Participatievaardiger via de lessen nederlands

José Vandekerckhove  ·  15de Conferentie Het Schoolvak Nederlands  ·  2001  ·  pagina 77 - 84

 

 

8.

Initiatief bij de kinderen.

Volwassenen delen in de beslissingen.

7.

Initiatief en leiding bij de kinderen.

6.

Initiatief bij volwassenen.

Kinderen delen in de beslissingen.

5.

Geraadpleegd en geïnformeerd.

4.

In opdracht maar geïnformeerd.

3.

Symboolfunctie

2.

Decoratie

1.

Manipulatie

 

Hoe lees je die ladder ?

Op de drie onderste niveaus kom je nog niet aan participatie toe.

Manipulatie heb je bijvoorbeeld wanneer volwassenen kinderen laten opdraven met spandoeken voor zaken die de kinderen helemaal niet aanbelangen. Kinderen zijn decoratie als ze bij een of ander feest een dansje mogen opvoeren, een paar liedjes zingen. Ze hebben een symboolfunctie als ze bijvoorbeeld in een gesprekspanel zitten. Ze zijn er symbolisch, mogen hun zegje doen, maar er wordt geen rekening mee gehouden. Vanaf niveau 4 begint de eigenlijke participatie. Niveau 8 is de hoogste vorm van participatie. Het initiatief ligt bij de kinderen die hun eigen stellingen gaan toetsen aan en bespreken met volwassenen. Een soort "omgekeerde" wereld dus.

4 Specifieke werkvormen en kanalen om op school inspraak te realiseren

We sommen een aantal mogelijkheden op: - Een spreekuur bij de directie

78 I Participatievaardiger via de lessen Nederlands - José Vandekerckhove

- De groene leerkracht. Dit is een in Vlaanderen vaak voorkomend instrument, dat in Nederland in deze vorm nauwelijks of helemaal niet bekend is. De groene leerkracht is een soort op vrijwillige basis (m.a.w. het hoeft niet) door de leerling gekozen psyche-sociale begeleider. Hij heeft geen vaste spreekuren, begeleidt in wezen niet het studieproces, maar staat in principe altijd paraat als de leerling hem, vaak voor emotioneel-affectieve zaken, nodig heeft. Desnoods verwijst hij de leerling dan door naar gespecialiseerde instanties.

- De lessen Nederlands     De lessen Nederlands zijn inderdaad een uitmuntende gelegenheid om leerlingen participatiebewuster en participatievaardiger te maken. We werken in deze module verder uit hoe dit kan. De module richt zich tot leerlingen van de Tweede Fase in Nederland (en dan eerder tot de beide finaliteitsjaren) of de derde graad in Vlaanderen.

5 De lessen Nederlands in de derde graad / de Tweede Fase of hoe de docent de leerlingen kan leren participeren via oefeningen op de vier vaardigheden

Hoe kunnen wij via het inoefenen van de vier vaardigheden: spreken, luisteren, lezen en schrijven de participatievaardigheid van de leerlingen stimuleren en eventueel verbeteren?

Hoe kunnen we het inoefenen van deze vier vaardigheden combineren met het inoefenen van participatievaardigheid? Hoe kunnen we op de kapstok van de vier vaardigheden de participatiekracht van de leerlingen verhogen? Uiteraard weet elke leraar dat een bepaalde vaardigheid zelden geïsoleerd aan bod komt. Na een luisteroefening komt bijvoorbeeld een schrijfoefening. Een dialoog opvoeren komt meestal pas nadat die dialoog ook geschreven werd. Vaardigheden worden bij voorkeur in elkaar geïntegreerd.

We hebben de oefeningen bij een bepaalde vaardigheid ondergebracht, maar een transfer is uiteraard niet uitgesloten. Het spreekt vanzelf dat veel oefeningen die het bevorderen van de participatievaardigheid op het oog hebben in groepen zullen gemaakt worden.

Groepen zijn namelijk essentiële oefenruimtes waarbinnen leerlingen de kans krijgen om regels en normen te ontwikkelen.

6 De vaardigheid luisteren

Het naar elkaar luisteren moet getraind worden evenals het daarmee gepaard gaande elkaar laten uitspreken. De rol van de leraar bij dit proces kan op verschillende manieren ingevuld worden. Bepaalde pedagogen stellen dat de leraar hier het beste geen regels oplegt. Wel kan hij door voorbeeldgedrag aanstekelijk werken op de leerlingen, die met vallen en opstaan tot een eigen luistercode zullen komen . Dit kan een langdurig proces zijn. Anderen geven er dan ook de voorkeur aan van meet af aan met duidelijke afspraken te werken, zoals:"Het is niet toegestaan de spreker te onderbreken zolang hij niet uitgesproken is." Er kan aan de leerlingen gevraagd worden

Participatievaardiger via de lessen Nederlands - José Vandekerckhove l 79

elkaars luisterattitude te observeren want ze kunnen heel wat leren uit het analyseren van hoe anderen luisteren. De leerlingen krijgen een observatieblad. Daarop staat een aantal punten waarop ze moeten focussen. Het is beter dat ze vooraf niet weten wie precies de opdracht heeft hen te observeren. Schoolboeken Nederlands bieden voldoende luisterobservatieschema's aan. Binnen de hier toegemeten publicatieruimte kunnen dergelijke schema's helaas niet opgenomen worden.

7 De vaardigheid spreken

Ook hier kunnen we met een observatieblad werken. De meeste leerboeken bieden ook deze modellen aan. Het observeren van luisteren en spreken kan in één oefening gecombineerd worden. Bijvoorbeeld: leerling A observeert de manier van luisteren van leerling B en leerling B de manier van spreken van leerling A. Het is de bedoeling dat de leerlingen elkaar na de oefening feedback geven. Er moet daarbij gelet worden op de manier waarop die feedback gegeven wordt. De docent raadt de leerlingen aan hun opmerkingen als een suggestie (indien... dan zou...) te verwoorden (wederzijds respect als grondhouding)

Deze erkennende manier van verwoorden kan een slechtlopende communicatie verbeteren en het samenwerken stimuleren (sociale vaardigheid).

8 De vaardigheid schrijven

Via taalbeschouwing leren de leerlingen hoe ze een uitnodiging moeten schrijven, een verslag moeten maken, enz. Ook hier kan het ingrediënt participatie worden toegevoegd.

Een paar mogelijkheden:

- Een uitnodiging voor een leerlingenraad

- Het schrijfgesprek

Hoe verloopt dit ? Er wordt in stilte gewerkt, er wordt niet gesproken, alleen geschreven. De leerkracht schrijft b.v. "De sfeer op school" op het bord. Van daaruit vertrekt een "associatie - egel". Er kan aangevuld en onderstreept worden. Er kunnen vraagtekens bijkomen.

Daarna heeft iedereen heeft recht op twee of drie rode stippen die toegekend worden aan de begrippen op het bord die men het belangrijkst vindt. Na deze opwarming volgt een discussie over het punt (de punten) met het meeste rode stippen. Een groot voordeel is dat leerlingen die verbaal wat minder competent zijn of minder assertief zijn hier ook makkelijker aan bod komen.

- Schrijven volgens de "vaste structuren".

Leerlingen die hebben leren werken met de vaste structuren kunnen deze techniek ook toepassen op onderwerpen die in verband staan met participatie en inspraak op school.

Bijvoorbeeld de probleemstructuur:

-Wat is het probleem precies?

80 I Participatievaardiger via de lessen Nederlands - José Vandekerckhove

-Waarom is het een probleem?

-Wat zijn de oorzaken?

-Wat is er tegen te doen?

Ze bouwen b.v. een tekst op rond "Roken in het schoolgebouw" of "De kwaliteit van het eten op school"

9 De vaardigheid lezen

Artikels uit kranten en tijdschriften kunnen i.v.m. participatie en inspraak in de klas behandeld worden. We gaan op dit aspect niet verder in.

10 Geïntegreerd werken met vaardigheden

Eerste oefening: een casus: het schoolreglement

Uitgangspunt: De leerlingen onderzoeken wat het schoolreglement zegt b.v. in verband met telaatkomers, met spijbelaars, met leerlingen die hun opdrachten niet tijdig inleveren, met kledij (eventueel een uniform), met het voorkomen (piercings ). Precies dit laatste aspect heb ik in een lesvorm gegoten (duur 2 lesuren). Ik heb daarbij gebruik gemaakt van een voortreffelijk artikel uit het Belgische magazine Knack.

Hieronder mijn werkprocédé.

Stap 1: Een aantal vragen die de leerlingen individueel kort schriftelijk voorbereiden. Heb je een piercing? Zo ja waar ? Als je geen piercing hebt, zou je er dan een willen ? Zo ja, waar ?

Zo neen waarom niet ? (Uiteraard gebeurt dit alles met het hoogste respect voor de privacy van de leerlingen. Ze verstrekken natuurlijk alleen de informatie die ze kwijt willen)

Stap 2: Korte discussie in verband met de gegeven antwoorden

Stap 3: Schrijfgesprek (zie hoger): voor en tegen piercings

Stap 4: Lezen van de tekst uit het magazine Knack (8 maart 2000 pagina 10) en analyse van de argumenten.

Stap 5: Wat zegt het schoolreglement ter zake ? Evaluatie van dit reglement.

Stap 6: Groepswerk. Stel een paragraaf op voor het schoolreglement ter vervanging van de bestaande inzake piercings

Stap 7 Plenum. Stel de gemaakte tekst aan de andere groepen voor.

Stap 8: Evalueren. Welke tekst wordt weerhouden ?

Stap 9 Moet die tekst nog verfijnd worden, aangevuld worden met elementen uit de andere teksten, geamendeerd worden ?

Stap 10 De definitieve tekst wordt opgesteld (herschrijfoefening)

Stap 11 De tekst wordt eventueel aan de leerlingenraad overhandigd als basis - en werktekst. De leerlingenraad kan er verder mee werken en beslissen de eindversie aan de aan de directie voor te leggen).

Participatievaardiger via de lessen Nederlands - José Vandekerckhove 81

Ik ga even verder in op de stappen 5 tot 10.

Het bij deze oefening gebruikte schoolreglement zegt het volgende over piercings: "Onopvallende opsmuk is toegestaan. De directie bepaalt wanneer sieraden en make-up storend zijn en verboden worden (o.a. piercings)". Dit is een in Vlaanderen zeer gebruikelijke, vrij algemene formulering. Met dergelijke formuleringen kun je door het feit dat ze zo vaag zijn diverse kanten op. Concreet blijft de leerling echter in de kou staan. Je zou kunnen stellen dat de leerling het treft als zijn directeur zelf een piercing heeft. Voor de rest blijft het voor hem hopen op een flexibele interpretatie van het schoolreglement.

Bijna zonder uitzondering bepalen de groepen zelf grenzen in hun "schoolreglement". Ze leggen voornamelijk grenzen qua aantal (zichtbare) piercings en qua grootte. Bepaalde groepen wijzen op het gevaar van sommige piercings bij pakweg de gymlessen (die moeten voor die les dan verwijderd worden). Een enkele groep stelt dat de piercings geen uitdagende symbolen, emblemen of reclame mogen bevatten. Een andere groep ziet het vrij drastisch (let op de formulering!): "Deze school tolereert maximaal 1 piercing. Indien de betrokkene meerdere piercings heeft, moeten deze afgedekt worden. Wanneer dit fenomeen te grootschalig wordt of de piercings schade of letsels kunnen veroorzaken, worden deze handmatig door de directie verwijderd"

Uiteindelijk kwamen de leerlingen (17 jaar oud) tot een consensus over de volgende paragraaf: "Zichtbare piercings worden beperkt tot 1. ze mogen geen uitdagende symbolen, emblemen of reclame bevatten. Tijdens de gymles moeten piercings die te gevaarlijk zijn verwijderd worden". Zeker voor verbetering vatbaar, maar wel stukken concreter dan het bestaande schoolreglement.

Overigens hebben dergelijke oefeningen een bijna onmeetbaar voordeel. Leerlingen zijn de beste bewakers van hun eigen reglementen. Als de school een beperking van één piercing oplegt en iemand wordt gesanctioneerd omdat hij er met bijvoorbeeld drie rondloopt zullen de leerlingen op de school en het reglement afgeven. Indien ze zelf het aantal piercings mogen bepalen en een medeleerling overtreedt hun eigen regel, dan zullen ze die leerling spontaan en kordaat terugfluiten.

Tweede oefening: Een agendapunt inbrengen.

Dit is een zeer interessante oefening. Er wordt in vijf stappen gewerkt.De leerlingen krijgen een werkblad. Mogelijke onderwerpen zijn: "We willen een cola-automaat op school."

"We willen 's middags ook vegetarische maaltijden." "We willen een rokershoek." "We willen muziek in de pauze."

We werken in vijf stappen: 1. Schets de huidige situatie. 2.Doe het voorstel 3. Geef je argumenten pro. 4. Zoek te verwachten tegenargumenten en probeer ze vooraf te weerleggen. 5. Kom tot een conclusie.

Derde oefening: een rollenspel: een gesimuleerde vergadering.

Dit simulatiespel slaat heel erg aan bij leerlingen ( en ook bij volwassenen bij wie ik het uittestte). Het onderwerp van de vergadering wordt vastgelegd. Een aantal leer-

82 I Participatievaardiger via de lessen Nederlands - José Vandekerckhove

lingen moet een bepaalde rol spelen. Ze kr zodat alleen zij zelf precies weten wat hun

ijgen een kaartje met hun rolomschrijving rol inhoudt.

U bent BEMIDDELAAR.

U probeert afwijkende standpunten

te verzoenen en compromisoplossingen voor te stellen.

U bent de VOORZITTER van de leerlingenraad en introduceert het onderwerp bij het gesprekspanel.

In een school moeten alle jongens in één grote ruimte douchen en alle meisjes in een andere grote ruimte. Drie leerlingen weigeren, 1 jongen en 2 meisjes. Ze worden door de sportleraar gestraft. De directie bevestigt na protest van de leerlingen deze straf.

U bent de BLOKKEERDER.

  • remt de discussie af, vertelt over uw privé-

ervaringen, die eigenlijk buiten de discussie vallen.

U bent de AGRESSIEVELING.

  • bekritiseert, staat vijandig, poogt te kleineren en te domineren.

U bent de AANDACHTSTREKKER. U probeert de aandacht te trekken door luid te praten, door extreme ideeën of door ongewoon gedrag.

U bent de INFORMATIEZOEKER.

  • probeert verdere of nauwkeurige informatie of meer feiten te krijgen of te weten te komen.

U bent de CLOWN.

  • maakt geintjes, aapt na, trekt gekke bekken en onderbreekt het werk van de groep.

U bent de ZELFBELIJDENAAR.

  • gebruikt de groep als klankbord om uw persoonlijke emoties uit te spreken.

U bent de MENINGZOEKER.

U probeert van de groepsleden te weten te komen wat zij denken.

U bent COÖRDINATOR.

  • probeert verbanden aan te tonen tussen verschillende ideeën of voorstellen samen te brengen.

U bent de AANMOEDIGER.

  • spreekt uw waardering uit, u stemt openlijk in met wat anderen zeggen.

  • OBSERVEERT het NON-VERBALE gedrag van 2 of 3 door u zelf voor de aanvang van de discussie geselecteerde deelnemers.

  • doet zelf aan het gesprek niet mee, maakt aantekeningen en geeft nadien feedback.

Participatievaardiger via de lessen Nederlands - José Vandekerckhove 183

U bent de WEGBEREIDER.

U maakt het voor de andere groepsleden mogelijk om bijdragen te leveren ("We hebben x nog niet gehoord; y wilde nog iets zeggen")

U OBSERVEERT het VERBALE gedrag van 2 of 3 door u zelf voor de aanvang van de discussie geselecteerde deelnemers.

U doet zelf aan het gesprek niet mee, maakt aantekeningen en geeft nadien feedback

Bij deze oefening mogen de leerlingen eens volledig in hun rol opgaan. Het wordt meestal echt leuk. In de realiteit vind je al de geschetste typetjes. Dat deze allemaal samen op een vergadering te vinden zijn, lijkt echter wel zeer onwaarschijnlijk.

Vergadertechnieken

De docent kan bij het inoefenen van vergadertechnieken met verschillende vergadermethodes werken. Er bestaat hierover voldoende vakliteratuur. Uitwerking in de marge van dit artikel was wegens plaatsgebrek niet mogelijk.

11 Slot

Of participatie op school een kans krijgt, zal afhangen van de schoolcultuur. Bij het schoolgebeuren zijn met de directie, de docenten, de leerlingen en de ouders vier actoren betrokken. Onderlinge communicatie is een conditio sine qua non om tot samenwerking te komen. Pas dan zal het werk van de participatiegerichte leraar ten volle renderen.

De lessen Nederlands zijn in ieder geval zeer geschikt om een duw in de goede richting te geven. En voor de leraar die werkelijk achter participatie staat is het boek "Inspraak & participatie" van de Koning Boudewijnstichting absoluut aan te bevelen.

84 I Participatievaardiger via de lessen Nederlands - José Vandekerckhove

GEÏNTEGREERDE OEFENING:
BESPREKEN VAN RECENSIES EN BOEKVERSLAGEN OP
INTERNET GEVONDEN

Marleen Lippens

1 Inleiding

Een situatieschets.

Waarom heb ik dit geëxperimenteerd?

Voor alle duidelijkheid: ik ben geen computerfreak en ook geen internetspecialist en toch lukt het om leerlingen hierbij te begeleiden.

Ik geef les aan een nijverheids-technische school, waar hoofdzakelijk jongens zitten, aan zowel sterk theoretische richtingen zoals Industriële Wetenschappen maar ook aan uitgesproken praktische richtingen zoals Elektrotechnieken en Houttechnieken. Nadat ik twee jaar geleden eens poolshoogte nam in verband met het aantal leerlingen dat thuis over een internetaansluiting beschikte, durfde ik deze opdracht proberen.

Enkele leerlingen gingen ook wel eens bij vrienden om te surfen of zetten zelfs de stap naar een of ander cybercafé. Weinigen trokken hiervoor naar de bibliotheek. Wanneer onze leerlingen aan het surfen gaan, dan zullen ze de sites die ze voor ons vak of voor de school in het algemeen kunnen gebruiken, zeker niet opzoeken, totdat een leerkracht Nederlands op het idee komt om hen een boek te laten lezen. De meeste leerlingen van mijn klassen voelen dit als een serieuze verplichting, het zijn uitzonderingen die wel graag lezen (over leespromotie en leesbevordering moeten we het misschien een andere keer hebben).

Het resultaat is dat ze op zoek gaan - ook naar middelen - om die taak zo gemakkelijk mogelijk te laten verlopen. Hoe minder inspanning, hoe liever. Dus wordt er inspiratie gezocht, ze nemen een boek dat ze vorig jaar ook al gelezen hebben, als dit mislukt doordat het ofwel dezelfde leerkracht is of doordat informatie doorgegeven wordt, zullen ze andere bronnen aanspreken. Ze zullen een boekbespreking vragen aan een vriend die er ergens nog een liggen heeft of zoeken op het internet.

Daarom kunnen we de leerlingen voor zijn. Als leerkracht deel je hen mee dat ze inderdaad een boek zullen lezen, maar dat ze op internet een recensie en/of een boekbespreking mogen, kunnen, moeten zoeken. Je merkt verraste maar ook opgeluchte, blije gezichten.

De taak van de leerkracht is nu hen te begeleiden, te coachen.

Geïntegreerde oefening - Marleen Lippens 1 85

Labels

doelgroep
NT1-leerlingen
domein
leesonderwijs
mondelinge taalvaardigheid
luisteren
spreken
schrijfonderwijs
land
België
onderwijstype
voortgezet/secundair onderwijs
thema
onderwijsleeractiviteiten

Dit artikel is onderdeel van

Onderdeel van

15de Conferentie Het Schoolvak Nederlands · 2001