AN, BN, NN en een snuifje SN. Regionale variatie in het Nederlands

Willy Smedts  ·  22ste Conferentie Het Schoolvak Nederlands  ·  2008  ·  pagina 275 - 279

Download artikel

Recognized HTML document

8. Taalbeschouwing

• Van Ginneken, J. (2000). Verborgen verleiders. Hoe de media je sturen. Amsterdam: Uitgeverij Boom.

Ronde 6

Willy Smedts

K.U. Leuven

Contact: willy.smedts@arts.kuleuven.be

AN, BN, NN en een snuifje SN. Regionale variatie in het Nederlands

1. De Nederlandse Taalunie

Volgens artikel 2.1 van het “Verdrag inzake de Nederlandse Taalunie” heeft de Taalunie “de integratie van Nederland en de Nederlandse gemeenschap in België op het gebied van de Nederlandse taal en letteren in de ruimste zin” tot doel. En volgens artikel 5b zal de Taalunie – indien ze het nodig acht – “het onderwijs in de Nederlandse taal en letteren bevorderen en ernaar streven dat daarbij wordt uitgegaan van de eenheid van de taal en de gemeenschappelijkheid van de letteren”. Het woord ‘standaardtaal’ komt – evenmin als het woord ‘variatie’ – in het Verdrag noch in de “Memorie van toelichting” voor. Die laatste beklemtoont wel sterk de eenheid van het Nederlands, stelt vast dat “omtrent eenheid en benaming van onze taal ook nu nog vele misvattingen” in het buitenland bestaan en ziet de Taalunie als het kader “om de eenheid van het taalgebruik te bevorderen”.

 

Rond de eeuwwisseling raakt de integratiegedachte op de achtergrond. Het beleidsadvies “Variatie in het Nederlands: eenheid in verscheidenheid” van de Raad voor de Nederlandse Taal en Letteren beklemtoont juist de variatie. Van de verschillende variëteiten van een taal is er één die overkoepelend (i.e. algemeen) en gestandaardiseerd (i.e. gecodificeerd, normbepalend en bedoeld voor gebruik in het publieke domein) is: de standaardtaal. Verderop blijkt dat de standaardtaal ook gedifferentieerd (geschreven vs. gesproken, formeel vs. informeel, Nederlands Nederlands vs. Belgisch Nederlands) is. Het advies beklemtoont nadrukkelijk dat er “wel degelijk sprake is van één standaardtaal, maar dat die principiële eenheid geen volstrekte uniformiteit inhoudt of hoeft in te houden”.

 

Na het voorgaande verbaast het niet meer te vernemen dat de standaardtaal zelf ook uit standaardvariëteiten bestaat: het Standaardnederlands in Nederland en het Standaardnederlands in België, die elk een formele en een informele variant hebben.

8

275

Recognized HTML document

TWEEËNTWINTIGSTE CONFERENTIE HET SCHOOLVAK NEDERLANDS

Het beleidsadvies beveelt ook aan dat de “taalpolitieke en taalkundige gelijkwaardigheid van Nederlands Nederlands en Belgisch Nederlands” wordt erkend. Het is duidelijk dat we hier ver verwijderd zijn van noties als ‘overkoepelende variëteit’, ‘algemeenheid’, ‘eenheidstaal’.

  1. Van Dale

Met de erkenning van regionale variatie rijst de vraag hoe je die kunt beschrijven. In woordenboeken als Van Dale krijgt het Nederlandse Nederlands geen label. Woorden die in België – maar niet in Nederland – worden gebruikt, worden als ‘Belg. N.’ gelabeld: “Dat label wordt gebruikt voor woorden die tot de Nederlandse standaardtaal in België behoren. Als Belgische woorden niet tot de verzorgde Nederlandse standaardtaal in België gerekend worden, is een extra label toegevoegd”.

Behalve Belgisch-Nederlandse vermeldt Van Dale ook Surinaams-Nederlandse woorden. Het label ‘Surinaams-Nederlands’ wordt steeds voorafgegaan door ‘(afkomstig uit)’. Over de interpretatie van dat herkomstlabel en waarom het wel bij Surinaams-Nederlandse woorden staat en niet bij Belgisch-Nederlandse, geeft het woordenboek geen uitsluitsel.

Al komt in tegenstelling tot de labels ‘Belgisch-Nederlands’ en ‘(afkomstig uit) Surinaams-Nederlands’ het label ‘Nederlands-Nederlands’ niet in Van Dale voor, ‘in Nederland’ verschijnt wel geregeld in definities en af en toe in voorbeelden. Ook ‘in België’ en ‘in Suriname’ komen sporadisch voor. Consequentie is daarbij blijkbaar niet nagestreefd.

  1. Taaladvies.net

Het variatiebeleid van de Taalunie krijgt concreet gestalte in de taaladviezen op Taaladvies.net. Aanvankelijk sloten de daarin opgenomen adviezen nauw aan bij de taaladviesliteratuur, die van één standaardtaal uitgaat. Geleidelijk aan verschoof in Taaladvies.net het accent echter naar een visie waarin regionale variatie niet alleen wordt beschreven, maar afhankelijk van de regio van gebruik, ook geoorloofd wordt geacht in de standaardtaal in die regio. Dat leidt tot adviezen waarin woorden worden gelabeld als ‘geen standaardtaal’, ‘standaardtaal in het hele taalgebied’, ‘standaardtaal in België’, ‘standaardtaal in Nederland’, ‘niet duidelijk standaardtaal in België’.

De notie van een eenheidstaal, één standaardtaal voor het Nederlandse taalgebied, is daardoor de facto opgegeven. De redactie geeft dat ook toe: “Dé standaardtaal als een objectief gegeven vaststaande norm bestaat dus niet”. Bij de beslissing of iets al dan niet standaardtalig is, speelt het aantal standaardtaalsprekers dat een bepaalde variant

276

Recognized HTML document

8. Taalbeschouwing

gebruikt, een rol. Dat is conform de beleidslijn van de Taalunie: “de taalgebruiker centraal”. De redactie baseert zich dan ook op “het in realiteit voorkomende taalgebruik” en op het oordeel van taalgebruikers.

4. Het RBBN

In het Referentiebestand Belgisch Nederlands – een lexicale database die in opdracht van de Commissie Lexicografische Vertaalvoorzieningen is ontworpen voor gebruik in vertaalwoordenboeken – is een poging gedaan om Belgische woorden op een verfijndere manier te labelen (zie onderstaand schema).

8

Schema 1

277

Recognized HTML document

TWEEËNTWINTIGSTE CONFERENTIE HET SCHOOLVAK NEDERLANDS

Woorden worden niet naar herkomst, maar naar hun functioneren, hun ingebed-zijn in de taalgemeenschap, gelabeld.

Woorden voor cultuurgebonden fenomenen worden verder onderverdeeld in domeinen als ‘administratie’ (bv. antigifcentrum) of ‘culinaria’ (bv. boterkoek).

Bij niet-cultuurgebonden fenomenen onderscheidt het RBBN ‘omgangstalige woorden’ (bv. appelsien), ‘substandaardwoorden’ (bv. camion) en zogenaamde ‘Belgische varianten’. ‘Omgangstalige woorden’ worden niet als voorkeursvorm beschouwd – althans niet in de schrijftaal – ook al worden ze vaak in de spreektaal gebruikt. ‘Substandaardwoorden’ worden door prestigesprekers van het Nederlands in België niet gebruikt en/of het gebruik ervan wordt afgekeurd. De categorie ‘Belgische varianten’ bestaat uit vier subcategorieën: ‘niet-gelexicaliseerde varianten’, ‘unieke varianten’, ‘vrije varianten’ en ‘varianten met restricties’. Voor de eerste bestaat er in het Nederlandse Nederlands geen gelexicaliseerde variant (bv. aprilse grillen). ‘Unieke varianten’ zijn woorden waarvoor wel een Nederlands Nederlands woord bestaat, maar dat niet of nauwelijks in België voorkomt (bv. croque-monsieur). Van de ‘vrije varianten’ daarentegen is het Nederlands Nederlandse alternatief in België wel bekend en wordt het naast het Belgische woord gebruikt (bv. valies naast koffer). Hetzelfde geldt voor de ‘varianten met restricties’ als ‘verouderd’ (bv. doelwachter vs. keeper) of ‘studententaal’ (bv. schacht vs. eerstejaarsstudent).

5. Normatieve relevantie

De vraag is of de descriptieve classificatie van het RBBN ook normatieve waarde heeft. Met andere woorden, correspondeert ze met het oordeel van taalgebruikers over wat standaardtaal is? Om daar een idee van te krijgen, hebben we 118 leerkrachten Nederlands en 24 studenten Nederlands gevraagd zestig Belgisch-Nederlandse woorden – acht ‘unieke varianten’, tweeëntwintig ‘niet-gelexicaliseerde varianten’ en dertig ‘vrije varianten’ – te beoordelen als zijnde ‘standaardtaal’ of ‘geen standaardtaal’ (zie: Deschamps & Smedts 2004). ‘Cultuurgebonden woorden’, ‘omgangstalige woorden’ en ‘substandaardvarianten’ zijn niet in het onderzoek betrokken omdat er over hun al dan niet standaardtalig zijn weinig of geen discussie bestaat. Ook ‘gerestringeerde varianten’ zijn niet onderzocht.

Het blijkt dat de Belgische informanten ‘unieke’ en ‘niet-gelexicaliseerde varianten’ significant vaker als standaardtaal beschouwen dan ‘vrije varianten’. Er zijn wel enkele opvallende uitzonderingen, maar die zouden met een onjuiste of minder gelukkige classificatie te maken kunnen hebben. Die classificatie verdient dus nader te worden getoetst. Doorgaans is het RBBN-model normatief relevant.

278

Recognized HTML document

8. Taalbeschouwing

Indien ook Surinaams-Nederlandse en Nederlands-Nederlandse woorden in een met het RBBN vergelijkbaar model worden beschreven, zouden we eindelijk over een beschrijving van de woordenschat beschikken die aan de geografische variatie van het Nederlands alle recht laat wedervaren.

Referenties

Deschamps, K. & W. Smedts (2005). “De beschrijving en normering van Belgisch Nederlands: een confrontatie tussen twee modellen”. In: Revue belge de philologie et d’histoire / Belgisch tijdschrift voor filologie en geschiedenis, jg. 82, nr. 3, p. 929-946.

Instituut voor Nederlandse Lexicologie (2005). ‘Referentiebestand Belgisch Nederlands’ (http://www.inl.nl/index.php?option=com_content&task=view&id= 357&Itemid=368).

Nederlandse Taalunie (s.d.). “Variatie in het Nederlands: eenheid in verscheidenheid”. (http://taalunieversum.org/taalunie/variatie_in_het_nederlands_eenheid_in_verscheidenheid/).

Nederlandse Taalunie (s.d.). “Verdrag inzake de Nederlandse Taalunie”. (http://taalunieversum. org/taalunie/verdrag_inzake_de_nederlandse_taalunie/) .

Nederlandse Taalunie (s.d.). “Wat is standaardtaal?” (http://taaladvies.net/taal/ advies/tekst/85/).

Van Dale (2005). Groot woordenboek van de Nederlandse taal. Utrecht/Antwerpen: Van Dale Lexicografie.

 
 

Ronde 7

8

Johan De Schryver

HUB Faculteit Taal & Letteren, Brussel Contact: johan.deschryver@hubrussel.be

 

Taalzorg in Vlaanderen. Over chaos, schijnemancipatie en de taalmengtafel

1. Standaardtaalonderwijs, mag dat nog?

Dit jaar zijn er twee belangrijke essays verschenen over standaardtaal waarvan een oppervlakkige lectuur – zeker van de achterflappen of sommige recensies – de indruk zou kunnen wekken dat ze pleiten voor het opheffen van standaardtaalonderwijs.

279

Labels

doelgroep
NT1-leerlingen
domein
taalbeschouwing/argumentatie
land
België

Dit artikel is onderdeel van

Onderdeel van

22ste Conferentie Het Schoolvak Nederlands · 2008