Weg met de spraakkunst?

Bart Vandenberghe  ·  20ste Conferentie Het Schoolvak Nederlands  ·  2006  ·  pagina 184 - 189

Download artikel

TWINTIGSTE CONFERENTIE HET SCHOOLVAK NEDERLANDS

op te nemen.

Voorlichting en hulp

Een belangrijke stap vooruit ten opzichte van 1995 is de toegankelijkheid van de officiële spelling. De Woordenlijst is voor iedereen gratis raadpleegbaar op internet en door het keurmerk 'officiële spelling' op woordenboeken en op de spellingcontrole van Microsoft Office, komt de officiële spelling als vanzelf bij veel taalgebruikers.

De. Taalunie heeft zich in de loop van 2006 toegelegd op het geven van voorlichting en hulp. Er is een folder gemaakt die naar alle scholen en bibliotheken in het taalgebied is verstuurd. We hebben voorlichtingsbijeenkomsten gehouden voor journalisten, vertalers, tekstschrijvers, docenten Nederlands en studenten taalkunde. We hebben meegewerkt aan artikelen en programma's over spelling en we hebben op onze website www.taalunieversum.org een overvloed aan informatie over spelling opgenomen.

Terugblik en toekomst

Samenvattend kunnen we vaststellen dat de Taalunie geslaagd is in haar opdracht. De inconsistenties zijn uit de woordenlijst verwijderd en er is aanvullende regelgeving voor problematische categorieën. Er is een door alle gezaghebbende naslagwerken aanvaarde spelling die bovendien gemakkelijk en kosteloos toegankelijk is. Als in 2015 opnieuw een geactualiseerde editie van de Woordenlijst beschikbaar komt, zal er dus weinig aanleiding zijn voor commotie. Maar dat dachten we deze keer ook, en daar hebben we ons in vergist. Een belangrijke les die de Taalunie heeft geleerd is dat een breed draagvlak het allerbelangrijkste is als het om spelling gaat.

Ronde 4

Bart Vandenberghe

KA Mortsel & Pedagogische Begeleidingsdienst van het Gemeenschapsonderwijs Contact: bart.vandenberghe10@telenet.be

Weg met de spraakkunst?

1. Principes

Ondanks de duidelijke accenten die in de diverse Vlaamse leerplannen' gelegd worden, blijken behoorlijk wat leerkrachten van de (eerste en) tweede graad van het middelbaar onderwijs in de praktijk hardnekkig vast te houden aan de zgn. klassieke spraakkunst. Nochtans zorgt deze nauwelijks voor transfer. In Nederlands in de basis-

Deze tekst is gedeeltelijk gebaseerd op een basistekst in het nieuwe leerplan Nederlands voor de eerste graad van het gemeenschapsonderwijs in Vlaanderen.

Onze editie dateert van 2000 (derde herziene druk, p. 18).

184

7. Taalbeschouwing

vorming. Een praktische didactiek van Helge Bonset, Martien de Boer, en Tiddo Ekens staat zelfs: "Van ontleedonderwijs is nooit een duidelijk effect aangetoond op de taalvaardigheid van leerlingen." Het is inderdaad niet omdat leerlingen bijvoorbeeld uitstekend zinnen kunnen ontleden, dat ze ook betere teksten produceren, met goed gebouwde en duidelijk afgelijnde zinnen, een foutloze congruentie en afwisseling in de zinsbouw. Daar komt nog bij dat dergelijk grammaticaonderwijs niet erg motiverend en vaak zelfs demotiverend is, omdat de werkwijze te abstract is. De woorden en zinnen worden er meestal geanalyseerd los van hun betekenis en gebruikssituatie.

Het taalonderwijs heeft als hoofddoel de taalvaardigheid van de leerlingen te verbeteren en dient dus vanaf het begin ingebed te zijn in reële gebruikssituaties. Pas dan is de kans groot dat dit leidt tot een beter taalgebruik. Bij de reflectie op concreet materiaal zijn grammaticale begrippen weliswaar noodzakelijk, maar als instrument en niet als doel op zich. Daarbij hebben we er lang niet zoveel nodig als er vandaag onderwezen worden. De aanpak dient functioneel te zijn, d.w.z. het taalmateriaal moet aansluiten bij de interesses en behoeften van de leerlingen in hun alledaagse, schoolse en toekomstig professionele leven. De taalbeschouwing wordt daarom geïntegreerd in één of meer van de vier vaardigheden (zie schema).

185

TWINTIGSTE CONFERENTIE HET SCHOOLVAK NEDERLANDS

2. Praktische uitwerking

Hoe kun je nu taalbeschouwelijk werken? De kernvragen bij elk taalthema, dus ook bij elk 'grammaticaal onderwerp', zijn de volgende:

a. Hoe kan ik het taalthema functioneel maken?

  • Bij welke communicatieve situaties kan ik aansluiten?

  • Waar is het bruikbaar en zinvol voor de leerlingen?

  • Hoe draagt het bij tot de taalvaardigheid?

Verzamel ideeën (brainstorm) en kruis dan aan wat je kiest.

b. Welke activiteiten zijn hierbij zinvol?

  • Welke oefeningen, opdrachten, werkvormen, ...?

  • Bij welke vaardigheden sluit ik aan?

Verzamel ideeën (brainstorm) en kruis dan aan wat je kiest.

Laten we dit even toepassen op de samengestelde zin:

a. Hoe maak ik het taalthema functioneel? Bij welke communicatieve situaties kan ik aansluiten?

  • Waar kom je vooral korte zinnen tegen?

  • Zender: jonge kinderen, mensen die om een of andere reden zwakker zijn voor taal.

  • Ontvanger: teksten of programma's, bedoeld voor jonge kinderen of een heel ruim publiek.

  • Tekstsoorten: memo, schema, sms-bericht, kinderstrip, sprookje, bestelbon, reclame, instructie, gesprek op straat of bij de bakker, artikels in heel populaire bladen, etc.

  • Medium: leerboek voor de lagere school, jongerenblad, populair tijdschrift, bij het chatten, infotainment op tv, jeugdprogramma's op tv, enz.

  • Waar kom je vooral langere zinnen tegen?

  • Zender: geschoolde mensen, mensen die heel taalvaardig zijn.

  • Ontvanger: teksten of programma's bedoeld voor geschoolde mensen of een gespecialiseerd publiek.

  • Tekstsoorten: artikels in ernstige kranten of tijdschriften, wetenschappelijke teksten, wetteksten, toespraak voor een werkgroep in het parlement, etc.

  • Medium: cursus aan de universiteit, wetenschappelijk tijdschrift, meer in Terzake dan in Koppen, meer in bepaalde Canvas-programma's, ...

186

7. Taalbeschouwing

b. Welke activiteiten zijn hierbij zinvol? Enkele voorbeelden:

  •  Twee of meer verschillende tekstsoorten vergelijken (lezen, groepswerk).

  • Twee of meer teksten vergelijken, bestemd voor een verschillend doelpubliek: bv. artikel uit tijdschrift voor leerlingen van de lagere school, de tweede graad en geschoolde volwassenen (lezen, groepswerk).

  • Twee tijdschriften vergelijken: één, bestemd voor leerlingen van de lagere school en één voor leerlingen van de tweede graad (lezen, groepswerk).

  • Een item uit het gewone tv-journaal en dat voor jongeren vergelijken (luisteren en kijken, groepswerk).

  • Het doelpubliek van een tekst (bv. voor jonge kinderen) laten vaststellen en deze dan laten herschrijven voor een ouder publiek (lezen, schrijven, groepswerk, zelf- en peerevaluatie).

  • Van een informatieve tekst (bv. over de behandeling van brandwonden) een instructie laten maken (idem).

Van een sms-bericht een brief laten maken (idem).

  • Twee gesprekken laten spelen over hetzelfde onderwerp: tussen twee leerlingen die elkaar goed kennen en daarna tussen een leerling en de directeur (spreken).

Op basis hiervan zou één van de lessen over de samengestelde zin in de tweede graad er zo kunnen uitzien (de basisbegrippen zijn in principe al aangebracht in de eerste graad):

  1. Oriëntatie

De leerlingen bekijken een tekst met uitsluitend korte zinnen:

Hoe vind je deze tekst?

Voor welk publiek is hij waarschijnlijk bedoeld?

Waaruit leid je dit af?

Aansluitend wordt de kennis over de enkelvoudige en samengestelde zin opgefrist.

  1. Voorbereiding en uitvoering

De leerlingen herschrijven per twee dezelfde tekst zodat hij geschikt wordt voor een ouder doelpubliek. Van de gemarkeerde zinnen maken ze samengestelde; ze kiezen uit een aantal opgegeven verbindingswoorden. Vóór de klassikale bespreking of de verbetering door de leerkracht evalueren ze het werk van een ander duo. Daarna krijgen ze een gelijkaardige tekst die ze volledig zelf moeten herschrijven. De werkwijze is dezelfde.

  1. Reflectie Hoe waren je prestaties? Wat onthoud je vooral uit deze les?

187

TWINTIGSTE CONFERENTIE HET SCHOOLVAK NEDERLANDS

De grammaticale kennis is hier ingebed in een les waarbij de leerlingen de geschiktheid van een tekst voor een bepaald doelpubliek moeten inschatten en waarbij ze de tekst moeten herschrijven voor een ander doelpubliek. Daardoor is de kans veel groter dat ze de verworven kennis en vaardigheden later ook zullen toepassen bij het schrijven van teksten. Ze werken trouwens zoals in veel schrijflessen in duo's die zichzelf en andere groepen (leren) evalueren. In een latere fase krijgen ze ingewikkelder opdrachten waarin andere grammaticale begrippen (bv. nevenschikkende en onderschikkende zinnen) functioneel vervat zijn.

Een les(senreeks) over modaliteit zou uiteindelijk deze vorm kunnen hebben:

  1. De oriëntatie

We bekijken enkele videofragmenten: een reclamespot of filmtrailer, een fragment uit het journaal en stuk van het weerbericht. De vraag: hoe zeker of betrouwbaar vind je de gegeven informatie en waarom?

De leerlingen komen zo tot het inzicht dat de betrouwbaarheid afhangt van de tekstsoort, het tekstdoel, het kanaal, de zender, de ontvanger en de verwoording.

  1. Voorbereiding, uitvoering en evaluatie

De leerlingen bekijken per twee enkele tekstfragmenten (een advertentie voor de jacht afkomstig van een jachtvereniging, een tabel uit het spoorboekje en een krantenartikel over het effect van insecticiden). Ze beantwoorden dezelfde vragen. Daarna gaan ze per twee in enkele tekstfragmenten na welke andere soorten modaliteit er behalve (on)zekerheid nog bestaan.

  1. Reflectie

De leerlingen vatten samen wat ze hebben geleerd. Ze formuleren wat modaliteit is, welke soorten er bestaan (zekerheid, bevel, verplichting, verbod, verzoek ...) en hoe je deze kunt herkennen. Het laatste hangt af van de tekstsoort, het tekstdoel, de zender, het medium, de ontvanger en de verwoording. Zoals blijkt, is de formulering maar één van de vele aspecten die in een normale communicatieve situatie een rol spelen.

  1. Voorbereiding, uitvoering en evaluatie

De leerlingen passen hun kennis toe op enkele andere teksten. Ze schatten hun eigen prestaties in (zelfevaluatie) of evalueren het werk van een klasgenoot vóór de klassikale bespreking.

Enkele andere mogelijke opdrachten:

  • Ga in de tekst na welke talige middelen in de onderstreepte zinnen worden gebruikt.

  • Kies een bepaalde situatie (bv. je wilt dat het raam gesloten wordt) en selecteer vier verschillende soorten modaliteit om je boodschap uit te drukken. Enkele

188

7. Taalbeschouwing

voorbeelden:

Doe het raam dicht! (bevel)

Kun je het raam sluiten, Jan? (verzoek)

Mag het raam dicht? (toelating)

Het tocht hier verschrikkelijk. (zekerheid)

  • Er is een misdaad gepleegd. Schrijf per twee een persbericht met een neutrale weergave van de feiten en een kort verslag van een onderzoeker aan een superieur met enkele vermoedens. Welke modaliteit druk je in deze teksten uit? Hoe?

  • Maak van een toelating een bevel of omgekeerd, van een zeker bericht een onzeker, etc.

  • Beoordeel de betrouwbaarheid van enkele internetsites.

5. Reflectie

Wat onthoud je vooral uit deze les? Wat is het belangrijkste dat je hebt geleerd?

Ook in het gewone leven vragen we ons vaak af hoe betrouwbaar een bepaald bericht is, of een bepaalde mededeling een bevel dan wel een verzoek is, hoe we een bepaalde dringende wens zo kunnen formuleren dat we niemand ergeren, enz. De traditionele kennis over modaliteit is in deze les zeker aanwezig, maar dan wel als onderdeel van de analyse van gewone communicatieve situaties.

We zeggen dus niet 'Weg met de spraakkunst!', maar wat we doen moet een functie hebben en een transfer moet mogelijk zijn. Een taalbeschouwelijke aanpak heeft niet alleen meer effect, ze is bovendien veel boeiender en meer stimulerend voor de leerlingen.

Ronde 5

Joop van der Horst

KU Leuven

Contact: joop.vanderhorst@arts.kuleuven.be

Hedendaags Nederlands

Het talenonderwijs maakt zware tijden door. Enerzijds heeft de samenleving er – soms onredelijk – hoge verwachtingen van, anderzijds is de maatschappelijke waardering ervoor niet zelden gering. Bovendien zijn er de discussies en soms grote meningsverschillen binnen het vak zelf. Het is niet steeds even eenvoudig om te zeggen hoe we verder moeten.

In deze lezing wil ik proberen iets te schetsen van de achtergronden van deze situatie.

189

Labels

doelgroep
NT1-leerlingen
domein
taalbeschouwing/argumentatie
land
België
onderwijstype
voortgezet/secundair onderwijs
thema
onderwijsleeractiviteiten

Dit artikel is onderdeel van

Onderdeel van

20ste Conferentie Het Schoolvak Nederlands · 2006