Barbara Linsen · 22ste Conferentie Het Schoolvak Nederlands · 2008 · pagina 223 - 227
6. LOPON2
Noten
1 Het spelpakket bevat 4 spelborden met benodigdheden en is inzetbaar in groepen tot 36 studenten. Zowel tijdsduur als moeilijkheidsgraad zijn aanpasbaar, zodat het makkelijk in de opleiding geïntegreerd kan worden.
2 Wie niet over voldoende internetverbindingen beschikt, maar toch gebruik wil maken van de informatie op de website, kan er ook voor kiezen om deze informatie in één keer af te drukken via een link op de website.
3 Andere mogelijke werkvormen met het materiaal van het Taalforumspel worden beschreven op de website van het Taalforum.
Ronde 6
Barbara Linsen
Arteveldehogeschool, Gent
Contact: barbara.linsen@arteveldehs.be
Boekenknabbels als boekpromotie
-
Inleiding
In de lessen ‘boekpromotie’ proberen we onze studenten te stimuleren opdrachten te bedenken bij boeken, waardoor kinderen aan de slag gaan met die boeken. Zo krijgen kinderen de kans om het boek eens vast te pakken, erin te bladeren, er eventueel aan te ruiken, te lachen met de grappige tekeningen, en, als ze zin hebben, het einde al te lezen. Zo kunnen ze echt proeven van het boek. Dat daarna dan een creatieve opdracht komt, graag! Maar wanneer het bovenstaande in acht wordt genomen, hebben de leerlingen veel meer informatie om hun affiche of hun nieuwe voorflap te ontwerpen. De lesideeën die ik in de presentatie meegeef, zijn bedoeld voor deze ‘proeffase’ van een les ‘boekpromotie’. Het zijn opdrachten waardoor kinderen eens knabbelen aan de boeken, ‘boekenknabbels’ dus.
-
Mogelijke werkvormen met de boekenknabbels?
De lesideeën zijn gegroeid vanuit het basisconcept ‘kinderen zijn in kleine groepjes met één boek aan de slag’. Afhankelijk van de tijd die je ter beschikking hebt, je onderwijsaanpak, en het aantal exemplaren dat je van één boek te pakken kunt krijgen, kun je anders met deze ‘boekenknabbels’ omgaan.
6
223
TWEEËNTWINTIGSTE CONFERENTIE HET SCHOOLVAK NEDERLANDS
2.1 Aanpak 1: Alle groepen hetzelfde boek, dezelfde opdrachten
Als je één boek in de kijker wilt plaatsen, en je hebt voldoende exemplaren van dat boek, kan je gemakkelijk alle kinderen tegelijk bedienen: alle kinderen krijgen een exemplaar van het boek en een opdrachtenbundel. Alle groepjes werken dezelfde opdrachten uit. Een voordeel van deze aanpak is dat je de resultaten van het groepswerk achteraf kunt bundelen en klassikaal bespreken. Vergelijkingen maken tussen de verschillende producten is dan gemakkelijker. Een ander voordeel van deze aanpak is dat je als leerkracht je voorleeskracht kan gebruiken. In de opdrachtenbundels staat regelmatig dat kinderen een stuk tekst moeten lezen. Soms kan dat natuurlijk niet zo motiverend of leesbevorderend werken – als medeleerlingen bijvoorbeeld zelf niet zo vlot lezen – en is het veel krachtiger als de leerkracht die passages dan voorleest. Nadeel van deze aanpak is dat je ‘maar’ één boek in de kijker plaatst. Daarnaast moet je natuurlijk ook afrekenen met tempoverschillen tussen de groepen.
2.2 Aanpak 2: Alle groepen een ander boek, met andere opdrachten
-
Voordeel 1: Je hoeft niet zo veel exemplaren van één boek te hebben.
-
Voordeel 2: Na afloop kan je de kinderen vragen om de anderen warm te maken voor ‘hun’ boek. Zo promoot je met één activiteit meerdere boeken tegelijk, bijvoorbeeld van één auteur, of binnen één genre.
-
Voordeel 3: Kinderen zullen meer worden uitgedaagd om échte informatie over hun boek te verschaffen aan de andere leerlingen, omdat die dat boek niet ‘geproefd’ hebben.
2.3 Aanpak 3: Hoekenwerk
Je legt het boek met de bijbehorende opdrachtenbundel in de leeshoek en laat daar ook weer kleine groepjes mee aan de slag gaan, maar dan niet tegelijkertijd. Via een soort doorschuifsysteem in je hoekenwerk komen ze na elkaar in die proefhoek.
-
Voordeel 1: Je hoeft niet zo veel exemplaren van één boek te hebben.
-
Voordeel 2: Je kan de groepjes kleiner maken en de leerlingen bv. in duo’s aan het werk zetten.
-
Voordeel 3: Mogelijkheid om te differentiëren naar leesvaardigheid, naar leesvoorkeur en leesbelangstelling, naar tempo, etc.
2.4 En nog
Uiteraard kan je nog meer kanten uit met deze ‘boekenknabbels’. Je kan ze individueel laten uitvoeren, al mis je dan de groepsdynamiek die heel stimulerend kan werken. Je kan ze als contractwerk geven, individueel of in groepjes. Waarom zou je deze bundels niet kunnen laten uitvoeren onder begeleiding van een leesouder, als variant op
224
6. LOPON2
groepslezen of niveaulezen? En misschien kan zelfs de extra leerkracht op school een groepje begeleiden dat met een boek aan de slag gaat? Etc.
3. Knopen om door te hakken, aandachtspunten
Bij al deze aanpakken moet je een aantal heikele punten en vragen beantwoorden. Ik beantwoord ze niet, omdat het antwoord zal afhangen van je onderwijsaanpak en je leerlingen.
-
De opdrachtenbundels. Geef ik een groepje slechts één opdrachtenbundel of krijgt elk lid van het groepje zo’n bundel?
-
Elk lid krijgt een bundel: het gevaar is reëel dat alle leerlingen individueel aan de slag gaan en dat er niet echt wordt samengewerkt. Het samen genieten van boeken en samen praten over boeken is juist een essentieel aspect van leesbevordering (zie o.a. Aidan Chambers).
-
Eén bundel per groepje: de noodzaak van een goede taakverdeling of beurtenregeling dringt zich op, zodat iedereen evenveel kansen krijgt om actief deel te nemen. Voorwaarde is dat leerlingen al kunnen samenwerken.
-
Groepssamenstelling en -grootte. Afhankelijk van de samenwerkingsvaardigheden van de leerlingen kun je de groepsgrootte variëren van 2 tot 5 leerlingen. Belangrijk is in elk geval dat iedereen actief deelneemt. Wat de samenstelling betreft, is het aangewezen dat je in elk groepje zorgt voor één leerling die graag leest en die de anderen dus wat leesprikkels kan geven. Ook is het handig als er één leerling bij is die goed kan voorlezen. Die kan dan aan zijn groepje de tekstfragmenten voorlezen. Ideaal is het trouwens als je die leerling deze fragmenten meegeeft als (gedifferentieerd?) huiswerk, zodat die de teksten vlot en expressief kan voorlezen in zijn/haar groepje.
-
De tekstfragmenten. Hoe kan je nu van een boek proeven zonder dat je kennis maakt met de originele tekst van de auteur? Bij het samenvatten van een hoofdstuk blijft er nog maar weinig over. Het is essentieel om kinderen te confronteren met de originele tekstfragmenten. Dat kan dan weer op verschillende manieren. De keuze die je maakt, is afhankelijk van je leerlingen en jouw mogelijkheden. In de opdrachtenbundels waarmee je in de sessie kennismaakt, staat er steeds ‘Lees bladzijde x tot bladzijde y.’ Mogelijkheden om dit in te vullen:
- het fragment is een aantal keren gekopieerd, zodat alle leerlingen van het groepje dit fragment tegelijkertijd – in stilte – kunnen lezen;
- één – bij voorkeur: een goede – lezer leest het fragment voor aan de anderen (eventueel is dit voorbereid door huiswerk; eventueel een doorschuifsysteem); - de leerkracht leest het fragment voor;
6
225
TWEEËNTWINTIGSTE CONFERENTIE HET SCHOOLVAK NEDERLANDS
- de leerlingen beluisteren een voorgelezen fragment op cd, cd-rom, mp3, etc. (zie: hoekenwerk).
-
Curieuze neuzen en mosterdpotten
Het moeilijke aan de ‘boekenknabbels’ is dat ze kinderen ‘geleid’ door het boek loodsen. Dat wil zeggen dat ze het boek maar stukje per stukje mogen verkennen. Er wordt bijvoorbeeld regelmatig na het lezen van een fragment gevraagd hoe de leerlingen denken dat het verhaal zal verdergaan. Uiteraard mogen ze de bladzijde pas na het beantwoorden van die vraag omslaan! Ook bij mijn studenten merkte ik dat het heel moeilijk is om die nieuwsgierigheid in toom te houden. Dat bederft natuurlijk een deel van de pret. Het is dus van belang om hier met je leerlingen duidelijke afspraken rond te maken, maar zeker ook om in je opdrachten heel duidelijk aan te geven wanneer ze al dan niet een blad mogen omslaan. Misschien is een ‘bladzijdebewaker’ wel een goede rol om op te nemen in de taakverdeling van het groepswerk...
Eén studente had er in elk geval al gedeeltelijk iets op gevonden. Ze had het boek ‘verzegeld’ met een klein stukje plakband (kan ook met een touwtje). Alleen wanneer een aantal opdrachten vervuld waren, knipte zij het boek open met haar ‘magische schaar’.
-
De rol van de leerkracht
Het voorgaande wekt misschien de indruk dat je kinderen volledig zelfstandig aan de slag kunt laten gaan met de ‘boekenknabbels’. Een goede begeleiding van de leerkracht blijft echter noodzakelijk en biedt bovendien een grote meerwaarde.
Met de ‘boekenknabbels’ uit de presentatie wil ik de deelnemers een idee geven van hoe je kinderen met concrete opdrachten (zelfstandig) een bepaald jeugdboek kunt laten verkennen. Een gemis in de meeste ‘boekpromotielessen’ is namelijk dat kinderen de boeken zelf niet doorbladeren en bekijken, betasten, verkennen etc. Dat leidt dan vaak tot lessen waarin de leerkracht alles vertelt over een boek of tot opdrachten waarbij de leerlingen een nieuwe kaft moeten ontwerpen bij een boek of reclame moeten maken voor een boek dat ze eigenlijk niet echt kennen. Dan zouden de opdrachten vooraf gebruikt kunnen worden. Zoals ik in de inleiding reeds aangaf, passen deze ‘boekenknabbels’ het best binnen een heel ruime waaier aan leesbevorderingsactiviteiten.
(Een uitgebreide versie van deze bijdrage, samen met 4 bundels ‘boekenknabbels’ rond de boeken van Roald Dahl, verscheen reeds in Vonk. Zie: Linsen 2007).
226
6. LOPON2
Referenties
Linsen, B. (2007). “Lesideeën om leerlingen aan de boeken van Roald Dahl te laten proeven”. In: Vonk, jg. 36, nr. 3, p. 11-34.
Ronde 7
Ruud Walst & Wim van Beek Mees & Meester
Contact: info@meesenmeester.nl
info@men tus. nl
Alle vakken oog voor taal
Meester Joost heeft de opgaven voor de geschiedenistoets uitgedeeld. Tarik heeft een probleem. Hij snapt opgave 3 niet. Lies en Laila worstelen er ook mee. Ligt dit nu aan de leesvaardigheid van de leerlingen of is de opgave niet goed geformuleerd? In beide gevallen is er voor meester Joost werk aan de winkel: hij moet Tarik, Lies en Laila leren hoe zij een opgave moeten lezen of hij moet sleutelen aan zijn vaardigheid in het for- muleren van schriftelijke opgaven.
In dit artikel stellen we dat binnen lerarenopleidingen de taal- en taaldidactische vorming van studenten centraal moet staan en dat alle opleidingsdocenten (en niet alleen de neerlandici) daarin een taak hebben. Kern van het betoog is dat centraal ontwikkelde competentietrainingen docenten kunnen stimuleren om deze taak daadwerkelijk te vervullen.
Alle onderwijs is taalonderwijs: lessen worden in taal gegeven en lessen bieden mogelijkheden om de taal van de leerlingen verder te ontwikkelen. Het eerste stelt eisen aan de taalvaardigheden van zowel de leerling als de leerkracht; het tweede (het taalleren tijdens andere lessen dan de lessen Nederlands) vereist taaldidactische vaardigheden.
Er wordt op het vlak van taal nogal wat van leerkrachten gevraagd. Ze moeten om te beginnen uiteenlopende taalvaardigheden beheersen en daarnaast wordt van hen verwacht dat ze zorg dragen voor de taalontwikkeling van hun leerlingen. Dat betekent |
6 |
227