Petra Molenaar · 22ste Conferentie Het Schoolvak Nederlands · 2008 · pagina 209 - 210
6. LOPON2
Smits, A. (z.j.). ‘Retentietraining, als spelling niet lukt toch spelling leren’. (http://www.quadraat-leiden.nl).
Ronde 2
Petra Molenaar
Fontys Pabo Den Bosch
Contact: p.moolenaar@fontys.nl
Lezen en schrijven in beeld
Pabo’s hebben de afgelopen jaren steeds meer studenten in huis die afkomstig zijn uit het mbo. Deze studenten gaan anders met hun taal om, aangezien taal in hun vooropleiding op een andere manier benaderd werd. De nadruk lag niet op spelling en grammatica, maar op de functionaliteit van taal. Als deze studenten vragen voorgelegd krijgen op het gebied van spelling en grammatica, blijven zij het antwoord soms schuldig. Als zij spellingsoefeningen uitvoeren, blijken ze meer fouten te maken. Het heet dan dat ze moeite hebben met taal. Daarnaast hebben we veel allochtone studenten op school. Ook zij kennen taalproblemen. Sinds jaar en dag vragen we ons af of we studenten met dyslexie wel op de pabo moeten toelaten. Toch zijn al deze studenten vaak zeer goede docenten basisonderwijs. Echter, de algemene opvatting is dat een docent in het primair onderwijs die niet kan spellen en geen inzicht heeft in de grammatica, de leerlingen in dat onderwijs tekort doet.
Joop van der Horst laat in zijn laatste boek Het einde van de standaardtaal (2008) weten dat mensen anno 2008 op een andere manier schrijven en lezen dan de mensen in 1990. De reden is dat mensen door het gebruik van nieuwe communicatiemiddelen anders naar taal kijken. Zo is bekend dat sinds de invoering van het internet het leestempo van mensen is gedaald: het lezen van een scherm gaat trager dan het lezen van papier. Verder is bekend dat mensen sinds het internet teksten screenen en niet zozeer lezen. Bij het schrijven van teksten wordt gespeld met behulp van gehoor en beeld. De spelling heeft een andere plaats ingenomen in de maatschappelijke beleving van de mens van de 21ste eeuw.
Schrijven en lezen wordt door de eeuwen heen steeds anders geleerd. Alles heeft te maken met de plaats van het boek in de maatschappij. In de middeleeuwen was spreken het belangrijkste. Boeken en teksten werden hardop voorgelezen; men schreef een woord zoals men het hoorde. In de 16e eeuw begon ieder voor zich te lezen en werd |
6 |
209
TWEEËNTWINTIGSTE CONFERENTIE HET SCHOOLVAK NEDERLANDS
het beeld belangrijk: er werd gezocht naar een standaardisering van de spelling en er werden afspraken gemaakt ten aanzien van stijl en grammatica. Vanaf het midden van de 19e eeuw werd door de uitvinding van de telefonie het spreken even belangrijk als het lezen en schrijven. De uivinding van de gsm en de computer hebben deze verandering versneld. Door de politieke veranderingen halfweg de 20e eeuw ‘op weg naar één Europa’ is ook de behoefte om de vermenging van talen af te wijzen, gewijzigd. Leenwoorden zijn niet langer een probleem en zelfs fouten in de woordvolgorde worden getolereerd. Tot zover de samenvatting van Van der Horst.
Maar wat heeft dat te maken met onze taaltoets? Wat zegt dit over de didactiek van de spelling en de grammatica? Wat vraagt dit van ons taalbeleid? Uitkomsten van mijn onderzoek met betrekking tot het studeren met dyslexie en een taalachterstand binnen de pabo laten zien dat de groep studenten met taalproblemen er een lees - en schrijfmethodiek op nahouden die overeenkomt met de ontwikkeling die Van der Horst (2008) in zijn boek aangeeft.
Dit vraagt van de docent die spelling en grammaticadidactiek geeft een nieuwe aanpak. Concreet betekent dit dat we de dissertatie van Dort-Slijper (1966) van zolder halen en dat we op zoek gaan naar beeldende grammatica en spellingsonderwijs volgens het interactieve taalonderwijs, waarbij begrippen als ‘betekenis’, ‘sociaal’ en ‘strategie’ centraal staan.
Deze workshop vertelt over mijn onderzoek en is een demonstratie van nieuwe taaldidactiek.
Referenties
Van der Horst, J. (2008). Het einde van de standaardtaal. Antwerpen: Meulenhoff/De Standaard.
Van Dort-Slijper, M. (1966). Jan Pieter Heije als dichter van kinderliederen. Doctoraalsciptie Universiteit van Amsterdam.
210