar die tegelijkertijd het voornaamste uitdrukkingsmiddel is dat we hebben. Sommige mensen kunnen er veel beter mee overweg dan andere. Hoe onbeholpen de omgang met de eigen taal ook kan zijn, in geen enkele andere taal heeft men dezelfde rijkdom aan mogelijkheden als in zijn eigen taal, noch actief, noch passief, sterker nog, in geen enkele andere taal is men dezelfde als in de moedertaal. De taalgebruiker verandert enigszins met de taal. En wat er uitgedrukt wordt is ook anders, omdat een andere taal andere uitdrukkingsmogelijkheden en voorschriften heeft. Niet totaal anders, maar wel anders.
Dat dat zo is, laat zich vaak makkelijk demonstreren door de omgekeerde weg te nemen, door bijvoorbeeld te proberen om een mooi Nederlands gedicht, van Lucebert bijvoorbeeld of van Gorter, te vertalen in een andere taal. Het plezier van de klank, van de woorden en hoe ze bij elkaar staan, van een betekenis die niet anders is te zeggen dan zoals het gezegd is, dat alles is niet over te brengen. Neem deze strofe uit de sensitieve verzen van Gorter:
De zon. De wereld is goud en geel
en alle zonnestralen komen heel
de stille lucht door als engelen.
Haar voetjes hangen te bengelen,
meisjesmondjes blazen gouden fluitjes,
gelipte mondjes lachen goudgeluidjes,
lachmuntjes kletterend op dit marmer,
ik zit en warm m'er.
Probeer dat maar te vertalen. „Poëzie is datgene wat verloren gaat in vertaling", zei de Amerikaanse dichter Robert Frost. Iets raakt weg. Iets dat er in het Nederlands (of in het Engels, het Russisch of het Swahili) van het oorspronkelijke gedicht wèl is. Dat iets, daar gaat het om. Het is dat wat voor moedertaalsprekers te herkennen en te begrijpen is, maar voor een buitenlander moeilijk of niet. Dat iets is daarmee een verfijning van onze taalmogelijkheden en dus ook van wie we zijn. Hier roep ik nog een keer het citaat van Brodsky in herinnering: poëzie is de hoogste vorm van taalgebruik.
302 1 Liefde voor de poëzie - Marjoleine de Vos
Het is waar, dat weet eigenlijk iedereen die wel eens een gedicht leest. De taal wordt nergens zo tot in de puntjes beproefd op haar mogelijkheden, zo verrassend gecombineerd, zo veelzeggend en betekenisvol en klankrijk gemaakt als in poëzie.
De Engelse dichter T.S. Eliot heeft wel eens geschreven dat de cultuur van een heel land er zorgwekkend op achteruit zou gaan als er in een land geen poëzie meer geschreven zou worden. Hij schreef: „Poëzie herinnert ons voortdurend aan al die dingen die slechts in één taal kunnen worden uitgesproken en die onvertaalbaar zijn." Dichters drukken onder meer persoonlijke gevoelens en emoties uit in een persoonlijk gebruik van de taal van hun land, zodanig dat wat ze schrijven ook voor sommige anderen, dat wil zeggen voor diegenen die bereid zijn hun best ervoor te doen, te begrijpen en na te voelen is.
Door zijn gedichten bezorgt de dichter zijn taalgenoten gevoelens of sensaties die ze eerder nog niet hadden of die ze wel al hadden, maar zonder ze uit te kunnen drukken. Dankzij de dichter bestaan er nu woorden voor datgene wat er gevoeld wordt. Eliot schreef „De veranderingen en ontwikkelingen van een bepaalde sensibiliteit, die eerst beperkt blijven tot een kleine groep, dringen dan langzamerhand vanzelf in de taal door, dankzij hun invloed op andere schrijvers die veel vlugger populair worden." En via die schrijvers wordt die sensibiliteit, verdund misschien, tot gemeengoed. Zo beïnvloedt de dichter niet alleen de taal van zijn land, maar ook de gedachten en gevoelens in zijn land en schept hij bovendien de mogelijkheid om die gedachten en gevoelens uit te drukken, zelfs ook voor diegenen die zijn gedichten nooit gelezen hebben.
We moeten ons daarvan misschien ook weer niet ál te veel van voorstellen, maar toch. Een goed voorbeeld van wat Eliot bedoelt, is die regel van Lucebert die door een verzekeringsmaatschappij gebruikt werd: 'Alles van waarde is weerloos'. Je hoort het iedereen zeggen, het is een besef dat dankzij die dichtregel tot iets heel gewoons is geworden. Zo zijn er meer dichters die een verfijning of verbijzondering van ons gevoel teweeg hebben gebracht, of van ons uitdrukkingsvermogen, wat daar zoals gezegd niet altijd makkelijk van te onderscheiden is. Wie is nooit eens 'domweg gelukkig in de Dapperstraat' zelfs al is hij in het geheel niet in de Dapperstraat, daar zelfs nog nooit geweest? Menigeen denkt aan Holland en ziet 'brede rivieren, traag door oneindig laagland gaan', ook al ziet hij geen rivieren voor zich. Maar dat gedicht drukt wel iets uit over 'Holland' dat menigeen na aan het hart ligt. Wat het uitdrukt is misschien alleen maar zichzelf, het zijn de bewoordingen waaraan men zich optrekt en hecht. 'Een nieuwe lente en een nieuw geluid' is bijna tot een cliché geworden en mensen die nooit een dichtbundel open doen voelen zich soms toch 'een God in het diepst van hun gedachten' of blijken geboren te zijn 'uit zonnegloren en een zucht van de ziedende zee' (of 'in Apeldoorn en me zuster in Zierikzee'). Zien we de zee dan klotst zij voort in eindeloze deining en dat schoonheid in onze tijd haar gezicht heeft verbrand hoef je bijna niemand meer te vertellen. Ook buiten de kring van poëzielezers om is er veel poëzie te vinden, dat wil zeggen, van hun gedichten afgedwaalde
Liefde voor de poëzie - Marjoleine de Vos 1 303
regels die iedereen kan begrijpen en gebruiken, die iedereens Nederlands niet alleen, maar ook iedereens voelen, iedereens blik hebben gevormd en beïnvloed. Op die manier is poëzie in de eigen taal inderdaad machtig, of in ieder geval: belangrijk.
Maar 'iedereen', een woord dat ik zo makkelijk gebruik, wordt steeds minder iedereen als er geen enkel poëzie-aanbod is op school. Als we geloven dat al die kinderen die zich een weg moeten banen door het studiehuis daarna zo snel mogelijk bij een bedrijf moeten opklimmen tot iemand met een aandelenpakket, en dat de school ervoor is om ze zo goed mogelijk te leren hoe ze op internet de beursberichten van minuut tot minuut kunnen volgen, wat moeten ze dan nog met poëzie? Alles.
En bovendien geloven we niet dat dat het doel van een opleiding is. Op school leer je behalve nuttige en praktische dingen ook vormende dingen. Zoals gedichten. Onnuttig en toch belangrijk, onmisbaar om het Nederlands te leren kennen en het Nederlands is de taal waar we het mee moeten, kunnen, willen en zullen doen - wij zijn het Nederlands. Ook degenen die niet van huis uit Nederlands spreken, of misschien juist die, kunnen niet zonder Nederlandse poëzie. En, derde en laatste keer, poëzie is de hoogste vorm van taalgebruik, dus poëzie in het Nederlands is het beste wat iemand kan meekrijgen.
Wie zich minder goed kan uitdrukken heeft altijd een achterstand ten opzichte van degenen die zich goed kunnen uitdrukken, dat is bekend. De laatste tijd kun je weer aldoor in de kranten lezen dat zelfs het al of niet ingewilligd worden van een verzoek om euthanasie minder afhankelijk is van de lichamelijke toestand van de patiënt dan van de manier waarop hij of zij de arts kan overtuigen van zijn of haar doodswens. Nu komt daar geen poëzie aan te pas, zelfs geen romancitaten. Maar dat wil niet zeggen dat men daar in allerlei praktische situaties niets aan heeft. Hoe meer het taalgevoel is ontwikkeld, en hoe meer ook het gevoel, met behulp van de taal, is ontwikkeld, hoe meer nuances en overwegingen iemand zal kennen en tot uitdrukking zal kunnen brengen. Dat alles is voor iedereen, voor elke taalgebruiker van belang.
Maar los daarvan. De rijkdom van het Nederlands bestaat voor een belangrijk deel dankzij de poëzie die erin geschreven is en wordt. En die rijkdom te leren kennen, dat is een van de mooiste dingen die er is. P.C. Hooft lijkt misschien in eerste instantie vooral dulle verplichte kost die onwillige leerlingen door de strot geduwd moet worden, maar wie kans ziet om er met leerlingen wat langer bij stil te staan kan onmogelijk alleen maar verveelde gezichten tegenover zich vinden. Want ook op je vijftiende weet je heel goed dat als je zit te wachten tot Zij of Hij komt, de tijd afschuwelijk langzaam gaat, terwijl diezelfde tijd een spurt neemt als Hij of Zij er eenmaal is. Het kan geen kwaad in dat wachten te denken aan de gezwinde grijsaard van P.C. Hooft, de dichter die dit fenomeen precies en elegant onder woorden heeft gebracht. „Maar 't schijnt, verlangen daar zijn naam af heeft gekregen/ Dat ik den tijd, die ik verkorten wil, verlang." En als de geliefde er is, wie zou dan niet hopen dat hij bij het afscheid zou kunnen zeggen: „Och mijn hart, hoe raak ik van uw hals?/ Laas de dag en wil niet Tijen/ 't Langer vrijen./ Dank hebt van uw zachte kusjes en van
304 1 Liefde voor de poëzie - Marjoleine de Vos
als." Poëzie geeft de mogelijkheid om te weten wat je voelt en daar woorden voor te gebruiken. Ook als het oude poëzie is. Zelfs als je het ironisch zou zeggen. Maar in de supermarkt is het geen P.G. Hooft maar juist de dichter Mustafa Stitou die het hoofd inglipt en betekenis geeft aan wat er gebeurt.
Plots geeft iets van Oetker
zich niet prijs en ik zie
de rechtenstudent
van wie de zuivel nog niet is
mompelen caissiere drie
Een gemakkelijk en toegankelijk gedicht (ik citeerde alleen de eerste drie strofes) dat bij nader inzien toch wel degelijk over van alles gaat. Niets is oninteressant en oppervlakkig van zichzelf, hooguit zijn wij oninteressant en oppervlakkig. De bril van de taal en meer bijzonder van het gedicht geeft een andere kijk op de werkelijkheid.
Wie kinderen en jongeren poëzie onthoudt doet feitelijk iets misdadigs. Niet alleen onthoudt hij ze het beste en mooiste wat onze taal heeft voortgebracht, hij snijdt ze ook af van sommige sensaties en bewoordingen, hij maakt hen èn het Nederlands armer. Het is geen snobisme om te willen dat kinderen gedichten uit hun hoofd leren. Het is liefde. Voor de leerlingen èn voor de taal, voor de poëzie en voor de mens.
Liefde voor de poëzie - Marjoleine de Vos 1 305