Hans Huishof & Ad van der Logt · 21ste Conferentie Het Schoolvak Nederlands · 2007 · pagina 139 - 142
7. Taalbeschouwing
den dit 'algemene ontwikkeling' kunnen noemen, mits we daarbij een wat ruimere definitie hanteren dan Van Oostrom (zie boven). Mensen worden zelfstandig denkende wezens door te redeneren vanuit het bezit van kennis; niet de incidentele wegwerpkennis die ze opzoeken via bibliotheek of internet, maar parate kennis die hen in staat stelt om zaken te interpreteren tegen een achtergrond van omringende en verwante verschijnselen. Kennis van onze geschiedenis, van de biologie, van de natuur, van de literatuur en ook van de taal. Scholen zijn bij uitstek geschikt om kinderen kennis te laten maken met de bijzondere verschijnselen die zich voordoen in de wereld om ons heen of in onszelf.
Taal is een onderwerp dat dicht bij ons staat; taal onderscheidt ons van andere levende wezens, vormt een kernonderdeel van onze identiteit, stelt ons in staat om gedachten om te zetten in uitingen. Kortom, taal speelt een centrale rol in ons leven. Maar ook in de wereld buiten onszelf is taal een belangrijk onderwerp, zoals in de discussies over het spreken van Nederlands door allochtonen, het spellen van onze taal of het lesgeven in het Engels. Als het onderwijs ergens aan zou moeten bijdragen, dan is het aan het vormen van mondige burgers die hun mening bepalen op basis van aanwezige kennis. Het lage niveau van de discussies over taal op dit moment geeft aan dat in dit debat meer kennis en inzicht in het verschijnsel taal gewenst is.
Kennis is terug in het onderwijs en dat is een goed bericht. Maar de aanhangers van kennis nemen nog enigszins schoorvoetend hun positie in. Kennis over taal wordt vaak verkocht onder het mom van vaardigheden. Het wordt tijd dat taalkundigen en taaldocenten zelfbewust de arena betreden om een lans te breken voor taalkunde als schoolvak op zichzelf.
Ronde 8
Grammatica vanuit taalkundig perspectief in de tweede fase vwo
Hans Huishof en Ad van der Logt ICLON, Universiteit Leiden
hulshof@iclon.leidenuniv.nl
/logt@iclon.leidenuniv.nl
Inleiding
Grammatica is een onderdeel van de taalkunde, het onderdeel dat in het onderwijs het meest bekend (en berucht) is. Je zou daardoor haast denken dat grammatica taalkun-
139
EENENTWINTIGSTE CONFERENTIE HET SCHOOLVAK NEDERLANDS
dig gezien niet zo interessant is, omdat het in het taalonderwijs als tamelijk losstaand onderdeel van de taalkunde slechts met een instrumentele bedoeling wordt beoefend: zinsontleding en woordbenoeming. Juist het gebrek aan inkadering en de identificatie van de vele vaak saaie oefeningen met het taalkundig bedrijf, maakt specifieke aandacht voor grammatica relevant.
Grammatica is niet alleen een boek met allerlei lastige regels ter ondersteuning van het correct schrijven, grammatica is voor de taalkundige ook het menselijk vermogen om zinnen te maken. In die laatste betekenis beheerst elk mens zijn grammatica. Om die kennis toegankelijk en bespreekbaar te maken, hebben schoolmeesters en taalkundigen namen geven aan woorden en delen van de zin. Zo kunnen bepaalde (terugkerende) patronen beschreven worden, wat bijvoorbeeld gemakkelijk is bij het leren van een vreemde taal. Zo kan onderscheid gemaakt worden tussen Hij las de hele dag en Hij las het hele boek en tussen Hij vond haar in huis en Hij vond haar in tranen.
Grammatica is als onderdeel van de taalkunde net als taalverwerving, semantiek en pragmatiek wel degelijk een onderwerp voor de tweede fase. Het heeft dan ook als zevende hoofdstuk een plaats gekregen in de methode Taalkunde voor de tweede fase van het vwo (Amsterdam 2006) van Hans Huishof, Maaike Rietmeijer en Arie Verhagen. In hoofdstuk 7 komen aan de orde: de regels van taal, woorden (morfologie), zinnen (volgorderegels, boomstructuren) en grammaticale missers (bepaling van gesteldheid, beknopte bijzin, hun als onderwerp). Het hoofdstuk wordt besloten met enkele onderzoeksopdrachten over er en met betrekking tot morfologie en syntaxis. Bij de behandeling van dit onderwerp in een bovenbouwklas zijn verschillende didactische trajecten te volgen: de OVUR-aanpak, het motiveren door verwondering (eigenlijk een nadere specificering van OVUR) en het gebruik van de tekst als uitgangspunt.
OVUR
OVUR staat voor de leerfasen Oriëntatie, Voorbereiding, Uitvoering en Reflectie. Ter oriëntatie zien wij mogelijkheden in het werken met gedichten, vragen over grammaticale onderwerpen of het presenteren van een boomdiagram.
De voorbereiding bestaat dan uit het bestuderen van de stof, zoals in hoofdstuk 7 van Taalkunde voor de tweede fase van het vwo. Hierbij kan een werkvorm als die van eenvoudige experts worden gehanteerd, waardoor de stof in z'n geheel wordt besproken.
In de uitvoeringsfase wordt een onderzoeksopdracht uitgewerkt, waarbij o.a. de opgaven van de Taalkunde Olympiade (www.letteren.leidenuniv.nl/olympiade) gebruikt kunnen worden.
140
7. Taalbeschouwing
De reflectiefase tenslotte omvat vragen als 'Wat hebben we geleerd?' maar hier kan ook een toets gemaakt worden (zie toetssuggestie in de docentenhandleiding van Taalkunde voor de tweede fase van het vwo).
Er is ook een ander OVUR-traject mogelijk, al naar gelang het niveau van leerlingen en docent. Ter oriëntatie zou met een aardige cartoon of een pagina Ruggespraak uit Onze Taal begonnen kunnen worden. In de voorbereidingsfase kan een keuze uit hoofdstuk 7 gemaakt worden, terwijl in de uitvoeringsfase bijvoorbeeld de eerste onderzoeksopdracht (morfologie) uitgewerkt kan worden. Als onderdeel van de reflectiefase kan de leerlingen gevraagd worden stellingen met betrekking tot grammatica te becommentariëren, zoals 'Grammatica moet je leren'. Het is nu zaak om bij elk van de leerfasen geschikt (en uitdagend) materiaal te verzamelen, in plaats van of naast de stof uit het boek.
Motiveren door verwondering
Het gaat hier vooral om het doorbreken van de vanzelfsprekendheid om de leerlingen intrinsiek te motiveren. Dat ontbreekt vaak omdat leerlingen niet bekend zijn met de context van en de 'wereld' achter het betreffende onderwerp. Ze vinden een grammaticaal onderwerp daarom snel saai of vanzelfsprekend. Het leerproces kan beginnen met verwondering naar aanleiding waarvan enkele vragen opkomen (is de zin Hun hebben het gedaan fout?), die gezamenlijk beantwoord worden. Vervolgens kan de stof dan toegepast of verwerkt worden.
Om te motiveren en verwondering te wekken kan (docent en/of materiaalgestuurd) begonnen worden met het bekijken van cartoons en stripjes met duidelijke pointes die taalkundig/grammaticaal interessant zijn. Vervolgens wordt een vraag gesteld over de pointe waarin een taalkundig probleem zit opgesloten.
Na het beantwoorden van deze vraag kan via gedeelde sturing aan toepassing/verwerking van de stof worden gewerkt. Zo kan de leerlingen gevraagd worden zelf cartoons/strips met een taalkundig thema te zoeken en vervolgens hun keuze verantwoorden. Vervolgens kan de docent nieuwe verwondering wekken door over te gaan naar poëzie waarin ook met taal wordt gespeeld. Dit alles is te beschouwen als een opwarmer met het oog op het hoofdstuk over grammatica, dat vervolgens via de OVUR-aanpak wordt behandeld, het kan ook als een afgerond geheel gelden in het kader van het onderdeel grammatica.
141
EENENTWINTIGSTE CONFERENTIE HET SCHOOLVAK NEDERLANDS
Tekst/teksten als vertrekpunt
Een tekst over een taalkundig onderwerp (syntaxis, morfologie) wordt besproken via de fasen Voorbereiding, Eerste (lineaire) lezing, Studerend lezen en samenvatten, Verwerken en beoordelen. Deze fasering voor het omgaan met zakelijke teksten wordt op deze manier ingezet voor teksten met een taalkundig thema. Tenslotte kan er eventueel nog een toets worden gegeven en verdiepende activiteiten worden uitgevoerd, zoals een voordracht, gedocumenteerd opstel of zelfs een profielwerkstuk.
Schoolexamen grammatica
Hier gaat het uiteraard niet om het overhoren van zinsontleding en/of woordbenoeming, maar om een opdracht die aansluit bij de behandelde taalkundige stof. Dat kunnen bijvoorbeeld vragen en opdrachten zijn bij een artikel over zinsvolgorde uit Onze Taal gecombineerd met een NRC/H-artikel over constructiegrammatica. De vragen hierbij zijn gericht op creatieve toepassing en gerelateerd aan de stof van het hoofdstuk over grammatica. Er is op het gebied van grammatica erg veel materiaal beschikbaar. De docent (en de leerling) krijgt door een dergelijke aanpak oog hiervoor.
Hogere denkvaardigheden centraal
In de onderbouw komt grammatica toepassingsgericht ten dienste van de taalvaardigheid aan de orde. In de bovenbouw wordt de leerlijn doorgetrokken met een beroep op hogere denkvaardigheden in het kader van taalkunde als doel op zichzelf.
142