Jan Berenst · 21ste Conferentie Het Schoolvak Nederlands · 2007 · pagina 4 - 5
EENENTWINTIGSTE CONFERENTIE HET SCHOOLVAK NEDERLANDS
Ronde 1
Help, de lezertjes verzuipen!
Over zin en onzin van het technisch leesonderwijs
Jan Berenst
Rijksuniversiteit Groningen j. berenst@rug.nl
In oude tijden bestond er voor zover we weten, nauwelijks discussie over de vraag wat dat lezen' nou eigenlijk was, dat kinderen zouden moeten leren. Leren lezen was het leren van het alfabet (of van de verschillende alfabetten die gangbaar waren) om vervolgens die geschreven tekens te leren verklanken. Leren lezen was het leren van de techniek van het lezen. Dat je die techniek zou moeten leren om er iets mee te kunnen, namelijk teksten lezen die je zou moeten kunnen begrijpen om er mogelijk vervolgens iets mee te doen, was nauwelijks een perspectief in het onderwijs. Dat deed je dan vanzelf wel was de gedachte.
Niettemin was het ook weer niet onbelangrijk welke teksten er - na de 3 ruim jaar van het oefenen met alfabetten en verklanken van letters en lettergrepen - werden verklankt. Oorspronkelijk waren dat vooral religieuze teksten (Tien geboden, Onze Vader etc.) waarbij het overigens de vraag is of het er wel om ging die te begrijpen, dan wel die teksten te leren reciteren, zoals dat nu nog op veel koranscholen gaat. Naderhand werden dat deugdzame teksten waarin de kinderen geconfronteerd werden met braveriken die hen ten voorbeeld werden gesteld. In die tijd rekende men er kennelijk wel op dat kinderen die een tekst verklankt hadden, ook zouden begrijpen wat er stond. Of dat het geval was, kunnen we overigens betwijfelen.
Vanaf het moment dat er in Nederland Inspectieverslagen zijn van het onderwijs, lezen we daarin klaagzangen over 'de ellendige leesdreun' die de inspecteurs op de scholen aantroffen. Dat duidt erop dat het klassikale lezen vooral als een mechanische verklankingsactiviteit werd beschouwd door de kinderen. Sinds het begin van de 20e eeuw is er dan ook al sprake van een beweging die zich inzet voor betekenisgericht leesonderwijs. Dat is -kort door de bocht- in Nederland uitgemond in een apart vak in het basisonderwijs, Begrijpend Lezen. Met name in de USA is er echter al bijna een eeuw lang een felle strijd gaande op het vlak van het beginnend lezen, tussen de verdedigers van het oefenen met het alfabet en het herkennen en verklanken van letters en lettergrepen en degenen die van mening zijn dat kinderen zich die decodeervaardigheid ook in een betekenisvol kader eigen kunnen maken en dus vanaf het begin met (eigen) zinvolle woorden en teksten moeten worden geconfronteerd. Die strijd had en heeft ook
4
1. Primair onderwijs
een politieke lading, waarbij met name de neo-conservatieven zich zeer sterk maken voor de `phonics'-benadering, terwijl de liberals zich inzetten voor de `whole language approach'. Veel scholen doen dat ook, maar worden in hun didactische keuze bedreigd doordat er sinds een aantal jaren zelfs een federale wet is aangenomen (de Reading Excellence Act) waarin scholen min of meer verplicht worden om kinderen op basis van die phonics-benadering te leren lezen.
In Nederland is er ook wel sprake van tegenstellingen op het gebied van het beginnend lezen tussen degenen die een gestructureerde, methodische aanpak voorstaan en degenen die een functionele en 'natuurlijke' leesdidactiek verdedigen. Maar waarschijnlijk omdat ook de gestructureerde aanpak van het aanvankelijk lezen sinds de jaren '30 van de vorige eeuw eigenlijk al sterk vanuit `betekeniskernen' werd vorm gegeven, is die strijd nooit zo hevig geweest. Toch lijkt er ook in Nederland op dit moment een wind te waaien die een keerpunt betekent in de ontwikkeling naar steeds betekenisvoller onderwijs, ook op het terrein van het lezen. Dat heeft niet zozeer betrekking op het aanvankelijk lezen, maar op het 'voortgezet lezen'. In die fase is er volgens de Inspectie van het Onderwijs beslist meer aandacht voor het 'technisch lezen' nodig, dat wil zeggen voor de decodeervaardigheid, ook na de fase van het aanvankelijk lezen. Daarbij beroept men zich op onderzoeksgegevens die duidelijk zouden maken dat kinderen alleen op basis van een voldoende technische leesvaardigheid (dat wil dus zeggen vaardigheid in het 'vlot' verklanken van woorden) teksten zouden kunnen begrijpen.
Deze opvatting is echter allesbehalve onomstreden onder onderzoekers. In deze lezing zal ik dan ook trachten te laten zien dat er goede gronden zijn om de hernieuwde zware inzet op het technisch lezen in het basisonderwijs met veel scepsis en zelfs met zorg tegemoet te zien. Niet alleen omdat de onderzoeksbevindingen waarop de Inspectie zich beroept, heel selectief zijn aangehaald of zelfs onjuist zijn geïnterpreteerd, maar ook omdat bij de beoogde maatregelen het doel van leesonderwijs uit het zicht dreigt te raken en de leesmotivatie van de kinderen nog meer onder druk zal komen te staan.
De zorg over de kwaliteit van het begrijpend lezen in delen van het voortgezet onderwijs lijkt gerechtvaardigd. Dat dit consequenties moet hebben voor het basisonderwijs staat ook buiten kijf. Maar door terug te vallen op oude leesroutes worden de lezertjes niet gered maar naar te vrezen valt, nog dieper het moeras in gevoerd!
5