Op queeste met het vak Nederlands surfen met resultaat

Katrien Durnez & Fransien Vandermeersch  ·  16de Conferentie Het Schoolvak Nederlands  ·  2002  ·  pagina 249 - 261

OP QUEESTE MET HET VAK NEDERLANDS SURFEN MET RESULTAAT

Katrien Durnez & Fransien Vandermeersch

1   Inleiding: wat is een WebQuest?

In het onderwijs komt er steeds meer belangstellingvoor een activerende werkvorm die WebQuestwordt genoemd. Een WebQuest is een gestructureerde leeractiviteit waarbij leerlingen gebruik moeten maken van informatie die op het internet te vinden is. Het gaat verder dan alleen maar het zoeken van een antwoord op een vraag. Leerlingen moeten met een opdracht aan de slag die hun denken op een hoger plan brengt. Het product kan een plan, rapport, voorstel, poster, (Powerpoint)presentatie, tentoonstelling, internetsite ofwerkstukzij n. In principe kunnen WebQuests voor elk vak ontworpen worden. Een WebQuest kan klein zijn; in totaal zo'n 1 tot 3 lesuren. Het hoofddoel is dan dat leerlingen kennis verwerven en die integreren in de reeds aanwezige kennis. De WebQuest kan ook omvangrijker zijn en genoeg werk opleveren voor een groepje leerlingen voor meerdere weken. In dit geval gaat het om het uitbreiden en verfijnen van reeds aanwezige kennis.

http: // www. aps. nl/webleren

2 WebQuests binnen de nieuwe visie op schools leren

Naar schoolsituatie vertaald betekent dit dat leerlingen een stukje leerstof zelfstandig verkennen, verwerven en verwerken via links op het net. Deze manier van werken past binnen het probleemoplossend leren. Leraren zijn niet langer meer kennisoverbrengers maar worden ontwerpers van creatieve opdrachten volgens een welbepaalde structuur en binnen afgebakende tijd. Onderweg vervullen zij de rol van coach om de leerlingen op hun leertraject bij te sturen. Zij evalueren zowel proces als product.

Op queeste met het vak Nederlands 1 249

Effectief leren met ICT

Hedendaagse pedagogen hanteren 6 criteria bij het beoordelen van effectiefleren'

doelgericht   • de leerlingen hebben kennis van de doelen

  •  de leerlingen zijn gemotiveerd

voor de doelen   1 2 3 4 5 6

contextgebonden

interactief, coöperatief

actief construerend

cumulatief

  • de leerinhouden worden in die manier van

werken aangebracht via authentieke,

reële contexten

  • de leerlingen passen het geleerde

toe in veel verschillende situaties   1 2 3 4 5 6

  • de leerlingen verkennen zelf het

onderwerp en daarbij ontstaat

er communicatie

  • de leerlingen kunnen met die manier

van werken veel leren van elkaar   1 2 3 4 5 6

  • alle leerlingen zijn actief betrokken bij het construeren van kennis   1 2 3 4 5 6

  • die manier van werken houdt rekening met de kennis en vaardigheden die leerlingen al hebben

  • de leerlingen kunnen op hun eigen niveau/tempo vorderen om een hoger eindniveau te bereiken   1 2 3 4 5 6

  •  

    zelfgestuurd

    • die manier van werken laat

    voldoende ruimte aan de leerlingen om zelf beslissingen te nemen over doelen en methode

    • leerlingen moeten reflecteren over hun handelen

    1 2 3 4 5 6

    4 Webquest Verhalencafé

    "De enige manier om de wereld te begrijpen", zei Magnus ooit, "is door een verhaal te vertellen. De wetenschap", zei Magnus, "brengt alleen kennis van de werking der dingen. Verhalen brengen begrip."

    Uit In Babylon van Marcel Möring

    250 1 Op queeste met het vak Nederlands

4.1 Doelstellingen

Via zelfstandig werk dat ondersteund wordt door ICT

  •  kunnen leerlingen minstens twee voorbeelden geven van sage, van legende en van hedendaagse legende (de inhoud kort vertellen);

  •  kunnen leerlingen uit de voorbeelden de kenmerken van sage en legende afleiden;

  •  kunnen leerlingen de typische kenmerken van sage, van legende en van hedendaagse legende herkennen in nieuwe voorbeelden;

  •  kunnen leerlingen in groepjes van 4 tot 6 leerlingen enkele sagen en legenden selecteren voor een mysterieuze vertelavond voor ouders en vrienden. Ze zorgen voor aangepaste kledij, muziek, attributen, dans...;

  •  kunnen leerlingen een verhaal vertellen voor een publiek van jongeren en volwassenen;

  •  maken leerlingen een uitnodiging voor hun vertelcafé, met behulp van ICT;

  •  kunnen leerlingen individueel, in duo's en in groep constructief samenwerken combineren.

4.2 De WebQuest

4.2.1 De opdracht

Een typische eigenschap van een WebQuest is dat de zoektocht vertrekt van een authentieke opdracht waarbij een stuk(je) leerinhoud vereist is om de taak te kunnen volbrengen.

Je organiseert met je klas een vertelavond voor ouders, leraren en medeleerlingen. Tijdens de les Nederlands bereid je die vertelavond voor. Omdat mensen graag luisteren naarverhalen over andere mensen, hun lotgevallen, avonturen, problemen en geheimen gaan jullie op zoek naar sagen en legenden. Veel mensen zijn geïnteresseerd in hun eigen streek en hoe mensen vroeger dachten en leefden. Mysterie en spanning zijn nooit ver weg.

Op queeste met het vak Nederlands 1 251

4.2.2 Stappenplan

4.2.2.1 De begrippen sage en legende verkennen

Opdracht als duowerk

  • Ga naar de website www.sip.be/dpb/nederlands. Op die website vind je in de rubriek verhalencafé duidelijke omschrijvingen van de verhaalvormen legende en sage. Noteer die omschrijvingen en vergelijk ze met elkaar. Vergelijk ook met de omschrijvingen die je vindt via"http://www.vandale.nl" www.vandale.nl

  • Maak gebruik van de zoekmachine google www.google.be en geef de zoekopdracht sage +legende. Zoek nu de sage van Het ros Beiaarden de legende van De vliegende Hollander. Lees de verhalen en ga na of je de kenmerken van de sage en de legende uit de vorige opdracht herkent.

  • Wat is je besluit na deze opdracht? 4.2.2.2 Met behulp van onderstaande URL-adressen zoek je

  • een legende (volgens de definitie van opdracht 1)

  • een hedendaagse legende of urban legend

  • een sage rond een held of heldin

  • een sage rond een mysterieus wezen (geest, spook, weerwolf....)

  • een sage rond een heks of een tovenaar

  • een sage rond een plaats of plaatsnaam.

Probeer de inhoud af te printen. Duowerk.

Vergeet niet te noteren op welk URL-adres je de sage/legende vond.

www. meteo-maarssen. 8 m. com/sagen/sagen. htm www. broodj eaap .n1

www.meertens.knaw.nl/vvb/introvvb.html www.vertellen.com

www. heksenkring. boudicca.de/hk_folk.htm

4.2.2.3 Maak nieuwe groepen (4 tot 6 leerlingen) en stel het resultaat van je zoekacties (opdracht 2) aan elkaar voor.De gevonden verhalen vormen de basis voor een mysterieuze vertelavond voor ouders en vrienden. Hoe zal je dit organiseren?

  • Selecteer alvast (ten minste) vier verhalen op basis van originaliteit, vertelmogelijkheden, spanning en verbeelding, eigen streek of buitenland...

252 1 Op queeste met het vak Nederlands

Kies in elk geval verhalen waar je zelf achter staat, die je graag vertelt en niet zomaar het eerste het beste wat je onder de ogen krijgt. Geloof in het verhaal, in de karakters die er in optreden en in eventuele achterliggende ideeën. Lees het meer dan een keer, haal de episodes beeldend voor ogen als een toneelstuk of film.

In een goed voorbereid verhaal worden lange natuurbeschrijvingen vermeden, wisselen dialogen zich af met gebeurtenissen en wordt zo beeldend mogelijk verteld zodat het publiek de situaties en personen in hun fantasie voor hun ogen zien voorbijtrekken.

Bespreek wie welk verhaal zal vertellen en in welke volgorde. Kan een verhaal door meer dan een persoon verteld worden?

  • Bespreek de technische kant van de zaak: muziek, dans, attributen, decor... Welk soort lokaal wil jullie groepje, wat willen de andere groepjes en wat is haalbaar? Zorg dat de juiste sfeer wordt opgeroepen en zorg ook dat het publiek lekker zit, liefst op dezelfde hoogte van de verteller. Maak een taakverdeling.

  • Criteria/ tips bij het (voorlezen of) vertellen laat je door de leerlingen zelfstandig verwerken ofwel vanuit de url http://www.vertellen.com ofwel vanuit een lijst zoals hieronder aangegeven.

1 Vertel zoveel mogelijk in hele zinnen en controleer jezelf op stopwoordjes en uh's en oh's, of laat een ander naar je luisteren.

2 Leer de chronologische opbouwvan hetverhaal van buiten en schrijfdesnoods enkele kernwoorden op je hand of arm, zodat je de drie wensen, de drie opdrachten of de drie toverwoorden niet vergeet en je alle aandacht kan geven aan de loop van het verhaal.

3 Maak duidelijk aan je publiek dat je weet dat ze er zijn. Maak oogcontact. Ga niet staren, tenzij je juist wil dat je publiek in verlegenheid wordt gebracht. Probeer te reageren op reacties of geluiden uit het publiek zonder je concentratie te verliezen.

4 Vraag je af of je bijpassende ondersteunende geluiden kan gebruiken.

Bijvoorbeeld papiergeritsel dat geluid van de wind door de bomen moet voorstellen of trommelen met... bij spannende stukken. De geluiden moeten het verhaal ondersteunen en niet overstemmen.

5 Let op het tempo van vertellen. Bedenk dat het verhaal te volgen moet zijn door luisteraars die geen tekst bij de hand hebben. Wees dus niet te snel. Denk ook aan variatie in tempo.

Op queeste met het vak Nederlands 1 253

6 Time je vertellen. Kleine pauzes kunnen spanning opwekken.

7 Varieer in volume. Wees voorzichtig met te zacht praten. Zacht praten kan eigenlijk alleen maar als je een microfoon tot je beschikking hebt. Zorg voor een goede microfoontechniek: houd de microfoon verder van je mond als je hard praat.

8 Leid je verhaal in als je denkt dat je publiek je anders niet begrijpt. Leg bijvoorbeeld uit om welke plaats of persoon het gaat.

9 Maak gebruik van je lichaam en het eventuele decor. Kniel op je respect te tonen, of klim op een stoel als je wil indruk maken. Loop tussen het publiek door om de afstand te verkleinen.

10 Verzorg je uitspraak zodat het publiek je goed verstaat.

Tips uit Vertellen in kleine kring van Anne Pelowski en Cecile Beijk (Biblion, Den Haag) en uit Doe Maar Dicht Maar Lesmateriaal 1999 (Stichting Doe Maar Dicht Maar)

  •  Zorg ook voor een aantrekkelijke uitnodiging die je met behulp van de computer maakt. Dit is een klassikale opdracht, eventueel in samenspraak met de leraar P.O.

  •  Criteria om de eigenlijke presentatie te beoordelen

Criteria   Commentaar

Je vertelt je verhaal in hele zinnen.

Je vertelt je verhaal op een chronologische manier.

Je hebt een goed contact niet je publiek. De ondersteunende geluiden zijn gepast. Je verteltempo is gepast en gevarieerd.

Je spreekt duidelijk en je varieert je volume.

Je hebt voor een passende inleiding gezorgd.

254 1 Op queeste met het vak Nederlands

• Criteria om de uitnodiging te beoordelen

Correct

De inhoud is correct en volledig.

De taal is correct: spelling, zinsbouw, woordkeuze, leestekens.

Duidelijk

Krijgt de lezer een antwoord op

de vragen wie, wat, waar, wanneer, welke acties...

Aantrekkelijk

Zijn de gebruikte taal en de lay-out uitnodigend?

Gepast

Is de taal en de vorm gepast voor het beoogde publiek en doel?

5 WebQuest: Kies, KOOS, gekozen.

Een voorname(n) powerpointpresentatie

5.1 Doelstellingen

Via zelfstandig werk dat ondersteund wordt door ICT

kunnen leerlingen minstens zeven factoren opsommen die de keuze voor een voornaam beïnvloeden;

  •  kunnen leerlingen van minstens vijf zelfgekozen voorbeelden de taalkundige oorsprong en de betekenisverklaring geven;

  •  kunnen leerlingen aan de hand van een grafiek depopulariteitvan een voornaam bespreken;

  •  kunnen leerlingen in groepjes van twee de gevonden resultaten in een powerpointpresentatie verwerken;

  •  kunnen leerlingen een presentatie geven over de keuze, de oorsprong, de betekenis en de populariteitvanvoornamen. Deze presentatie wordt ondersteund door powerpoint.

Op queeste met het vak Nederlands 1 255

  •  kunnen leerlingen tips geven bij het kiezen van een voornaam;

  •  kunnen leerlingen in duo's constructief samenwerken. 5.2 De WebQuest

5.2.1 De opdracht

Een typische eigenschap van een WebQuest is dat de zoektocht vertrekt van een authentieke opdracht waarbij een stuk(je) leerinhoud vereist is om de taak te kunnen volbrengen.

Waarom kozen Filip en Mathilde voor de naam Elisabeth en niet voor de naam Fatima? Waarom kozen jouw ouders voor jouw naam en niet voor een andere? De keuze van een voornaam kan op allerlei gronden gebeuren. Aan de definitieve keuze gaan soms heel wat overwegingen vooraf. Doorheen de jaren zie je ook bepaalde trends.

Met behulp van internet ga je op zoek naar info over de betekenis, de oorsprong en de populariteit van voornamen. Deze info verwerk je in een powerpointpresentatie. Je sluit je presentatie af met enkele tips voor een geslaagde naamkeuze.

5.2.2 Het stappenplan: duowerk

5.2.2.1 Bedenk zeven redenen die een rol kunnen spelen bij het kiezen van een voornaam. Noteer
ze. Interessante info voor leraren op de website van het Meertensinstituut

5.2.2.2 Zoek de betekenis en de oorsprong van:

  • je eigen voornaam;

  • de naam van een baby uit je omgeving;

  • de naam van je moeder;

  • de naam van je grootvader;

  • de naam van iemand uit het Belgische koningshuis.

Maak hiervoor gebruik van http://www.meertens.knaw.nl/voornamen/. Voor klassen met allochtone leerlingen kan www.namen.pagina.nl een alternatief bieden.

Noteer bij elke naam: het geslacht, de grondvorm, de verklaring van de grondvorm: de taalkundige oorsprong en de betekenis.

256 1 Op queeste met het vak Nederlands

Wat zijn je conclusies in verband met de oorsprong van de meeste namen in ons taalgebied? Waarnaar of naar wie verwijzen ze?

Wanneer vier jij je naamfeest?

5.2.2.3 Ga nu naar http://www.sopres.be/website/n/3/4/1/000.asp

Zoek naar informatie over de populariteit van de geselecteerde voornamen uit oefening twee. Zorg dat je deze grafieken kan uitleggen met behulp van de uitleg op de site.

Verwerk tenminste een grafiek in jullie powerpointpresentatie. Daarvoor slaje nu best enkele van die grafieken op in bijvoorbeeldmijn afbeeldingen. Je doet dit met behulp van de rechtermuisknop. Je kiest voor Afbeeldingopslaan als en dan sla je de afbeelding effectief op (linkermuisknop).

5.2.2.4Formuleer een vijftal tips die jonge ouders kunnen helpen bij het kiezen van een voornaam

5.2.2.5 Maak nu je powerpointpresentatie

Voor wie nog nooit met een powerpointpresentatie werkte, kun je hier instructies uitschrijven om zelfstandig mee aan de slag te gaan (bijvoorbeeld: ga naar start en klik aan. Klik programma's aan. Klik powerpoint aan...)

Als tussentijdse evaluatie kun je ook een hand-out van een pwp bespreken waar nog wat werk aan is (titels, kernwoorden, nummering...)

6 WebQuest: Hoe meer talen, hoe meer talent

Over taalontwikkeling en meertalig opvoeden (Annick De Houwer - Blikopener, februari 2000)

6.1 Doelstellingen

Via zelfstandig werk dat ondersteund wordt door ICT

kunnen leerlingen taalkundige antwoorden zoeken op problemen van meertalig opvoeden;

  • kunnen leerlingen in duo voor medeleerlingen een kortepresentatie houden over actuele vragen rond meertaligheid;

kunnen leerlingen gebruik maken van een autoriteit op een bepaald vlak;

  • kunnen leerlingen in duo's constructief samenwerken;

kunnen leerlingen reflecteren over inhoud en vorm van hun werk.

Op queeste met het vak Nederlands 1 257

6.2 Oriënterende basistekst Hoe meer talen, hoe meer talent? Blikopener feb. 2002, p. 18-19.

6.2.1 De juiste stelling

Lees eerst de tekst helemaal door.

Formuleer nu de inhoud van de alinea in een correcte stelling (1 zin). De kopjes kunnen je hierbij inspireren.

Een voorbeeld bij al.1

Een tweetalige opvoeding is in de meeste gevallen een natuurlijke vanzelfsprekendheid.

(Andere suggesties:

al.2   Tweetaligheid levert geen enkele achterstand voor totale ontwikkeling op.

al.3   Tweetalige kinderen zijn per definitie niet slimmer dan eentalige.

al.4   Je kan verschillende talen op hetzelfde moment leren als je er genoeg tijd in stopt.

al.5   Taalvaardig word je enkel als je veel traint.)

6.2.2 De volkswijsheid

Schrijf nu bij elke alinea een volkswijsheid die je met behulp van de tekst kan ontkrachten.

Een voorbeeld bij al.1

Ouders kiezen voor tweetaligheid omdat ze denken dat kinderen hiermee voordeel opdoen.

(Andere suggesties:

al.2   Wie tweetalig opgevoed wordt, krijgt zeker achterstand op algemene ontwikkeling.

al.3   Kinderen die tweetalige zijn, zijn intelligenter dan eentalige.

al.4   Je kan geen twee talen tegelijk goed leren beheersen.

al.5   Je leert een taal al door ze gewoon ergens te horen of tweetaligen zijn per definitie slechte spellers.)

258 1 Op queeste met het vak Nederlands

6.2.3 De WebQuest: probleemoplossend denken rond taalontwikkeling m.b.v. het internet

Hierondervind je enkeleveel gesteldevragen rond meertaligheid en taalontwikkeling in het algemeen.

Kies per twee een stelling en zoek je antwoord op de site: www.ouders.nl .

Ga nu naar de rubriek taal en zoek in de vraagbaken kindertaal en meertaligheid naar de juiste antwoorden.

Schematiseer het antwoord aan de hand van enkele kernwoorden. Noteer de vraag en het schema op een transparant.

Gebruik deze transparant als ondersteuning bij het uiteenzetten van het probleem voor de klas.

Meertaligheid

1 Opnieuw tweetaligheid: welke methode (V7) (OPOL of ML@H)

2 Meertaligheid leidt tot conflict met Engelse juf. (V13) (oudertaal en schooltaal)

3 Wanneer beginnen lezen en schrijven in het Nederlands (V18) (relatie klank en teken)

4 Meertalig opvoeden op latere leeftijd: 6 en 8 (V32) (gevoelige leeftijd voor taalverwerving)

5 Kun je een Downkind tweetalig opvoeden? (V34) (taalachterstand onafhankelijk van meertaligheid)

Taalontwikkeling

6 Wereldwijd brabbelen (V2) (universeel verschijnsel van brabbelen)

7 Tweejarige draait klanken om. Een perfect verklaarbaar fenomeen (V8) (principe van de templaat)

8 Verkeerde verleden tijd: verbeteren? (V20)

(analogiefouten verklaren vanuit kennisstroming of geheugenstroming)

9 Wat is R aan de hand met de R? (V33) (waarom is de R een moeilijke klank)

10 De beroemde waarom-vragen (V43) (een taalkundige inhaalbeweging)

11 Is een 2-jarige haperaar ook een toekomstige stotteraar?(V55) (mentaal lexicon, lange termijn geheugen, korte termijn geheugen)

Op queeste met het vak Nederlands 1 259

12 Waarom noemt Annemarijn zichzelf meisje (V58) (vereenvoudiging van lastige namen)

13 Pino (pony) en ielobol (oliebol): goed verklaarbaar (V72) (dissimilatie van klinkers en universele voorkeurvormen)

14 Bijna al mijn kinderen hebben taal- of spraakproblemen: wat doe ik fout? (V74)

(de verschillende stappen in de taalverwerving)

15 Is er een verband tussen taalverwerving en intelligentie (V82) (verbale, non-verbale en emotionele intelligentie)

6.2.4 Evaluatiecriteria

Laat de medeleerlingen mekaar observeren.

Gebruik hiervoor een evaluatieblad met criteria die je eerst vooraf met de leerlingen leest en bespreekt. Een suggestie vind je hieronder.

260 1 Op queeste met het vak Nederlands

Observatieblad presentatie taalontwikkeling

Naam spreker:

Naam observant:

Klas:   Datum:

Beoordeling presentatie

1 Is de inhoud duidelijk?

- Is de vraag helder geformuleerd?

  • Is het antwoord goed gestructureerd?

2 Is de inhoud correct?

  • Is de uitleg deskundig onderbouwd (bron vermeld)?

  • Is de uitleg aanvaardbaar?

3 Is de presentatie aantrekkelijk?

- Gebruikt de spreker een goede woordkeuze? - Is de zinsbouw correct?

  • Is de uitspraak keurig?

- Is de transparant efficiënt ingezet?

4 Is de uiteenzetting gepast?

- Is de uitleg te begrijpen voor het doelpubliek (de lln)?

Reflectie bij de taak

1 Voor de spreker

  • Wat heb ik geleerd bij deze presentatie?

2 Voor de observant

- Wat heb ik geleerd over de ontwikkeling van kindertaal?

  • Wat heb ik geleerd over de kunst van het presenteren?

ja

Totaal

neen

Op queeste met het vak Nederlands 1 261

Labels

doelgroep
NT1-leerlingen
land
België
onderwijstype
voortgezet/secundair onderwijs
thema
onderwijsleermateriaal
ICT

Dit artikel is onderdeel van

Onderdeel van

16de Conferentie Het Schoolvak Nederlands · 2002