Tanja Janssen · 20ste Conferentie Het Schoolvak Nederlands · 2006 · pagina 98 - 101
TWINTIGSTE CONFERENTIE HET SCHOOLVAK NEDERLANDS
Verrijking? Al na één Inktaap kun je als ernstig jurylid gerust 'literair competent' worden verklaard. Op dat moment heb je een waardevolle variatie van literatuur van je tijd leren kennen door analyse, interpretatie, argumentatie, in recensie, gesprek en reflectie.
Actieve cultuurparticipatie? De literaire jongerenprijs heeft in tien jaar tijd duizenden jongeren uitgedaagd en bijeengebracht. Als jurylid schep je gedeeltelijk een leescultuur, neem je deel aan literaire events (ook De Nachten van Villanella), kun je naar hartenlust schrijven voor een boekenbon of ...
2. Of literaire geletterdheid in competitie en concurrentie met zoveel andere geletterd-heden haar pluimen aan het verliezen is? Neen. Naast alle andere media, de oude zoals film, radio en tv, en de nieuwe, krijgt ook de literatuur in boekvorm en digitaal een plek in de lifestyle van vele jongeren. Nog weinig teksten blijven onbekend en daardoor onbemind! Immers, online en mobiel kunnen ze wereldwijd 'aan literatuur doen'. Er valt onnoemelijk veel moois te beleven: van klassiek tot brandnieuw, via de digitalisering van bibliotheken en archieven, via sites en weblogs van grote denkers/schrijvers, via cyberpoëziecreaties, podcasts van stadsdichters, e.a. Je laat je voorlezen, je remixt woord, beeld en geluid; je kunt ook nog 'gewoon literatuur lezen', alles naar eigen verlangen. Activiteit, zelfexpressie, creativiteit zijn als waarden inherent geworden aan literatuurbeleving in dit prille begin van de 21e eeuw. Mooi toch?
Ronde 3
Tanja Janssen
Instituut voor de Lerarenopleiding, Universiteit van Amsterdam Contact: T.M.Janssen@uva.nl
Is er een relatie tussen literaire leesvaardigheid en creatieve schrijfvaardigheid?
Het lezen van literatuur en het schrijven van creatieve teksten lijken vaardigheden die nauw met elkaar verbonden zijn. Door literatuur te lezen, kunnen leerlingen vertrouwd raken met allerlei kenmerken van verhalende en poëtische teksten. Het is aannemelijk dat leerlingen hierdoor die kenmerken beter kunnen toepassen wanneer ze zelf verhalen en gedichten schrijven. En omgekeerd: wie zelf aan creatief schrijven doet, ontdekt wat er allemaal komt kijken bij het schrijven en voor welke keuzes schrijvers staan. Uitgerust met zo'n "schrijvers-bewustzijn" zijn leerlingen misschien beter in staat om verhalen en gedichten van anderen te lezen en op waarde te schatten.
98
4. Literatuur
Als er zo'n sterke relatie is tussen literatuur lezen en creatief schrijven, dan is het wellicht zinvol deze vaardigheden op school in combinatie of geïntegreerd met elkaar te onderwijzen. Het literatuuronderwijs en het schrijfonderwijs zouden dan meer op elkaar afgestemd kunnen worden dan nu meestal gebeurt. Immers, bij de huidige verkaveling van vakonderdelen, vormen literatuur- en schrijfonderwijs dikwijls sterk gescheiden werelden, met aparte lesuren en aparte methoden.
Maar hangen literatuur lezen en creatief schrijven werkelijk met elkaar samen? In opdracht van Stichting Lezen deed Marleen Kieft een literatuurstudie naar de relatie tussen literaire productie en receptie (Broekkamp & Kieft, 2005). Daaruit komt naar voren dat er heel weinig onderzoek is gedaan op dit terrein. Het weinige onderzoek is vooral gericht op jonge kinderen. Zo bleek dat het lezen van verhalen en sprookjes een positieve invloed kan hebben op de narratieve teksten die kinderen zelf schrijven, met name ten aanzien van de complexiteit van verhaalstructuren die zij gebruiken en de ideeën die zij spontaan aan eerder gelezen teksten ontlenen. De kwaliteit van de (voor)gelezen teksten bleek daarbij van belang: kinderen die verhalen van hogere kwaliteit lazen of hoorden (complexer, afwisselender taalgebruik), schreven zelf ook betere verhalen. Met name voor kinderen met schrijfangst zou het horen en lezen van verhalen en sprookjes een positieve invloed kunnen hebben op hun creatieve schrijfvaardigheid (o.a. Dressel, 1990; Hoewisch, 2001; Lancia, 1997; zie ook Cragg & Nation, 2006 en Weih, 2005).
In het basisonderwijs zou het lezen van jeugdliteratuur dus een goed middel zijn om de creatieve schrijfvaardigheid van kinderen te ontwikkelen. In het voortgezet of secundair onderwijs wordt meestal het omgekeerde bepleit: creatief schrijven wordt gezien als middel om het leesplezier en het inzicht in literaire teksten bij leerlingen te vergroten (o.a. Bolscher et al., 2004; Leidse Werkgroep Moedertaaldidactiek, 1986). Door jongeren te laten spelen met literaire teksten, door hen verhalen en gedichten creatief te laten omvormen of veranderen, zouden zij meer inzicht kunnen krijgen in hoe een literaire tekst werkt, en meer gevoel kunnen krijgen voor het effect van verschillende stilistische en structurele middelen. Ook wordt wel aangenomen dat het zelf schrijven van literaire teksten tot méér lezen leidt.
Voor leerlingen van 12 jaar en ouder vond Kieft echter geen enkel onderzoek waarin de relatie tussen literaire receptie en productie wordt aangetoond. Deze stand van zaken vormde voor Stichting Lezen een aanleiding om onderzoek te laten doen naar de creatieve schrijfvaardigheid en de literaire leesvaardigheid van leerlingen in het voortgezet cq. secundair onderwijs. Dit onderzoek is in 2005-2006 uitgevoerd door medewerkers van het Instituut van de Lerarenopleiding van de Universiteit van Amsterdam (Janssen, Broekkamp & Smallegange, 2006).
Doel van het onderzoek was om na te gaan of er een verband bestaat tussen creatief schrijven en literatuur lezen. Zijn goede literatuurlezers beter in creatief schrijven dan
99
TWINTIGSTE CONFERENTIE HET SCHOOLVAK NEDERLANDS
zwakke literatuurlezers? En omgekeerd: zijn goede, creatieve schrijvers beter in literatuur lezen dan zwakke, creatieve schrijvers?
Om deze vragen te beantwoorden hebben we aan ca. 260 leerlingen (5 vwo) van acht verschillende scholen, verspreid over het land, zowel creatieve schrijftaken als literaire leestaken voorgelegd. Alle schrijfproducten van de leerlingen en hun leesreacties zijn beoordeeld door panels van deskundige beoordelaars. Vervolgens zijn de scores die de leerlingen behaalden op de schrijf- en de leestaken met elkaar vergeleken. Nagegaan is of de scores met elkaar correleerden. De prestaties van drie verschillende groepen creatieve schrijvers zijn met elkaar vergeleken; zeer zwakke, gemiddelde en zeer goede schrijvers.
In deze bijdrage aan Het Schoolvak Nederlands ga ik kort in op de opzet van het onderzoek. Ik laat enkele voorbeelden zien van taken die in we in het onderzoek gebruikt hebben en bespreek welke overwegingen bij de constructie en keuze van taken een rol hebben gespeeld. Uitvoerig zal ik ingaan op de prestaties van de leerlingen, en op de wijze van beoordeling. Concrete schrijfproducten en leesreacties worden getoond en besproken. Tenslotte komen de implicaties van dit onderzoek voor de onderwijspraktijk aan bod, en dit in het bijzonder voor het literatuuronderwijs aan 16-18-jarigen.
Referenties
Bolscher, I., Dirksen, J., Houkes, H. & Van der Kist, S. (2004). Literatuur en fictie. Een didactische handreiking voor het voortgezet onderwijs. Leidschendam: Biblion Uitgeverij.
Broekkamp, H. & Kieft, M. (2005). Lezen doet schrijven en schrijven doet lezen. Tsjip / Letteren, 15(1), 29-33.
Cragg, L. & Nation, K. (2006). Exploring written narrative in children with poor reading comprehension. Educational Psychology, 26(1), 55-72.
Dressel, J.H. (1990). The effects of listening to and discussing different qualities of children's literature on the narrative writing of fifth graders. Research in the Teaching of English, 24(4), 397-414.
Hoewisch, A. (2001). "Do I have a princess in my story?": Supporting children's writing of fairy tales. Reading & Writing Quarterly, 17, 249-277.
Janssen, T., Broekkamp, H. & Smallegange, E. (2006). De relatie tussen literatuur lezen en creatief schrijven; een onderzoek. Amsterdam: Stichting Lezen.
Lancia, P.J. (1997). Literary borrowing: The effects of literature on children's writing. The Reading Teacher, 50(6), 470-475.
Leidse Werkgroep Moedertaaldidactiek (1986). Moedertaaldidactiek. Een handleiding voor het voortgezet onderwijs. 4e herz. dr. Muiderberg: Dick Coutinho.
100
4. Literatuur
Weih, T.G. (2005). The genre of traditional literature influences student writing. Reading Horizons, 46(2), 77-91.
Ronde 4
Grietje Schepers, Marc Verstappen & Rudi Wuyts Villanella — Antwerpen & Universiteit Antwerpen Contact: grietje@villanella.be
marc@villanella.be
wuyts.rudi@pandora.be
De inktaap: didactiek en verdieping
Hoe zou men vanuit de organisatie Villanella de Inktaap didactischer kunnen – eventueel moeten – aanpakken? Hoe kan de leraar didactischer werken met de boeken van de Inktaap?
Er wordt in leerplannen gepleit voor verschillende visies op literatuur. Er is de (traditionele) structuur-analytische aanpak naast een affectieve die vertrekt vanuit de leeservaring en -beleving van de leerling; er is de mogelijkheid om de eigen creativiteit van de lezer kansen te geven naast een aanpak waar met verschillende media gewerkt wordt. Kan en/of moet de Inktaap hier modellen voor aanreiken? Welke mogelijkheden worden er al gebruikt in de klas?
Beantwoordt het besprekingsformulier dat gebruikt wordt in de didactische map van de leraar aan de moderne literatuurdidactiek? Is het vragen- en opdrachtengeheel bruikbaar in de klas? Wat kan/moet verbeterd worden? Kan/moet de Inktaap ander materiaal ter beschikking stellen (op de site, op papier)?
Wat met de Slotdag zelf? Kan daar wat aan verbeterd worden? Schat men het niveau van de leerlingen juist in? Beantwoordt de Slotdag aan de wensen van de leerlingen en die van de leraar?
Nog ruimer: kunnen de boeken van de Inktaap in de (gewone) lessen verwerkt worden en hoe dan? Bestaat de mogelijkheid de vrije ruimte te gebruiken voor de Inktaap en hoe kun je dat doen? Komen de boeken verder dan het groepje dat zich er mee bezighoudt?
Dit zijn meer vragen dan antwoorden. In een gesprek met organisatoren en leraars proberen we de Inktaap te optimaliseren zodat de waarde voor de leerlingen nog groter wordt.
101