Eva Ternite · 21ste Conferentie Het Schoolvak Nederlands · 2007 · pagina 76 - 78
EENENTWINTIGSTE CONFERENTIE HET SCHOOLVAK NEDERLANDS
Ronde 4
Diagnose-instrument schrijfvaardigheid
Eva-Maria Ternité
Bureau ICE, Lienden eternite@bureau/ice.nl
Schrijfvaardigheid is een belangrijke succesfactor in het (hoger) onderwijs. Hoe bepaal je waar precies de gebreken zitten en hoe krijg je de student zover om een taalcursus te volgen? Bureau ICE heeft samen met de Hogeschool van Rotterdam en Omstreken een diagnose-instrument schrijfvaardigheid ontwikkeld voor zowel NT2 als NT1. Het instrument geeft inzicht en gericht advies.
Waarom een diagnose-instrument schrijfvaardigheid?
Veel studenten stranden tijdens hun studie door onvoldoende taalvaardigheid. Het betreft vooral studenten met een anderstalige achtergrond maar ook moedertaalsprekers van het Nederlands. Om toegelaten te worden tot een studie, eisen hogescholen en universiteiten het staatsexamen programma II of hebben zij, zoals de Hogeschool Rotterdam en Omstreken, een eigen toelatingstoets Nederlands. Deze examens voorspellen of een aspirant-student voldoende Nederlands beheerst om zich te handhaven in het hoger onderwijs. De aspirant-student kan slagen of zakken.
Eenmaal toegelaten tot het hoger onderwijs blijkt de voor het toelatingsexamen geslaagde student, net zo als andere studenten tegen taalproblemen aan te lopen. Het schrijven van een werkstuk, een reflectieverslag, een eindscriptie zijn de grootste struikelblokken. Schrijfvaardigheid heeft dan ook grote aandacht in het deficiëntieonderwijs. Maar schrijfvaardigheid is een groot begrip. Wat zijn precies de tekortkomingen als de student gaat schrijven en wat doet hij al goed?
Net zo belangrijk is de groep aspirant-studenten die niet geslaagd is voor het toelatingsexamen. Wat hebben zij aan de uitslag dat ze gezakt zijn? Ze weten dan dat ze nog aan hun Nederlands moeten werken. Maar ze kunnen veel gerichter aan de slag als ze weten waar ze precies aan moeten werken. Daar blijkt hun motivatie alleen maar groter van te worden. Juist ook voor deze groep is een diagnose van belangrijke waarde.
De Hogeschool Rotterdam en Omstreken wilde haar deficiëntieonderwijs graag gericht aanpakken. Zo ontstond het idee om bij de toelating een diagnostische schrijftoets in te zetten en daaruit voortvloeiend iedere student een advies voor een gerichte
76
4. Hoger onderwijs
training te geven. Naast de diagnose dient de toets nog een tweede doel: de student krijgt de gelegenheid om zijn tekorten onder ogen te zien en heeft nu een concrete aanleiding om aan zijn tekorten te werken. Een toets en een diagnostisch advies geven de student inzicht en hebben een veel sterker effect dan bijvoorbeeld een mondeling advies van een docent naar aanleiding van een werkstuk. Je hebt als hogeschool nu iets in handen om de student op tijd naar een schrijfcursus te sturen. En uiteraard, wordt uiteindelijk zo de uitval van studenten verminderd.
Een voorbeeld
Kemal komt uit Iran. Hij is sinds twee jaar in Nederland en wil zo snel mogelijk beginnen met een studie aan de Hogeschool Rotterdam. Om toegelaten te worden kan hij op elk gewenst tijdstip een toelatingstoets doen. Zijn schrijfvaardigheid wordt getoetst m.b.v. het door Bureau ICE ontwikkelde diagnose-instrument. Het instrument doet een voorspelling over zijn niveau en geeft bovendien een gedetailleerd beeld van diverse aspecten van schrijfvaardigheid.
Helaas blijkt dat Kemal niet het vereiste niveau voor een hbo-studie, namelijk B2, beheerst, al scoort hij op sommige aspecten van schrijfvaardigheid niet slecht. Maar we weten nu ook dat Kemal vooral moet werken aan zijn zinsbouw, zijn werkwoordvervoeging en aan de coherentie van zijn teksten. Zijn woordgebruik is bijvoorbeeld prima.
Wat houdt het instrument in?
Er zijn twee versies van het diagnose-instrument ontwikkeld: een versie voor Nederlands als tweede taal en een versie voor Nederlands als moedertaal. Het niveau voor Nederlands als tweede taal ligt bij B2, het vereiste niveau voor de moedertaalsprekers bij Cl. In beide versies zijn opdrachten opgenomen die uit het leven van een studerende gegrepen zijn: e-mails aan docenten, een stelling onderbouwen en weerleggen, een stageverslag.
Hoe beoordeel je?
Het kan niet anders in een diagnostische toets: je beoordeelt de schrijfproducten op verschillende aspecten – van zinsbouw tot interpunctie – en je scoort per aspect. De weging van de aspecten verschilt.
Kom naar de workshop om met het instrument te werken. We gaan schrijfproducten
77
EENENTWINTIGSTE CONFERENTIE HET SCHOOLVAK NEDERLANDS
van kandidaten beoordelen en op deze manier kennis maken met een diagnose-instrument voor schrijfvaardigheid.
Ronde 4
Leesvaardigheid van studenten; intake en (t)examen
Karen Hei]
Bureau ICE, Lienden kheij@bureau/ice.nl
Niet alle studenten blijken alle teksten van opleidingen te lezen. Ligt dat aan de student of aan de tekst? Er bestaat in het onderwijs nogal de neiging om met de beschuldigende vinger naar de onderwijsdeelnemers te wijzen als ze teksten niet kunnen lezen. Argumenten als dat het niveau van studenten te laag is of dat studenten niet meer bereid zijn een langere tekst te lezen, vliegen dan al snel over tafel. Hoe terecht is dat? Is er wel sprake van onwil? Of meer van onvermogen? Zijn studenten dan slechte lezers geworden? En hoe zinvol is de discussie? Het is veel constructiever te constateren dat er blijkbaar een 'gat' is tussen het leesvaardigheidsniveau van de onderwijsdeelnemer en het niveau van de teksten die we ze voorleggen.
Met de komst van het European Framework of Reference heeft de Raad van Europa een belangrijke stap gezet. Dit framework beschrijft stappen in taalontwikkeling die we kunnen gebruiken om taalleerders van elkaar te onderscheiden. Met behulp van deze onafhankelijke niveaumeetlat is het niet alleen mogelijk taalleerders met elkaar te vergelijken. Belangrijker is het misschien wel dat het mogelijk is om teksten te koppelen aan een bepaald niveau. De combinatie van niveau van een tekst en niveau van een gebruiker biedt grote perspectieven. Heeft een deelnemer bijvoorbeeld leesvaardigheids-niveau B1 en de tekst niveau C 1. Dan kan de deelnemer niet meer dan een globale inschatting geven van waar de tekst over gaat en zal hij niet in staat zijn detailvragen over de inhoud van de tekst te beantwoorden. Daarmee is deze B1-lezer geen slechte lezer maar hooguit een lezer die moeite heeft met een tekst op C 1.
Veel intakers willen het leesvaardigheidsniveau van studenten achterhalen. Een mooi streven. Ook terecht dat dat de afgelopen tijd zoveel aandacht krijgt in de media. Maar tevreden of ontevreden over het huidige niveau kun je pas zijn als je eerst met elkaar hebt vastgesteld wat het instapniveau zou moeten zijn. Vervolgens is het dan minstens zo belangrijk om ook te achterhalen wat het taalniveau is van de teksten die je als opleiding aanbiedt. Pas als de instroomeisen wat betreft taalvaardigheid gedefinieerd zijn, kan er een zinvolle intake plaatsvinden. Instroomeisen koppelen aan de Europese
78