Stichting lezen en literatuureducatie

Anne-Mariken Raukema  ·  15de Conferentie Het Schoolvak Nederlands  ·  2001  ·  pagina 173 - 179

- schoolomgeving (hier gaat het erom leerlingen wegwijs te maken in de omgeving van de school en de verschillende cultuuraspecten, in ons geval de aanbieders van literatuur: de boekhandel, maar vooral de bibliotheek).

3 De uitvoering

De uitvoering van Cultuur en School vindt zowel centraal als decentraal plaats.

Op centraal niveau betekent dit de wettelijke verankering van cultuur in het onderwijsprogramma, communicatie en informatie-uitwisseling, stimuleren van proefprojecten en voorbeeldmateriaal, en de deskundigheidsbevordering van schoolleiding en docenten. Sinds kort is er een subsidieregeling voor culturele instellingen om educatieve projecten te ontwikkelen. Kennisnet, het Nederlandse onderwijsdomein, kent een subsidieregeling ICT van vier miljoen euro voor ICT-projecten in het onderwijs. Op die manier kunnen docenten en leerlingen de kans krijgen om kennis te maken met kunst en cultuur uit binnen- en buitenland.

Op decentraal niveau, op dat van de acht convenantsgebieden, gaat het om de verantwoordelijkheid voor de infrastructuur van de cultuureducatie, die immers bij provinciale en gemeentelijke overheden ligt. Bijvoorbeeld voor de openbare bibliotheken en de centra voor kunsteducatie. Voor de lopende cultuurplanperiode (2001-2004) hebben de convenantpartners meerjarige, taakstellende actieplannen ingediend. Het onderdeel literatuureducatie is daarin, tengevolge van de late datum van invoering, sterk ondervertegenwoordigd.

Andere expertisecentra op het gebied van cultuureducatie (zoals de eerder genoemde Cultuurnetwerk.nl en Bureau Erfgoed Actueel) hebben louter coördinerende taken. Stichting Lezen is gevraagd de coördinatie op het gebied van literatuureducatie op zich te nemen, maar heeft in tegenstelling tot beide andere organisaties zelf ook uitvoerende taken, namelijk op het gebied van leesbevordering.

In vergelijking met andere vormen van cultuureducatie neemt literatuureducatie een aparte plaats in. Waar cultuur-, media- en erfgoededucatie relatief nieuwe werkvelden zijn (CKV 1, 2 en 3 en KCV), maakt literatuureducatie vanouds deel uit van het leerplan; in het basisonderwijs bij taal- en leesonderwijs en in het voortgezet onderwijs bij het vak Nederlands en de moderne vreemde talen.

In tegenstelling tot andere kunstdisciplines geldt voor literatuur dat het een sterke verankering in het onderwijskundig beleid van scholen kent. In het basisonderwijs maakt literatuur deel uit van het lees- en taalonderwijs en is vastgelegd in de kerndoelen, onder andere in het domein leesvaardigheid. In het voortgezet onderwijs wordt van oudsher literatuur onderwezen in het vak Nederlands en de moderne vreemde talen en dit keert terug in de verschillende kerndoelen voor de basisvorming, in de eindtermen vmbo en in de Tweede Fase. Aan Stichting Lezen is de taak deze vraag (de verplichtingen binnen het onderwijsprogramma) en het aanbod (in de vorm van bestaande activiteiten, projecten en campagnes op het gebied van literatuureducatie) op elkaar af te stemmen.

174 1 Stichting Lezen en literatuureducatie - Anne-Mariken Raukema

Kenniscentrum

Bij een kenniscentrum gaat het om het zichtbaar, toegankelijk en toepasbaar maken van kennis en informatie voor het domein literatuureducatie. Daarvoor is het belangrijk dat er draagvlak wordt gevonden bij de verschillende organisaties die actief zijn op het gebied van literatuureducatie. Van belang is ook de vorming van een netwerk en actieve participatie van deze organisaties en direct betrokkenen in het onderwijs. De informatievoorziening is noodzakelijk, net als het uitwisselen van de opgedane ervaring, het landelijk overdraagbaar maken van projecten en waar nodig of gewenst ondersteuning bieden en het ontwikkelen van kennis en adequate facilitering.

4 Partners in literatuureducatie

Belanghebbenden en belangstellenden op het gebied van literatuureducatie zijn de directe en indirecte doelgroepen; organisaties die een taak hebben op het gebied van literatuureducatie.

De belangrijkste zijn :

  •  het onderwijs (docenten en organisaties gericht op de voorschoolse educatie, basis onderwijs, voortgezet onderwijs (vmbo, basisvorming en tweede fase) hoger beroepsonderwijs en wetenschappelijk onderwijs)

de professionele instellingen actief op het gebied van leesbevordering, letteren en bibliotheken zoals het Letterkundig Museum, uitgeverijen, SSS, CPNB, Doe maar dicht maar, Kinderen en poëzie, en BulkBoek's Dag van het Literatuuronderwijs. Door het gratis lidmaatschap van de openbare bibliotheek voor leerlingen in het basisonderwijs (en voor een deel in het voortgezet onderwijs) is er nauwelijks sprake van een drempel en is de bibliotheek naar alle waarschijnlijkheid de belangrijkste buitenschoolse partner. Er zijn verschillende landelijke instellingen op het gebied van literatuur en het onderwijs: Schrijver School Samenleving, BulkBoek, Doe maar dicht maar, Kinderen en poëzie, School der poëzie, Poetry International, CPNB en de vereniging NBLC zijn al jarenlang actief met gerichte acties, projecten, activiteiten en campagnes om de literaire competentie te bevorderen.

5 Het begrip literatuureducatie

Met literatuureducatie bedoelen we het geheel van doelgerichte inspanningen van onderwijsinstellingen en buitenschoolse organisaties om de literaire competentie te bevorderen. Het begrip literaire competentie kent de driedeling :

  •  tekstgericht (kennis en inzicht in kenmerken van literaire teksten) lezersgericht (ontwikkelen van smaakbesef, waardering en het vermogen deze te formuleren)

  •  aanbodgericht (wegwijs worden in het brede aanbod van boeken en organisaties)

Literatuureducatieve activiteiten binnen de school moeten niet geïsoleerd worden beschouwd, maar geïntegreerd in het lees- en taalonderwijs (in het basisonderwijs) en

Stichting Lezen en literatuureducatie - Anne-Mariken Raukema 1 175

Nederlands en moderne vreemde talen (in het voortgezet onderwijs).

Literatuureducatie in het basisonderwijs

Hoewel de term literatuureducatie' in het basisonderwijs nauwelijks gangbaar is, wordt in de praktijk wel degelijk aan literatuureducatie gedaan, vaak onder de noemer leesbevordering (om de leesbereidheid te vergroten en het plezier in lezen te bevorderen), en veelal geïntegreerd in het lees- en taalonderwijs.

De doelstellingen van literatuureducatie in het basisonderwijs zijn veelal 'verborgen' in de kerndoelen van taal- en leesonderwijs. In de doelen is een verdeling aan te brengen tussen receptieve (`kennismaken met'), productieve (zelf schrijven, spelen, vertellen) en reflectieve doelen (`waardering kenbaar maken'), een gebruikelijke driedeling in de (bredere) culturele vorming. Het stimuleren van literatuureducatie in het basisonderwijs zal gericht moeten zijn op alle drie de doelstellingen.

Het is van essentieel belang (aankomende) docenten in het basisonderwijs bekend te maken met en bewust te maken van het begrip literatuureducatie en het belang ervan. In veel taal- en leesmethodes worden jeugdliteraire teksten aangeboden, maar de bewustmaking van docenten moet in de opleidingen beginnen. Hier is een taak weggelegd voor de Pabo's. Literatuureducatie zou wat ons betreft een vaste plaats in het curriculum moeten krijgen.

In het basisonderwijs wordt in wisselende mate gewerkt met projecten als Boekenpret en Fantasia, de Kinderboekenweek, de Gouden Muis, de Gouden @penstaart, Boekmail, A new wave, de Rode draad, en vanouds worden regelmatig auteursbezoeken op school georganiseerd.

Literatuureducatie in het voortgezet onderwijs

In de onderscheiden vormen van voortgezet onderwijs zijn verschillende kerndoelen en eindtermen geformuleerd: voor de basisvorming, het vmbo en de tweede fase havo/vwo.

Theoretisch is er sprake van een doorlopende weg van de kerndoelen in het basisonderwijs, via de kerndoelen van de basisvorming naar de eindtermen voor havo/vwo. Bij het bepalen van het (gevarieerde) aanbod is het van belang dat steeds de doorlopende wegen in de gaten worden gehouden en te bezien of deze ook in de praktijk functioneren en aansluiten bij de doelen. Hierbij moet rekening gehouden worden met het feit dat in deze leeftijdsgroep (ca. 14 jaar) de leesbereidheid in veel gevallen sterk afneemt.

In het voortgezet onderwijs gaat het om projecten als Bazar (vmbo), de Jonge Jury, Doe maar dicht maar (poëzie), Sirene, Dag van de literatuur en diverse websites gericht op literatuur als Schrijversnet en Literatuurweb.

Hoger beroepsonderwijs en wetenschappelijk onderwijs

In beide vormen van hoger onderwijs is sprake van een verminderde aandacht en belangstelling voor het lezen van literaire teksten. In het algemeen neemt de culturele bagage van hoger opgeleiden verder af en dat is een blijvend punt van zorg. Dit geldt voor alle hbo- en universitaire opleidingen, ongeacht of ze opleiden tot een vak dat een directe relatie heeft met literatuureducatie (bijvoorbeeld de Pabo of

176 1 Stichting Lezen en literatuureducatie - Anne-Mariken Raukema

Letterenstudies).

De SLO heeft recentelijk in opdracht van Stichting Lezen een module Leesbevordering voor Pabo-studenten ontwikkeld, waarin voor alle groepen in het basisonderwijs concrete lessuggesties worden gedaan. Dit programma is evenwel facultatief; pabo's zijn vrij in het curriculum aandacht te schenken aan jeugdliteratuur en leesbevordering. Eenzelfde patroon laat zich zien bij de opleiding voor leerkrachten Nederlands en moderne vreemde talen.

Voor universitaire opleidingen – letteren en andere studierichtingen – geldt dat de ontwikkelingen rond het Studiehuis, waarbij het onderwijs in het Nederlands en de moderne vreemde talen op ingrijpende wijze is veranderd, consequenties hebben voor de letterenopleidingen en het niveau van de geletterdheid van de (aankomende) studenten.

6 Plan van aanpak literatuureducatie

In het tweede deel van mijn verhaal kom ik op het plan van aanpak, zoals wij dat als Stichting Lezen bezig zijn te formuleren. Ik zou u willen vragen straks kritische vragen te stellen als u meent dat wij de verkeerde weg inslaan, en vooral met uw eigen ervaringen en vragen te komen.

Als kern van het probleem met betrekking tot literatuureducatie zien wij de kloof tussen vraag en aanbod en de rol van de intermediairs daarin. Onder vraag verstaan we de kerndoelen en eindtermen zoals die zijn opgesteld voor het basisonderwijs, de basisvorming, het vmbo en de Tweede Fase. Onder aanbod verstaan we het geheel van middelen en materialen dat ingezet kan worden om de doelen te bereiken: de methodes voor basis- en voorgezet onderwijs, de producten (campagnes met een actieperiode, de activiteiten en diensten die altijd geleverd kunnen worden en materialen) die zowel op landelijk als regionaal niveau beschikbaar zijn. Onder intermediairs verstaan we de docenten, die de spil vormen tussen vraag en aanbod. Uw onderwijs immers is gericht op het behalen van de doelen.

Om actuele vragen en problemen die zich in de praktijk voordoen te achterhalen, hebben wij een vragenlijst opgesteld – dat is de reden waarom we met de enquête zijn begonnen...

Daarnaast willen we een aantal groepen vormen van (actieve) sleutelfiguren om de knelpunten van het literatuuronderwijs zoveel mogelijk in kaart te brengen en te achterhalen hoe scholen hun vragen met betrekking tot bij- en nascholing oplossen dan wel wensen op te lossen. Per onderwijsvorm (tweede fase en vmbo in eerste instantie en basisvorming en basisonderwijs in tweede instantie en op termijn ook hbo en wo) willen we aparte groepen organiseren met daarin onder anderen docenten, lees- en literatuurcoördinatoren, sectie- en schoolleiders, schoolbegeleiders, onderzoekers en vakdidactici.

Problemen die (zouden kunnen) worden gesignaleerd – maar dat weet u veel beter dan ik - zijn o.a. het werken met het leesdossier en het fictiedossier, verwerkingsopdrachten, allochtone literatuur en literatuur voor allochtone leerlingen, de na- en bijscholing, de relatie fictie/non-fictie, de mogelijkheden die internet biedt, de relatie

Stichting Lezen en literatuureducatie - Anne-Mariken Raukema 1 177

tussen verplicht lezen en lezen in de vrije tijd, en geïntegreerd literatuur onderwijs (GLO).

De taken ten aanzien van literatuureducatie

Als vijf kerntaken van Stichting Lezen als kenniscentrum voor literatuureducatie zien we:

  1. analyse van het aanbod

  2. vergelijking van methoden

  3. landelijke verspreiding van regionale en lokale projecten

  4. vertaling van wetenschappelijk onderzoek naar de praktijk

  5. geven van schoolgebonden adviezen en opleiden/trainen van de schoolcoördinatoren

  6.  Analyse van het aanbod

Een eerste taak is een heldere analyse van het aanbod van methoden, projecten, activiteiten, acties en nascholingsmogelijkheden. Daarbij wordt gekeken naar de inhoud van het aanbod, in hoeverre deze aansluit bij de doelen (eindtermen en kerndoelen), en in hoeverre er sprake is van structurele dan wel incidentele acties. Op deze manier komen vraag en aanbod in beeld, de dubbelingen en de hiaten. Aan de hand van deze analyse kan Stichting Lezen actie ondernemen om waar nodig vraag en aanbod beter op elkaar af te stemmen. In de analyse worden niet alleen de landelijk ontwikkelde projecten en acties opgenomen, maar ook die welke op lokaal en regionaal niveau zijn ontwikkeld en worden uitgevoerd en in potentie landelijk kunnen worden uitgevoerd.

  1.  Vergelijking van methoden

Na de invoering van basisvorming en tweede fase is het aanbod van methoden Nederlands en moderne vreemde talen aangepast. Een aantal methoden heeft de veranderingen die zijn ingevoerd voor het onderdeel Literatuur daadwerkelijk aangepakt, een aantal heeft dat meer visueel dan feitelijk inhoudelijk gedaan. Voor secties en docenten is het niet altijd duidelijk welke methode het meest geschikt is. Een vergelijkend onderzoek naar de kwaliteit en bruikbaarheid van de nieuwe methoden is daarom van groot belang. Levende Talen heeft in december 1994 de uitkomsten gepubliceerd van een vergelijkend onderzoek naar methodes voor de bovenbouw havo/vwo. Het is tijd voor een nieuwe vergelijking.

  1.  Landelijke spreiding van regionale en lokale projecten

Docenten in basis- en voortgezet onderwijs moeten niet alleen geïnformeerd worden over landelijk ontwikkelde en uitgevoerde projecten, maar ook moeten zij in de gelegenheid worden gesteld om op lokaal en regionaal niveau ontwikkelde en goedlopende projecten en activiteiten in te zetten voor het lees- en literatuuronderwijs. Voorbeelden uit het verleden zijn de projecten die in het kader van Sirene (o.a. boek en film) werden ontwikkeld en niet verder kwamen dan Zeeland, en activiteiten in het kader van Drie in een (Noord-Brabant, Limburg en Zeeland) en De rode draad (Noord-Brabant). De Sirene-projecten moeten weliswaar geactualiseerd worden, maar

178 1 Stichting Lezen en literatuureducatie - Anne-Mariken Raukema

zijn in potentie zeer geschikt om aan te bieden op landelijke schaal in het kader van literatuureducatie. Deze werkwijze werd eerder al met succes toegepast bij de totstandkoming van het project Bazar, waarbij expliciete aandacht werd gegeven aan een tot op heden (in zowel wetenschappelijke als didactische zin) sterk onderbelichte onderwijsvorm: het vmbo. Het ligt in de bedoeling jaarlijks een of twee landelijke bijeenkomsten te organiseren waarbij vraag (onderwijs) en aanbod (instellingen) samenkomen.

  1.  Vertaling van wetenschappelijk onderzoek naar de praktijk

Direct in relatie tot het bestaande werk van Stichting Lezen is de vertaling van wetenschappelijk onderzoek naar de praktijk. Bestaande activiteiten als de bijeenkomsten waar onderzoek en praktijk bijeenkomen spelen hierin een belangrijke rol. De kloof tussen literatuurwetenschap, literatuurdidactiek en literatuuronderwijs waar in 1980 Wam de Moor al op wees en waar in Tsjip/Letteren (jaargang 11, nummer 4) Joop Dirksen ook naar verwijst, moet gedicht worden.

  1.  Geven van schoolgebonden adviezen

Als laatste maar meest essentiële taak zien wij het adviseren van leerkrachten, docenten en secties op specifieke vragen. De praktijk leerde de afgelopen jaren dat het losse nascholingsaanbod voor leerkrachten en docenten niet naar wens van de deelnemers functioneert. Het aanbod van de pedagogische centra, universiteiten en hogescholen, de jaarlijkse dagen van het Letterkundig museum en BulkBoek's Dag van het literatuuronderwijs hebben naar ons idee geen blijvend effect op de hele sectie, maar zijn slechts incidentele en kortdurende interventies die veelal alleen van toepassing zijn voor de docent die de nascholing heeft gevolgd. Een inventarisatie van het aanbod is een eerste, het opstellen van een plan om effectief docenten te adviseren en te komen tot een vorm van bijscholing/training aan de literatuurcoördinatoren op school, een tweede stap.

Op schoolniveau zal een deskundige (literatuurcoördinator) moeten worden aangewezen, die als vraagbaak en aanspreekpunt functioneert. Deze kan gebruik maken van het aanbod van bijscholing dat door Stichting Lezen wordt gecoördineerd. Daarnaast is deze coördinator - voor het voortgezet onderwijs iemand van de sectie Nederlands, moderne vreemde talen of literatuur, voor het basisonderwijs de leescoördinator – degene die de directe contacten onderhoudt met de consulent literatuureducatie van Stichting Lezen.

7 Tot besluit

We zijn inmiddels ruim drie maanden verder. Sinds 18 februari 2002 is Stichting Lezen versterkt met een medewerker die zich volledig met literatuureducatie gaat bezighouden. Zijn naam is Martijn Nicolaas en hij heeft zeven jaar Nederlands gegeven op het Haags Montessori Lyceum. Wij gaan samen de kar trekken die literatuureducatie heet. U hoort nog van ons. U kunt ons ook benaderen met uw vragen en/of reacties: 020-6230566 of mnicolaas@lezen.nl of amraukema@lezen.nl

Stichting Lezen en literatuureducatie - Anne-Mariken Raukema 1 179

-

Labels

doelgroep
NT1-leerlingen
domein
literatuuronderwijs
land
Nederland
onderwijstype
basisonderwijs
volwassenenonderwijs
voortgezet/secundair onderwijs

Dit artikel is onderdeel van

Onderdeel van

15de Conferentie Het Schoolvak Nederlands · 2001