Charlotte Hardeman · 22ste Conferentie Het Schoolvak Nederlands · 2008 · pagina 328 - 331
TWEEËNTWINTIGSTE CONFERENTIE HET SCHOOLVAK NEDERLANDS
-
Schrijven versterkt het zelfbeeld van studenten. Schrijven over eigen ervaringen is zowel beleven als afstand nemen. Het helpt om dingen te ordenen, te voelen en te duiden. Tijdens het schrijven van ‘de slechtste verzoekmail ooit’, lardeert een jongen zijn tekst met Sranang en straattaal. Hilariteit alom. “Ik kan u meer laten horen, juf. Zeker wel!”
-
Door de eigen ervaring en de nadruk op het schrijfproces, word je als docent een gesprekspartner in plaats van een controleur.
Bij Natuurlijk Schrijven wordt Zakelijk Schrijven Noodzakelijk Schrijven.
Referenties
Claessens, M. (2008). De springprocessie; levendige lessen in zakelijk schrijven. Houten: Bohn Stafleu van Loghum.
Natuurlijk schrijven. Lesideeën voor docenten communicatie (www.natuurlijkschrijven.nl).
Stichting Taalvorming (www.taalvorming.nl)
Ronde 6
Charlotte Hardeman
Sint-Andreasinstituut, Oostende
Contact: charlotte.hardeman@telenet.be
Het interviewverslag
Nerveus en alert in de vooravond, licht en schalks in de late avond, ook wel eens diepzinnig gravend in een inspirerend decor: het interview is op tv alomtegenwoordig. Ook in de geschreven pers is het interview hét medium om aan de tand te voelen, de vinger op de wonde te leggen, eelt van de ziel te schrapen en nog veel meer. Omdat ook leerlingen veelvuldig met dit genre in contact komen, is hun interesse ervoor meestal al gerijpt. De lessen Nederlands zijn de uitgelezen plaats om die spontane interesse verder uit te diepen. Een gedroomde kans ook voor geïntegreerde vaardigheden: informatie opzoeken, interviewvragen bestuderen en formuleren, luister- en spreektechnieken ontwikkelen, annoteren en schrijven. Het oefenen van al deze vaardigheden staat garant voor boeiende lessen met een flinke participatie van de leerlingen. De volgende lessenreeks is bedoeld om het elan van de rit niet te laten verbleken in de laat-
328
10. Taalvaardigheid
ste fase: de verwerking van het gesproken materiaal tot een tekst. Een interview verwerken is immers meer dan steriel optekenwerk. De interviewer maakt keuzes over hoe hij het gesprek wil weergeven, detecteert merkwaardige, boeiende, intrigerende passages uit het vraaggesprek en vertaalt die in de juiste blikvangers.
Een eerste vraag die zich bij interviewverslaggeving opdringt, is er één naar de rol van de verslaggever: is hij nadrukkelijk aanwezig als vragensteller, verdwijnt hij totaal uit beeld of is hij zijdelings aanwezig, als ‘chroniqueur’? Op basis daarvan onderscheidt men enkele basistypes (Kussendrager 2005). In het eerste geval spreken we van het vraag-antwoordverslag: de vragen en antwoorden worden afgewisseld en staan beide in de directe rede. De vragen zijn vet gedrukt en staan tussen twee witregels. De lezer heeft de indruk deelgenoot te zijn van het gesprek en dat is vooral interessant bij het informatieve interview. Aan het andere eind van het spectrum staat hetfullquote-inter- view: nu staat de geïnterviewde centraal. De vragen zijn weggewerkt, het hele verslag bestaat uit wat de geïnterviewde heeft gezegd, in de ik-vorm. Deze vorm leent zich uitstekend voor het humaninterestinterview. En dan is er nog een mengvorm: de interviewer spreekt over de informant in de derde persoon. Nu is hij interviewer en verslaggever tegelijk. De vragen worden indirect geformuleerd of helemaal niet. De antwoorden zijn letterlijke citaten of worden indirect gerapporteerd. Bij dit soort verslaggeving staat het onderwerp centraal en af en toe ook de geïnterviewde zelf.
Eenmaal de verslaggever in zijn juiste rol zit, kan de eerste fase in het schrijven beginnen. Voor het vraag-antwoordverslag is het werk eerst en vooral taalkundig: het transcript krijgt de nodige taalkundige opfrisbeurt. Taalfouten, gestotter, kromme zinnen, dialect, storende herhalingen, stopwoorden: alles wordt weggewerkt. Ook is het mogelijk de vragen anders te ordenen. Ook voor de beide andere vormen zoekt de verslaggever naar een indelingscriterium: logisch of freewheelend, naargelang van het onderwerp, de persoon en de sfeer. Het fullquote-interview geeft de geïnterviewde vrij spel: hij steekt zijn verhaal af in een soort monoloog (die natuurlijk heel strikt geregisseerd is). Bij de mengvorm draait het vooral rond de synergie tussen interviewer en geïnterviewde: in welke passages neemt hij duidelijk de touwtjes in handen (als indirect vragensteller, of als iemand die met visie synthetiseert), welke licht hij eruit als citaat, wanneer laat hij de geïnterviewde zelf een bocht nemen en het verslag sturen?
Het materiaal uit het interview is nu in een vorm gegoten. In het beste geval is het – minder of meer gestuurd – een verhelderend of meeslepend relaas geworden van wat de geïnterviewde in het gesprek heeft prijsgegeven. Nu komt de volgende uitdaging: het interviewverslag publiceerbaar maken voor een krant of een tijdschrift. En de lezer daarvan krijg je niet cadeau: hoe prikkel je zijn aandacht, hoe houd je zijn leeslust vast? Foto’s doen het uiteraard altijd, maar er zijn ook een reeks verbale middelen die kunnen worden ingezet, ‘blikvangers’ die zowel in als buiten de eigenlijke tekst kunnen staan: een sprekende kop, een wervende intro, een passende lead, een paar intrigerende quotes en enkele tussenkoppen die het leesgemak bevorderen (Kussendrager 2005).
10
329
TWEEËNTWINTIGSTE CONFERENTIE HET SCHOOLVAK NEDERLANDS
In veel gevallen is de kop van een kranteninterview een boeiend citaat. Als je daarbovenop nog taalkundig kunt scoren met klankeffecten, beeldspraak, contrast, een woordspeling, etc., rijf je de lezer gemakkelijker binnen. De intro is dan de eerste echte service aan de lezer: je gooit hem iets toe wat kan intrigeren en licht een tipje van de sluier in verband met de inhoud van je verslag. De intro is een smaakmaker en als dusdanig geen noodzakelijk onderdeel van de tekst. Hij is dan ook vet of cursief gedrukt. De kop en de intro vergen wat creativiteit. Je kunt ze dus het beste opschrijven als je op een leuk idee stoot, en dat kan evengoed aan het einde van de rit zijn als bij het begin. Dan volgt je eigenlijke artikel, met de openingsalinea, de ‘lead’: een terugblik in de tijd, een betekenisvolle anekdote, een beschrijving van de ruimte, de sfeer, een verwijzing naar de actualiteit, etc. Vaak heeft een lead een zeker ‘wie-wat-waargehalte’. Ook op andere manieren kun je met de aandacht van de lezer spelen. Je plaatst bijvoorbeeld vakkundig enkele tussenkoppen – dat zijn één à twee kernwoorden die aangeven wat in de daaropvolgende rubriek volgt – en je leidt de lezer naar de plaats waar die weer opduiken. Met goed gekozen quotes – die je tussen de kolommen plaatst in een afwijkend lettertype – kun je hetzelfde doel bereiken: de lezer gaat grasduinend op zoek naar de geciteerde passage om daar de volledige draagwijdte van het citaat te vinden.
Na de inleidende lessenreeks, waarin de bovenstaande schrijfconventies via authentiek materiaal worden geïllustreerd en bestudeerd, kunnen de leerlingen als ‘volleerde journalisten’ aan de slag. De leraar kan uiteenlopende schrijfopdrachten geven. De leerlingen nemen zelf een interview af, kiezen een basisvorm om het te verwerken en fleuren hun verslag op met blikvangers. Of ze krijgen een transcript van een bestaand interview, bv. van een interview dat leeftijdsgenoten afnamen. Ze poetsen de taal op, herschikken de vragen tot een eigen geheel en bewerken de tekst tot een kranteninterview. De leraar kan ook werken met audiomateriaal: je laat een interview beluisteren (eventueel bekijken) en de leerlingen noteren zoveel mogelijk wat daarin gevraagd en gezegd werd. Daarna gieten ze dat in een bepaald type interviewverslag. Het audiomateriaal hoeft zelfs geen interview te zijn. Ook andere genres lenen zich daartoe: een dag uit het leven van, een portret, etc.
Omdat de schrijffase heel wat aandachtspunten bevat, krijgen de leerlingen een checklist die ze als zelfevaluatie kunnen hanteren tijdens en na het schrijven. Daarin staat alles opgelijst: de onderdelen en de gemaakte afspraken in verband met inhoud en lay-out. Een meer verfijnde lijst kan dan dienen als evaluatie voor de leraar: is het verslag duidelijk, zijn taal en spelling correct, is de stijl aantrekkelijk, komen er geen registerfouten in voor?
Leerlingen leven tegenwoordig in een cultuur waarin de visuele prikkels elkaar verdringen. Ze zijn dan ook gediend met opdrachten waarin ze bewust met vorm bezig zijn. Bovendien is die vorm gerelateerd aan inhoudelijke keuzes, die hen doordacht met de
330
10. Taalvaardigheid
materie doen omgaan. Verder laten de opdrachten ook toe te spelen met rollen: distantie en empathie, sturen en loslaten. En wie spel zegt, zegt plezier, een belangrijke motor voor een succesvol leerproces.
Referenties
Kussendrager N. & D. van der Lugt (2005). Basisboek journalistiek: achtergronden, genres, vaardigheden. Groningen: Wolters-Noordhoff.
Ronde 7
Erwin Taets
Katholieke Hogeschool, Kortrijk Contact: etaets@telenet.be
WikiWiki – Aan de slag met Wikipedia in de klas
Elke leraar kent Wikipedia wel, de online encyclopedie die voor veel scholieren, leerlingen en studenten de ‘one-stop-shop’ geworden is als het aankomt op opzoekwerk (zie: http://nl.wikipedia.org). In deze sessie vol handige tips en trucs, vertelt Erwin Taets het verhaal achter Wikipedia en laat hij zien op welke manier dit online project op een waardevolle manier kan worden ingeschakeld in de lessen Nederlands en moderne vreemde talen. Hij presenteert een kant-en-klare lessenreeks die meteen gebruikt kan worden in de klas en leerlingen toelaat om (1) op basis van hun eigen kennis een kennisveld uit hun leefwereld in kaart te brengen, (2) lemma’s in Wikipedia kritisch te beoordelen en te bewerken en (3) zelf een nieuw lemma toe te voegen aan de online encyclopedie. Leerlingen leren niet alleen hoe Wikipedia werkt en wat de mogelijkheden ervan zijn, maar worden ook geconfronteerd met de beperkingen en de valkuilen. Een uitdagende lessenreeks voor de knip-en-plakgeneratie!
De sessie ‘WikiWiki – Aan de slag met Wikipedia in de klas’ is een verkorte versie van de interactieve workshop die Erwin Taets doorgaans geeft op bijscholingsnamiddagen en onderwijsevenementen, waarbij leraren zelf voor de computer plaatsnemen en actief met Wikipedia aan de slag gaan. WikiWiki is bedoeld voor leraren met een elementaire computerkennis zonder enige specifieke voorkennis.
Het woord ‘encyclopedie’ stamt uit het Grieks en betekent letterlijk ‘alomvattende leer’. Plinius de Oudere wordt met zijn Naturalis Historia uit de eerste eeuw na Christus de vader van de encyclopedie genoemd. De eerste encyclopedieën waren |
10 |
331