Tamar Israël & Bart van der Leeuw · 23ste Conferentie Het Schoolvak Nederlands · 2009 · pagina 144 - 150
DRIEËNTWINTIGSTE CONFERENTIE HET SCHOOLVAK NEDERLANDS
Enkele vragen blijven echter onbeantwoord. Twee daarvan wil ik, aangevuld met overwegingen, hier naar voren brengen:
-
Wat is het effect op de langere termijn? Hoe scoren de studenten die op de HES/OCT hun taaltoets halen over 4 jaar in verhouding met studenten van hogescholen waar de taaltoets niet is ingezet? Daaraan verwant is de vraag of de taaltoets een selectie-instrument mag en kan zijn. Het zou in overweging genomen kunnen worden om met name studenten uit het middelbaar beroepsonderwijs (mbo), voor ze een studie in het hoger beroepsonderwijs (hbo) aanvangen, zicht te geven op de eisen die men in het hbo stelt met betrekking tot basistaalvaardigheid. Wellicht kan de taaltoets een hulpmiddel zijn, met als mogelijk neveneffect een terugdringing van de uitval in het eerste jaar. Hogescholen kunnen dan meer aandacht besteden aan het ontwikkelen van de academische en de professionele taalvaardigheid.
-
Een andere – meer op de didactiek gerichte – vraag is of werken met oefenitems bijdraagt aan de spellingvaardigheid. De oefenitems vragen onder andere bij spelling om een goed/fout-antwoord. Juist bij de spelling van onveranderlijke woorden wordt de student op die manier geconfronteerd met foutieve woordbeelden. Kan op die manier wel een goed woordbeeld opgebouwd worden? Die vraag lijkt vooral van toepassing voor studenten die alleen oefeningen maken en de bijbehorende theorie niet meenemen in hun studie.
Ronde 8
Tamar Israël & Bart van der Leeuw
Hogeschool Rotterdam & Hogeschool Utrecht, LEONED Contact: t.i.israel@hro.nl
Een kennisbasis Nederlandse taal voor de Pabo
1. Krachtig Meesterschap en Werken aan kwaliteit
In de kwaliteitsagenda voor het opleiden van leraren 2008-2011 (Krachtig Meesterschap) nodigde de staatssecretaris de lerarenopleidingen uit tot “het vastleggen van het eindniveau (de kennisbasis) van de opleidingen, alsmede de ontwikkeling van de hiermee samenhangende toetsen”. De HBO-raad pakte in oktober 2008 die uitdaging op en startte het project ‘Werken aan kwaliteit’. De eerste fase van dat project (2008-2009) moest voor de Pabo’s onder andere de volgende resultaten opleveren:
-
een beschrijving van de kennisbasis voor de vakken Nederlandse taal en rekenen;
-
een legitimering van die kennisbases door het werkveld en deskundigen;
144
4. Lerarenopleiding Basisonderwijs
-
een digitale toegankelijkheid van die kennisbases;
-
een plan van aanpak voor de implementatie van die kennisbases in curricula, studiegidsen en OER van alle Pabo’s in het cursusjaar 2010-2011.
De kennisbases van de andere vakken zullen een jaar later ter hand genomen worden op basis van de ervaringen met taal en rekenen.
Werken aan kwaliteit is een ambitieus project, waarmee de HBO-raad de vakinhoudelijke en vakdidactische kwaliteit van de Pabo’s in kaart wil brengen en er borg wil voor staan dat aanstaande leraren over voldoende vakkennis beschikken. De HBO-raad heeft de ontwikkeling van de kennisbasis Nederlandse taal in handen gelegd van het Landelijk Expertisecentrum Opleidingen Nederlands en Diversiteit (LEONED). Een ontwikkelteam van 4 Pabo-docenten Nederlands - Bart van der Leeuw (Fontys), Tamar Israel (HRO), Ietje Pauw (KPZ) en Anneli Schaufeli (HAN) – leverde in maart 2009 een eerste concepttekst op. In de periode maart-mei 2009 werd die tekst voorgelegd aan opleiders en externe deskundigen en op basis van de opbrengsten van die consultatie gereviseerd. In de zomer van 2009 kwam de kennisbasis Nederlandse taal definitief tot stand (zie: www.kennisbasispabo.nl).
2. Domeinen en kenniselementen
De kennisbasis Nederlandse taal voor de Pabo is een beschrijving van de vakinhoudelijke en vakdidactische kennis die ten grondslag ligt aan de SBL-competentie 3 (vakinhoudelijke en vakdidactische competentie). Die kennis is vastgelegd in een samenhangend geheel van kenniselementen, verdeeld over een aantal domeinen. De ontwikkelgroep heeft bij de indeling in domeinen zoveel mogelijk de kerndoelen als basis genomen en die verder ingevuld met indelingen uit de handboeken en uit de praktijken van zowel het basisonderwijs als de Pabo. Het gaat om de volgende 9 domeinen:
-
mondelinge taalvaardigheid
-
woordenschat
-
beginnende geletterdheid
-
voortgezet technisch lezen
-
begrijpend lezen
-
stellen
-
jeugdliteratuur
-
taalbeschouwing
-
spelling
Voor elk afzonderlijk domein zijn kenniselementen verzameld en geselecteerd. Een kenniselement is niet altijd een vakbegrip. Het is een wat algemenere term of kapstok
4
145
DRIEËNTWINTIGSTE CONFERENTIE HET SCHOOLVAK NEDERLANDS
waaraan een min of meer afgerond geheel aan vakinhoudelijke en/of vakdidactische kennis kan worden opgehangen. Soms valt een kenniselement samen met een vakbegrip, bijvoorbeeld de term ‘reviseren’ in het domein ‘Stellen’. Maar in veel andere gevallen is het kenniselement meer een verwijzing naar relevante kennis, bijvoorbeeld ‘schrijfopdrachten formuleren’ in datzelfde domein ‘Stellen’ (zie: figuur 2).
Bij de presentatie van die kenniselementen is gestreefd naar een eenvoudige en toegankelijke ordening. Van belang is dat die ordening bij elk domein hetzelfde is, zodat de gebruiker gemakkelijk bepaalde ordeningsprincipes herkent. De kenniselementen van een domein zijn gepresenteerd in de vorm van een klaverblad met vier kwadranten (zie: figuur 1).
Â
1. Wat: leerinhoud |
2. Hoe: domeindidactiek |
Leerling als taalgebruiker |
Leerkrachtvaardigheden |
Taalkenmerken |
Onderwijsmiddelen |
|
Evaluatie en toetsing |
|
Leerstofordening |
3. Wat/waarom: fundament |
4. Hoe/waarom: taaldidactiek en taalbeleid |
Wetenschappelijke achtergrond |
Opvattingen over taalonderwijs |
Maatschappelijke achtergrond |
Taalonderwijs in taalheterogene groepen |
|
Samenhang tussen domeinen |
|
Samenhang met andere vakken |
Figuur 1: Ordening kenniselementen in een domein: het klaverblad.
A. Wat is de leerinhoud?
Om te beginnen zijn die kenniselementen bij elkaar gezet die samen de leerinhoud van het betreffende domein vormen. Daarbij is gebruik gemaakt van de omschrijvingen in de kerndoelen en de daarvan afgeleide Tussendoelen en Leerlijnen (zie: www.tule.slo.nl) van de Stichting Leerplanontwikkeling (SLO). Aangezien het bij taalonderwijs veelal om vaardigheden gaat, kan de leerinhoud vanuit twee invalshoeken beschreven worden: die van de leerling als taalgebruiker en die van de kenmerken van het taalproduct.
Een voorbeeld uit het domein ‘Stellen’ ter toelichting (zie: figuur 2). De leerinhoud van het stelonderwijs is – grof gezegd – dat leerlingen teksten leren schrijven. De leerling of taalgebruiker leert goede zinnen formuleren en het resultaat is een bepaalde tekstsoort, bijvoorbeeld een brief. Bij de leerinhoud van het domein ‘Stellen’ hebben we het dus over hetgeen de taalgebruiker kan (formuleren) en welk taalproduct die vaardigheid oplevert (een brief).
146
4. Lerarenopleiding Basisonderwijs
-
Hoe wordt de leerinhoud onderwezen?
Naast de leerinhoud van het domein is er ook sprake van een domeinspecifieke didactiek. Hierin zijn kenniselementen samengebracht die de manier beschrijven waarop een domein wordt onderwezen. Daarbij is gebruik gemaakt van verschillende taaldidactische handboeken en van de publicaties van het Expertisecentrum Nederlands. De domeinspecifieke didactiek kent vier aspecten of invalshoeken: leerkrachtvaardigheden, onderwijsmiddelen, evaluatie en toetsing en leerstofordening.
Een voorbeeld uit het domein ‘Stellen’ ter toelichting. Voor het aanleren van stelvaardigheid is het van belang dat de leraar feedback kan geven op de teksten van zijn leerlingen, ofwel de leerkrachtvaardigheid ‘tekstbespreking’ beheerst (zie: figuur 3). In het stelonderwijs zijn allerlei beproefde stappenplannen en didactische modellen in gebruik (onderwijsmiddelen). Om het stelonderwijs door de schooljaren heen te plannen, kan de leraar gebruikmaken van bepaalde leerlijnen (leerstofordening).
-
Wat is het fundament onder de leerinhoud?
In kwadrant 1 is de leerinhoud met behulp van praktijknabije kenniselementen beschreven, zoals ‘formuleren’ en ‘tekstsoorten’. Elk domein kan echter ook op een meer theoretische manier in kaart gebracht worden. De leerinhoud van elk domein is gefundeerd in theoretische kennis. We onderscheiden daarbij zowel een wetenschappelijke achtergrond als een maatschappelijke achtergrond. De aanstaande leraar moet over die theoretische kennis beschikken om de leerinhouden uit kwadrant 1 te kunnen begrijpen en effectief te onderwijzen.
Een voorbeeld uit het domein ‘Stellen’ ter toelichting. Moderne steldidactiek is vaak procesgericht. In dat verband moet de leraar enigszins op de hoogte zijn van de wetenschappelijke kennis over schrijfprocessen. Bovendien doet de leraar zijn werk in een geletterde samenleving en is kennis omtrent functionele geletterdheid een noodzaak.
-
Wat zijn de algemeen taaldidactische principes: taalbeleid?
In het vierde en laatste kwadrant van het klaverblad zijn de kenniselementen opgenomen die de didactiek van het betreffende domein (zie kwadrant 2) in een algemeen taaldidactisch perspectief zetten. Het gaat hier om keuzes die er ten aanzien van het taalonderwijs gemaakt kunnen worden, zowel door de individuele leraar als door de school. In dat laatste geval spreken we van taalbeleid. De kennisbasis is per domein beschreven. Dat impliceert dat de algemeen taaldidactische principes, c.q. het taalbeleid voor elk afzonderlijk domein aan de orde zullen komen.
De algemene taaldidactiek wordt vanuit vier invalshoeken besproken:
• de manier waarop het betreffende domein aansluit bij verschillende opvattingen
over taalonderwijs, zoals strategisch taalonderwijs of interactief taalonderwijs;
4
147
DRIEËNTWINTIGSTE CONFERENTIE HET SCHOOLVAK NEDERLANDS
-
de manier waarop dit domein zich verhoudt tot taalonderwijs in taalheterogene groepen: hoe wordt er rekening gehouden met meertalige of taalzwakke leerlingen?
-
de samenhang tussen domeinen: heeft onderwijs in dit domein relaties met andere domeinen van taalonderwijs, en zo ja, hoe kan die samenhang optimaal worden benut?
-
de samenhang met andere vakken: speelt het betreffend domein een rol in het onderwijs geschiedenis, biologie, wiskunde, enz.?
Â
1. Wat: leerinhoud |
2. Hoe: domeindidactiek |
Leerling als taalgebruiker |
Leerkrachtvaardigheden |
1. bepalen doel, publiek en tekstsoort |
1. schrijfopdrachten formuleren |
2. verzamelen, selecteren en ordenen inhoud |
2. gerichte aanwijzingen bij stellen |
3. structureren |
3. ‘modeling’ bij stellen |
4. formuleren |
4. tekstbespreking |
5. reviseren |
|
6. verzorgen |
Onderwijsmiddelen |
7. reflecteren op schrijfgedrag |
5. stappenplan stellen |
|
6. voorbeeldteksten |
Taalkenmerken |
7. didactisch model stellen |
8. geschreven tekst |
8. tekstverwerken en ict |
9. tekstsoorten |
|
10. tekstkenmerken |
Evaluatie en toetsing |
11. tekstdoelen |
9. beoordelen van teksten |
12. relaties in teksten |
10. portfolio |
|
Leerstofordening |
|
11. criteria leerstofordening stellen |
|
12. leerlijnen stellen |
3. Wat/waarom: fundament |
4. Hoe/waarom: taaldidactiek en taalbeleid |
Wetenschappelijke achtergrond |
Opvattingen over taalonderwijs |
1. functies van schrijven |
1. opvattingen taalonderwijs algemeen |
2. schrijfproces |
2. stellen in communicatief taalonderwijs |
3. schrijfstrategieën |
3. stellen in strategisch taalonderwijs |
|
4. stellen in interactief taalonderwijs |
Maatschappelijke achtergrond |
|
4. functionele geletterdheid |
Taalonderwijs in taalheterogene groepen |
5. schrijven en de computer |
5. taalheterogene groepen algemeen |
|
6. stelonderwijs aan taalzwakke leerlingen |
148
4. Lerarenopleiding Basisonderwijs
Samenhang tussen domeinen
-
stellen en mondelinge taalvaardigheid
-
stellen en begrijpend lezen
-
stellen en spelling
-
stellen in geïntegreerd taalonderwijs
Samenhang met andere vakken
-
schrijftaken in het onderwijs
-
leren door schrijven
Figuur 2: Klaverblad voor het domein ‘Stellen’.
Â
Tekstbespreking | |
Omschrijving |
Een bespreking van de leerling-tekst, gericht op het vergroten van de stel- vaardigheid van de leerling. |
Toelichting |
Een belangrijke taak van de leraar is het bespreken van tekst die door de leerling is geschreven. Dit kan op meerdere momenten plaatsvinden: |
|
• als de leerling nog aan het schrijven is (hulp tijdens het schrijven); |
• |
als een eerste (klad)versie klaar is; |
• |
als de eindversie klaar is (aan het eind van het schrijfproces). |
|
De tekstbespreking is geen beoordeling. Het is een gesprek met de leerling over de tekst (het product) en over de manier waarop de leerling aan het werk is (het proces). De opmerkingen van de leraar over de tekst onder- steunen de leerling bij het reflecteren op eigen schrijfgedrag. Zij hebben steeds tot doel de leerling vooruit te helpen bij het schrijven van de besproken tekst en bij het schrijven van toekomstige teksten. |
|
Vuistregels voor de tekstbespreking zijn: |
|
• begin een tekstbespreking altijd met positief commentaar; |
|
• prijs de tekst op aanwijsbare kwaliteiten en geef geen algemene oordelen; |
|
• stel de schrijver vragen over zijn tekst en over zijn schrijfproces; |
|
• stel vragen en geef reacties vanuit je positie als lezer; |
|
• stuur de schrijver met je vragen naar het zelf bedenken van oplossingen; |
|
• zorg ervoor dat de tekstbespreking suggesties voor het herschrijven van de tekst oplevert. |
4
149