Jeugdboekengenres in de klas. Leren lezen, laten lezen, een doorgaande leerlijn voor de basisschool

Petra Moolenaar  ·  16de Conferentie Het Schoolvak Nederlands  ·  2002  ·  pagina 343 - 346

JEUGDBOEKENGENRES IN DE KLAS
LEREN LEZEN, LATEN LEZEN;
EEN DOORGAANDE LEERLIJN VOOR DE BASISSCHOOL

Petra Moolenaar

1   Inleiding

Tot op dit moment wordt het werken met jeugdboeken in de klas in Nederland alleen maar ad hoc toegepast. Kinderboekenweken en kortlopende projecten zijn aanleiding om aandacht te geven aan kinderboeken en kinderboekenschrijvers. Het wordt zaak dat er aandacht komt voor een doorgaande leerlijn van groep 1 tot en met 8. In dit artikel wil ik op een simpele manier laten zien hoe je zo ' n leerlijn kunt realiseren aan de hand van een viertal genres. Eerst komen de doelen aan bod, zoals die gesteld worden door het ministerie, vervolgens zetten we de gestelde doelen om in een doorgaande leerlijn voor jeugdliteratuur. Deze leerlijn zal exemplarisch worden toegelicht aan de hand van vier genres. En als laatste richten we ons op een pas verschenen boek van Hansma, 2002 over taaleducatie met versjes en gedichtjes, om te kijken of dit boekje vol werkvormen is in te passen in de leerlijn.

2 Uitgangspunten

Uitgangspunt 1 de doelen die gesteld worden aan het leesonderwijs. Wie de kerndoelen voor het basisonderwijs in Nederland erop na leest, stuit op twee leerwegen: leerweg 1 is de oriëntatie op het lezen en de verschillende genres en leerweg 2 is het ontwikkelen van literaire competenties bij kinderen. Wij, de auteurs van het boek 'Leren lezen, laten lezen' 2002, hebben geprobeerd deze leerwegen meer inhoud te geven, zodat alle aspecten van cultuuroverdracht gewaarborgd zijn zonder dat dit ten koste gaat van het leesplezier. Leesplezier staat voorop. De literaire competentie van de kinderen moet dus op een natuurlijke wijze naar voren komen uit hun leeservaring.

Zo komen we bij leerweg 1 tot de volgende doelen: 1.kinderen lezen graag boeken en gedichten en ze luisteren met plezier naar verhalen; 2. kinderen weten door het

Jeugdboekengenres in de klas 1 343

literatuuraanbod waarom ze wel of niet lezen; 3.ze zijn bereid om over de inhoud van fictie na te denken en onderling en met andere leeservaringen uit te wisselen. Bij leerweg 2 komen we tot een verdieping van leerweg 1 De volgende doelen staan in leerweg 2: 1. kinderen kunnen de inhoud van een verhaal of een gedicht, dat ze zelf gelezen hebben of voorgelezen hebben gekregen begrijpen en weten zo hoe ze verschillende verhaalsoorten en soorten gedichten moeten interpreteren; 2. kinderen kunnen een verhaal of een gedicht zo navertellen of voordragen dat anderen er met plezier naar luisteren; 3. kinderen kunnen informatieve – en fictionele teksten onderscheiden; 4. kinderen kunnen binnen fictionele teksten genres onderscheiden; 5. kinderen kunnen een verhaal, een gedicht en een dialoog voor een hoorspel ofeen toneelstuk schrijven; ze kunnen een eenvoudig prentenboek maken of een strip tekenen; 6. kinderen kunnen hun leeservaringen, hun mening over boeken, hun waardering of afkeuring ervan op persoonlijke wijze weergeven of onderbouwen; 7. kinderen beschikken over een begrippenapparaat dat hen in staat stelt over literaire teksten na te denken en dathet uitwisselenvanleeservaringen gemakkelijker maakt; 8. kinderen weten bij het kiezen van boeken waar ze informatie over de inhoud van het boek kunnen vinden en maken daarbij ook gebruik van de faciliteiten van de openbare bibliotheek en internet. (Meelis e.a. I 2002: 16) De doelen worden bereikt door het spelen met boeken, verhalen en gedichten en literaire begrippen worden door het zelf omgaan met verhalen, strips, gedichten aan de kinderen duidelijk. Hierdoor blijft het leesplezier bestaan en neemt de literaire competentie van het kind toe, zonder dat we tot een Drop -analyse vervallen.

In dit artikel wil ik laten zien hoe door ons (Meelis e. a. I en II 2002) verschillende genres in leerlij n zijn gezet. Alle hier geformuleerde doelen realiseer je in 8 leerjaren, dat betekent dat je als docent een opbouw moet aanbrengen een doorgaande leerlijn.

We tippen hier even de volgende genres aan: het prentenboek, het sprookje, het avonturenverhaal en het gedicht.

3 Genres

Genres in een leerlij n zetten, wil zeggen: je bewust zijn van de verschillende soorten verhalen, die binnen dat genre voor komen, maar je ook realiseren dat je moet zoeken naar verschillende werkvormen opbouwend in moeilijkheidsgraad, zodat j e bij kinderen het literair inzichtwakker roept. Voor het prentenboek bijvoorbeeld betekent dit dat je prentenboeken naar verhaalsoort gaat indelen, maar ook naar boekuitvoering: je hebt, de kijk- en speelboeken, de sluip -door, kruip -door prentenboeken, de prentenboeken met een dubbele verhaallijn (de illustratie

344 1 Jeugdboekengenres in de klas

vertelt een ander verhaal dan de tekst), en het één op één verhaal (de illustratie valt gelijk met de tekst) Voor wat betreft de verhaalinhouden, onderscheiden we: prentenboeken met een repeteerverhaal, zoals `psst' van Sally Grindley en Peter Utton; prentenboeken met een fabelachtige inhoud, prentenboeken met dierenverhalen en prentenboeken met realistische verhalen. (Meelis e.a. I 2002; hoofdstuk 4 en 5) In een repeteerverhaal speelt een gebeurtenis zich drie keer af. De spanning wordt hierdoor opgevoerd. De eerste twee keer ging het goed, de derde keer kan het niet anders dan slecht aflopen, hoe kunnenwe deverhaalpersoon waarschuwen. Kinderen leren door het repeteerverhaal spelenderwijs het verhaalverloop voorspellen; ze leren voorspellend lezen (Meelis e. a II 2002; bladzijde 10 tot en met 15). Met een dierenverhaal, zoals 'Kikker en vreemdeling' van Max Velthuijs kun je het met kleuters over de verhaalinhoud hebben. Kikker is helemaal gebiologeerd door de vreemdeling rat die bij hen in het bos komt wonen. Kikker accepteert rat als enige. Als rat dan plotseling held wordt doordat hij een brandend huis blust en eindelijk niet meer gediscrimineerd wordt, wordt het rat te veel en vertrekt hij weer. Kleuters van groep 2 praten over het gevoel dat leeft bij rat; ze bekijken het verhaal door de ogen van rat. Ze tekenen het verhaal opnieuw, maar nu zoals rat hetverhaal heeft beleefd. Door hun tekeningen ontstaat er een nieuw verhaal, (Meelis e. a. II, bladzijde 43)

Prentenboeken in een leerlijn voor wat betreft de werkvormen: groep 1 en 2 voorlezen, kijken naar, tekenen en praten over; groep 3 zelf lezen van verschillende prentenboeken, groep 4 lezen en kijken op verschillende niveaus, groep 5 –6 filosoferen met prentenboeken, (bijvoorbeeld aan de hand van het boek 'Olifant en de tijdmachine van Max Velthuijs, groep 7-8 de prent als kunst.

Sprookjes in een leerlijn: groep 1-2-3 hoofdzakelijk vertellen, met groep 4-5 op zoek naar cultuursprookjes, groep 6 maakt haar eigen sprookjesbundel; ze lezen zelf sprookjes, motiveren hun keuze, herkennen irreële elementen en zien overeenkomsten en verschillen met de oude volkssprookjes, groep 7-8 bekijkt de sprookjes uit andere culturen en worden gefascineerd door verschillende bewerkingen, zoals bijvoorbeeld de bewerkingen van Roald Dahl.

Voor avonturenverhalen geldt hetzelfde als voor prentenboeken. Verschillende soorten avonturen vergaren zich in dit genre. Zo hebben we de episodische verhalen voor groep 1-2-3, waarin steeds dezelfde verhaalfiguur terechtkomt in steeds weer een nieuw realistisch avonturenverhaal. Denk aan 'Madelief en Tin Toeval' van Guus Kuijer. Met kinderen nadenken over de heldhaftigheid van het personage (Meelis e. a. II; hoofdstuk 5) Vervolgens stuitenwe op de fantasieverhalen voor groep 4-5-6. Samen fantaseren over spanning en ruimte. (Meelis e. a. II; hoofdstuk 6). We eindigen met de historische verhalen en realistische verhalen voor groep 7 – 8 en ook hier werken we weer met spanning, ruimte en personages.

Jeugdboekengenres in de klas 1 345

Nergens is een leerlijn zo evident als bij het genre 'poëzie'. Kinderen genieten van poëzie: ze kunnen hun emoties er in kwijt; ze kunnen lachen met onzingedichten; ze kunnen verrast reageren op de vorm: een elfje, een episodegedicht, een haiku, een limerick, een ronddeel, een anagram, een metafoor; ze kunnen leuk spelen met rijm. Bij gedichten gaat het om het samen lezen van gedichten, of het samen maken/ schrijven van gedichten, of het voordragen van gedichten.

Het elfje, zoals Monique Hansma dit in haar boek (Monique Hansma, Henk Hansma 2002) introduceert bij jonge kinderen, is een klassenvoorbeeld van het opbouwen van literaire competentie. Kinderen leggen de vorm van het elfje in gekleurd karton op de grond en maken dan door dit karton in te vullen hun eigen gedicht. Iedere regel bestaat uit een aantal voor een elfje toegestane woorden. Verder beantwoorden de kinderen bij iedere versregel een vraag. Zie het volgende voorbeeld: wat is het? Tomaat; hoe ziet hij eruit? Een rode; waar is het? In de tuin; wat doe je ermee? Neem een grote hap; wat hoor je? Auw.

Harry Overmeijer komt zo in groep 7 tot het volgende elfje:

File,

Blikken, dozen,

Zuipen liters benzine, Een kleurig metalen lint, Eindeloos.

4 Conclusie

Het mag duidelijk zijn alleen met een gedegen leerlij n voldoet het vak jeugdliteratuur aan de kerndoelen en blijft cultuuroverdracht in de meest ruime zin overeind, zonder dat de lessen afbreuk doen aan leesplezier. Sterker nog: de lessen vergroten het leesplezier bij kinderen en de leerlijn maakt voor de docent duidelijk waar hij of zij aan werkt.

Literatuur:

Monique Hansma, Henk Hansma Taaleducatie met vers j es en gedichtjes 'werkboek en cd-rom, H Buitgevers, Baarn 2002.

Tonny Meelis- Voorma, Petra Moolenaar, Harry Overmeijer Leren lezen, laten lezen' studieboek (1) en werkboek (II), Wolters-Noordhoff, Groningen 2002.

346 1 Jeugdboekengenres in de klas

Labels

doelgroep
NT1-leerlingen
domein
literatuuronderwijs
land
België
onderwijstype
basisonderwijs
thema
doelstellingen
leerlijn
onderwijsleermateriaal
papier

Dit artikel is onderdeel van

Onderdeel van

16de Conferentie Het Schoolvak Nederlands · 2002