Marijke Bouwhuis & Heidi Smits · 22ste Conferentie Het Schoolvak Nederlands · 2008 · pagina 206 - 209
TWEEËNTWINTIGSTE CONFERENTIE HET SCHOOLVAK NEDERLANDS
Ronde 1
Marijke Bouwhuis & Heidi Smits
Pabo Groenewoud (lerarenopleiding primair onderwijs) + basisschool de Wegwijzer Contact: marijke.bouwhuis@han.nl
maassmits@hetnet.nl
Spelen met spelling
Hoe worden zwakke spellers goede spellers? In de workshop die Heidi Smits (basisschool de Wegwijzer) en Marijke Bouwhuis (pabo Groenewoud -lerarenopleiding primair onderwijs) verzorgen, laten ze zien hoe kinderen in de midden- en bovenbouw van de basisschool spelenderwijs hun spellingvaardigheid vergroten. In deze bijdrage wordt eerst ingegaan op de achtergronden die ten grondslag liggen aan deze aanpak. Daarna komt de transfer naar de praktijk aan de orde. De spellen zelf kunt u meespelen tijdens de workshop.
In het basisonderwijs (lager onderwijs) wordt veel tijd besteed aan onderwijs in spelling. Leerkrachten leren de kinderen spellingregels en spellingstrategieën. Hoe komt het dan dat kinderen (en volwassenen) nog zoveel spellingfouten maken? Uit onderzoek van Anneke Smits (z.j.) blijkt dat kinderen de aangeboden spellingregels en -strategieën vaak wel beheersen, maar niet gebruiken als ze een tekst schrijven. Als kinderen bij ieder woord dat ze opschrijven bewust zouden nadenken – zoals meestal tijdens de spellingles gebeurt – zouden ze veel minder fouten maken. Dat bewuste nadenken gebeurt echter nauwelijks of niet. Kinderen varen integendeel meer op hun geheugen. Bovendien hebben kinderen met informatieverwerkingsproblemen meer moeite om de woorden goed in hun geheugen op te slaan, te plaatsen, vast te houden en/of op te roepen. Met andere woorden: het ‘spellinggeheugen’ is niet altijd even betrouwbaar.
Wanneer we naar de werking van ons informatieverwerkingssysteem kijken, is het logisch dat we op die manier gebruik maken van ons geheugen. Bij het uitvoeren van complexere taken varen wij namelijk altijd zoveel mogelijk op onze routine, op datgene wat we automatisch kunnen. Het is in het dagdagelijkse leven ook niet mogelijk om na te denken over iedere stap die wordt gezet. Wordt een taak echter té complex, dan gaan we nadenken en schakelen we bewust strategieën – hulplijnen – in.
Veel kinderen zijn bij het schrijven (van bv. een tekst) geconcentreerd op de inhoud van de taak. Het spellen gebeurt automatisch. Zolang kinderen zich niet bewust zijn van de fouten die ze maken, zullen ze geen gebruik maken van strategieën en spellingregels.
206
6. LOPON2
Volgens Anneke Smits (z.j.) is spelling in essentie geen strategisch proces. Van kinderen tot een jaar of elf kun je bovendien nauwelijks goed georganiseerd strategiegebruik verwachten. Daarnaast blijkt dat, áls er al gebruik wordt gemaakt van strategieën, betere spellers dat beter kunnen.
Hoe leren we dan wel spellen? Anneke Smits wijst op het belang tussen spraak en schrift. Gedurende het lees- en spellingleerproces vindt een nauwkeurige letter-voorletter / klank-voor-klank-integratie plaats. Het geheugen maakt op plaatsen van ‘gaten’ aanvullende representaties. Bovendien blijkt dat de door het informatieverwerkingssysteem gevormde ‘regels’ nauwelijks door nieuwe, van buitenaf aangebrachte strategieën te beïnvloeden is. Woorden moeten dus meteen zo goed mogelijk opgenomen en ingeslepen worden. Een goede begeleiding, goede feedback, en een duidelijke relatie tussen spraak en schrift is dus vanaf het begin heel belangrijk. Smits pleit er voor om bij heel zwakke spellers te werken met een corpusgerichte basis. Kinderen oefenen gericht met een goed doordachte verzameling woorden die echt moeilijk zijn voor het kind. Deze woorden worden onder meer met behulp van de computer ingeprent. Doel is het behoud van de spellingkennis en de automatisering van de spellingvaardigheid. Ieder woord moet eerst hardop uitgesproken worden voordat het geschreven wordt.
Ook Frans Daems (2006) geeft aan dat het geheugen een centrale rol speelt bij spellingprocessen. Spellingkoppelingen tussen klanken en grafemen worden geleerd door er steeds weer mee in contact te komen en door ze te gebruiken in verschillende contexten. De betekenis van het woord speelt daarbij natuurlijk ook een rol. Het woord ´wij´ betekent iets anders dan het woord ´wei´. Door veel te schrijven, leer je volgens Daems beter spellen. Hierdoor verstevig je namelijk bestaande koppelingen en maak je nieuwe koppelingen. Zo slijp je woorden in. Spellers maken veel meer fouten in minder frequent voorkomende koppelingen. Bij woorden zoals ‘wei’ en ‘wij’ zorgt het geheugen ervoor dat de meest frequent gebruikte vorm het eerst beschikbaar komt. Wanneer woorden worden ingeprent, blijkt het lezen van het woord alleen onvoldoende. Effectieve stappen om woorden in te prenten, zijn het overschrijven van het woord, spellingproblemen in het woord aanwijzen, het woord hardop lezen en het hardop spellen van het woord zonder het te zien. Vervolgens zouden kinderen onmiddellijk feedback moeten ontvangen.
Bovenstaande ideeën en haar meer dan dertig jaar lange ervaring als leerkracht waren voor Heidi Smits, taalcoördinator en interne begeleider (IB’er) op de basisschool De Wegwijzer in Drunen een aanleiding om haar spellingonderwijs aan te passen. Basisschool De Wegwijzer gebruikt al een flink aantal jaar allerlei coöperatieve werkvormen. Op verschillende manieren worden deze werkvormen ook toegepast binnen het stel- en spellingonderwijs. Heidi Smits ontwikkelde allerlei samenwerkingsvormen voor kinderen die ze gebruikt bij het inprenten van woorden bij spelling.
6
207
TWEEËNTWINTIGSTE CONFERENTIE HET SCHOOLVAK NEDERLANDS
Uitgangspunten voor de ontwikkeling van de verschillende materialen zijn:
-
kinderen moeten woorden goed bekijken. (visueel beeld inprenten);
-
kinderen moeten in te oefenen woorden hardop zeggen (koppeling schrift en klank);
-
kinderen kunnen woorden uit het hoofd hardop spellen (oproepen visueel beeld en koppeling grafemen en klanken);
-
kinderen schrijven woorden op.
Heidi Smits maakt ook veel gebruik van de computer bij het spellingonderwijs. Zwakke spellers hoeven echter zo min mogelijk aan de slag met allerlei werkbladen. Veel kinderen hebben volgens Heidi Smits een hekel aan dergelijke schrijfoefeningen. De spellen en de oefeningen op de computer vervangen het werken op werkbladen. Door woorden steeds opnieuw goed te zien, slijpt volgens Heidi Smits gaandeweg het goede beeld in.
Heidi Smits werkt met een vast corpus van woorden. Deze woorden komen gedurende enkele weken steeds terug. Kinderen zien, spreken uit en spellen deze woorden dus herhaaldelijk. Ook is de betekenis van deze woorden verkend. Daarnaast:
-
werken de kinderen in heterogene groepen. De spellen kunnen zodanig aangepast
worden dat alle kinderen én uitgedaagd worden én succeservaringen opdoen; -
geven de kinderen elkaar onmiddellijk feedback op fout gespelde woorden;
-
worden de kinderen zo min mogelijk met fout gespelde woorden geconfronteerd. Het geheugen neemt immers woordbeelden op – en ook foutieve woordbeelden. Het is dus ook van belang dat de bordteksten (ook teksten die door kinderen geschreven zijn) foutloos zijn.
In onze workshop laten we zien met welke samenwerkingsvormen kinderen aan de slag gaan bij het inprenten van woorden bij spelling. We discussiëren over spelling in het onderwijs en we leggen de link naar spellingdidactiek op de lerarenopleiding primair onderwijs.
Referenties
Bosman, A., e.a. (2000). “Visueel dictee: een effectieve spellingtraining voor woorden met ambigue foneem-grafeemrelaties”. In: Tijdschrift voor orthopedagogiek, jg. 39, p. 442-451.
Daems, F. (2006). “Beter (leren) spellen in 2005?” Universiteit Antwerpen. (http://www.ua.ac.be) .
208
6. LOPON2
Smits, A. (z.j.). ‘Retentietraining, als spelling niet lukt toch spelling leren’. (http://www.quadraat-leiden.nl).
Ronde 2
Petra Molenaar
Fontys Pabo Den Bosch
Contact: p.moolenaar@fontys.nl
Lezen en schrijven in beeld
Pabo’s hebben de afgelopen jaren steeds meer studenten in huis die afkomstig zijn uit het mbo. Deze studenten gaan anders met hun taal om, aangezien taal in hun vooropleiding op een andere manier benaderd werd. De nadruk lag niet op spelling en grammatica, maar op de functionaliteit van taal. Als deze studenten vragen voorgelegd krijgen op het gebied van spelling en grammatica, blijven zij het antwoord soms schuldig. Als zij spellingsoefeningen uitvoeren, blijken ze meer fouten te maken. Het heet dan dat ze moeite hebben met taal. Daarnaast hebben we veel allochtone studenten op school. Ook zij kennen taalproblemen. Sinds jaar en dag vragen we ons af of we studenten met dyslexie wel op de pabo moeten toelaten. Toch zijn al deze studenten vaak zeer goede docenten basisonderwijs. Echter, de algemene opvatting is dat een docent in het primair onderwijs die niet kan spellen en geen inzicht heeft in de grammatica, de leerlingen in dat onderwijs tekort doet.
Joop van der Horst laat in zijn laatste boek Het einde van de standaardtaal (2008) weten dat mensen anno 2008 op een andere manier schrijven en lezen dan de mensen in 1990. De reden is dat mensen door het gebruik van nieuwe communicatiemiddelen anders naar taal kijken. Zo is bekend dat sinds de invoering van het internet het leestempo van mensen is gedaald: het lezen van een scherm gaat trager dan het lezen van papier. Verder is bekend dat mensen sinds het internet teksten screenen en niet zozeer lezen. Bij het schrijven van teksten wordt gespeld met behulp van gehoor en beeld. De spelling heeft een andere plaats ingenomen in de maatschappelijke beleving van de mens van de 21ste eeuw.
Schrijven en lezen wordt door de eeuwen heen steeds anders geleerd. Alles heeft te maken met de plaats van het boek in de maatschappij. In de middeleeuwen was spreken het belangrijkste. Boeken en teksten werden hardop voorgelezen; men schreef een woord zoals men het hoorde. In de 16e eeuw begon ieder voor zich te lezen en werd |
6 |
209