Jentine Land · 23ste Conferentie Het Schoolvak Nederlands · 2009 · pagina 73 - 77
2. Taalonderwijs van 12-18
Â
Ronde 7 |
2 | |
Jentine Land Faculteit Geesteswetenschappen, Universiteit Utrecht Contact: J.F.H.Land@uu.nl Effectieve leerteksten voor zwakkere lezers |
-
Inleiding
Lezen is voor veel leerlingen uit het voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs (vmbo) een groot struikelblok. Soms kan dat aan de leerlingen zelf liggen, maar soms ook aan de tekst die ze moeten lezen. Het is echter niet altijd even duidelijk wat een tekst geschikt maakt voor zwakkere lezers. Daarom heb ik dat onderzocht met grootschalige leesexperimenten. Daarbij heb ik me voornamelijk gericht op de invloed van structuur- en stijlkenmerken op het tekstbegrip van de zwakkere lezers uit het vmbo.
-
Korte zinnen
“Gebruik korte zinnen”. Dat is een advies dat schrijvers vaak ter harte nemen als ze teksten voor zwakkere lezers schrijven. Vooral bij leerteksten die gememoriseerd en goed begrepen moeten worden, is het van belang dat het de leerlingen weinig moeite kost om de informatie goed te interpreteren. En als ze ook nog eens weinig ervaring hebben met lezen, snel afgeleid zijn en lezen eigenlijk een zware en moeilijke opgave vinden, vinden tekstboekschrijvers het meestal nog belangrijker om alleen korte zinnen te gebruiken. Daarom komen teksten, zoals in fragment 1, veel voor in boeken voor de lagere leerwegen van het vmbo.
Fragment 1
In het begin waren heren nog de baas in de steden. Stedelingen moesten allerlei werk doen.
Dit was voor de kooplieden en ambachtslieden lastig. Ze vroegen aan hun heer stadsrechten.
Een stad met stadsrechten mocht zichzelf besturen. [...]
Het is niet vreemd dat methodemakers voor dat soort teksten kiezen. Immers, wanneer lezers korte zinnen lezen die allemaal steeds op een nieuwe regel beginnen, hoe-
73
DRIEËNTWINTIGSTE CONFERENTIE HET SCHOOLVAK NEDERLANDS
ven ze maar weinig informatie tegelijkertijd te verwerken en wordt hun werkgeheugen zo min mogelijk belast. Met een grootschalig leesexperiment ben ik nagegaan of korte zinnen daadwerkelijk tot een beter tekstbegrip van vmbo-leerlingen leiden. Leerlingen uit de twee laagste leerwegen van het vmbo hebben begripsvragen en waarderingsvragen beantwoord over acht onderzoeksteksten. Die teksten werden op twee manieren geformuleerd: er was een gefragmenteerde tekstversie met alleen korte hoofdzinnen, zoals in fragment 2.
Fragment 2
In de 19e eeuw waren er veel plantages
Er waren te weinig arbeiders.
De Amerikanen lieten slaven uit Afrika voor hen werken. De slaven wilden graag naar Amerika komen.
Ze konden geld verdienen voor hun familie.
Daarnaast werd een geïntegreerde versie van de teksten geconstrueerd. Die geïntegreerde teksten hadden wel hoofd- en bijzinnen die doorlopen over de regels heen. Bovendien was de tekststructuur in die versies geëxpliciteerd door middel van structuursignalen (maar, daarom, want), zoals fragment in 3.
Fragment 3
In de 19e eeuw waren er veel plantages in de zuidelijke staten van Amerika, maar er waren te weinig arbeiders.
Daarom lieten de Amerikanen slaven uit Afrika voor hen werken. De slaven wilden graag naar Amerika komen, want zo konden ze geld verdienen voor hun familie.
Leerlingen waardeerden de beide tekstversies evenveel. Ze vonden de geïntegreerde tekstversies dus niet leuker, interessanter, duidelijker of gemakkelijker dan de gefragmenteerde tekstversies. Wel bleken de leerlingen beter in staat om begripsvragen te beantwoorden na het lezen van een geïntegreerde tekst, dan na het lezen van een gefragmenteerde tekst. Het resultaat op tekstbegrip is opmerkelijk, maar ook goed te verklaren. Immers, als schrijvers uitsluitend korte hoofdzinnen gebruiken, verdwijnen vaak ook de structuursignalen uit de tekst. Zo is in fragment 1 niet expliciet gemaakt wat het verband is tussen zin 1 en 2. Moeten de stedelingen allerlei werk doen omdat de heren nog de baas waren? Of is er geen causaal verband tussen beide zinnen? Goede
74
2. Taalonderwijs van 12-18
en ervaren lezers zijn misschien nog wel in staat om dan toch de juiste interpretatie aan de tekst toe te kennen, maar zwakkere en onervaren lezers kunnen dat vaak niet. Zij zullen meer moeite moeten doen om de verbanden tussen de zinnen te leggen, doordat de zinnen typografisch van elkaar gescheiden zijn en doordat er geen signalen zijn die informatie geven over hoe de zinsdelen met elkaar verbonden moeten worden. Hierdoor is het voor zwakkere lezers erg moeilijk en soms zelfs onmogelijk om de inhoud van de tekst als een samenhangend en betekenisvol geheel te interpreteren.
3. Identificatie
Niet alleen de tekststructuur speelt een rol bij het begrijpen van een studietekst. Ook de tekstwaardering kan grote invloed hebben. Zo is het goed mogelijk dat leerlingen die niet van lezen houden teksten meer waarderen wanneer ze zich gemakkelijk kunnen identificeren met de inhoud van de tekst. Die waardering zou er dan toe kunnen leiden dat de leerlingen zich tijdens het lezen goed gaan inzetten, wat een positief effect heeft op hun tekstbegrip.
Uit eerder onderzoek blijkt dat de identificatie en de betrokkenheid met de tekst vergroot kunnen worden door de tekst te voorzien van sprekend opgevoerde personages bij wie de focalisatie ligt. Bovendien zouden lezers zich meer bij de tekst betrokken voelen wanneer emoties en ervaringen beschreven worden en de tekst in de tegenwoordige tijd is weergegeven (zie o.a. Beck, McKeown & Worthy 1995 ; Sadoski 2001 ; Segal et al. 1997). Vmbo-leerlingen zouden een tekst, zoals weergegeven in fragment 4, dan ook beter begrijpen en meer waarderen dan een tekst zoals fragment 5.
Fragment 4
Het is heel warm in het paleis en Diederick doet een verkoelend middagdutje. Hij is kroonprins en nog maar 12 jaar, maar hij is nu al aanwezig bij een feest van Lodewijk de 14e. Lodewijk de 14e is in de 17e eeuw de Franse koning. Aan het hof van Lodewijk de 14e weet niemand iets van hygiëne en dat geeft twee grote problemen. Het eerste probleem heeft Diederick al snel door. Hij schiet plotseling overeind. “Gatsie, er lopen allemaal beestjes over me heen!” Snel roept hij een bediende. De bediende zegt blozend: “Ja, wij hebben een probleem met luizen en vlooien omdat wij ons bijna nooit wassen. Daardoor zitten onze pruiken vol met die beestjes!” “Waarom wassen jullie je niet?” Vraagt Diederick verbaasd. “Omdat de koning wassen ongezond vindt.” Antwoordt de bediende. ...
2
75
DRIEËNTWINTIGSTE CONFERENTIE HET SCHOOLVAK NEDERLANDS
Fragment 5
In de 17e eeuw was Lodewijk de 14e de koning van Frankrijk. Aan het hof van Lodewijk de 14e wist niemand iets van hygiëne en dat gaf twee grote problemen. Ten eerste liepen overal luizen en vlooien omdat de mensen zich bijna nooit wasten. Daardoor zaten de pruiken van de mensen vol met luizen en vlooien. Ze wasten zich niet omdat de koning wassen ongezond vond.
Met een leesexperiment ben ik nagegaan in hoeverre de identificatiebevorderende tekstkenmerken er daadwerkelijk aan bijdragen dat vmbo-leerlingen een studietekst beter begrijpen. Leerlingen uit de lagere wegen van het vmbo kregen 8 onderzoeksteksten te lezen. Van die teksten werden twee versies geconstrueerd: in de ene versie kwam een personage voor, werden emoties en ervaringen beschreven en werd het verhaal uitsluitend in de tegenwoordige tijd weergegeven (zoals in fragment 2); in de andere versie kwam geen personage voor, werden de gebeurtenissen beschreven vanuit een auctoriaal vertelperspectief en werd het verhaal volledig in de verleden tijd geconcipieerd (zoals in fragment 3).
Uit het experiment bleek dat de leerlingen de begripsvragen beter konden beantwoorden na het lezen van zakelijke en afstandelijk geformuleerde teksten dan na de identificerende teksten. De identificerende teksten waardeerden ze wel meer: ze vonden die teksten spannender en leuker.
De verklaring voor het resultaat op tekstbegrip ligt voor de hand: door de toevoeging van het personage, de directe rede en de beschrijvingen van emoties is het moeilijker om de bijzaken van de hoofdzaken te onderscheiden. Bovendien bevatten de identificerende teksten meer (irrelevante) informatie, waardoor ze langer worden en de leerlingen meer informatie moeten verwerken. Hierdoor hebben ze minder goed onthouden en begrepen waar de tekst effectief over gaat.
4. Advies
Op basis van de twee leesexperimenten kunnen we een helder advies afleiden voor effectieve studieteksten die vmbo-leerlingen goed begrijpen en onthouden. De teksten moeten zakelijk geschreven zijn, zonder irrelevante bijzaken die de tekst interessanter zouden maken. Bovendien moeten de studieteksten geïntegreerd zijn. Dus: geen teksten met korte hoofdzinnen, maar met geïntegreerde zinnen, waarin de tekstverbanden geëxpliciteerd zijn door structuursignalen.
76
2. Taalonderwijs van 12-18
Referenties
Beck, I.L., M.G. McKeown & J. Worthy (1995). “Giving a text voice can improve students understanding”. In: Reading Research Quarterly, jg. 30, nr. 2, p. 220-238.
Land, J. (2009). Zwakke lezers, sterke teksten? Effecten van tekst- en lezerskenmerken op het tekstbegrip en de tekstwaardering van vmbo-leerling. Delft: Eburon.
Sadoski, M. (2001). “Resolving the effects of concreteness on interest, comprehension, and learning important ideas from text”. In: Educational Psychology Review, jg. 13, nr. 3, p. 263-281.
Segal, E.M., G. Miller, C. Hosenfeld, A. Mendelsohn, W. Russell, J. Julian, A. Greene & J. Delphonse (1997). “Person and tense in narrative interpretation”. In: Discourse Processes, jg. 24, nr. 2/3, p. 271-309.
Ronde 8
Atty Tordoir & Klaas Heemskerk
APS, Utrecht/ Picasso Lyceum, Zoetermeer Contact: a.tordoir@aps.nl
kbtheemskerk@scz.nl
Naar een doorlopende leerlijn presenteren van de brugklas tot het examen
1. Inleiding
Het belang van presentatievaardigheden is nog nooit zo prominent in het nieuws geweest als op 3 juni 2008, de dag waarop Barack Obama de democratische nominatie had binnengehaald en een overwinningstoespraak hield in een uitzinnig stadion in St. Paul, terwijl John McCain direct de aanval koos door voor een groene achtergrond een abominabele/tenenkrommende toespraak te houden. Een krampachtige grimlach begeleidde het steeds terugkerende “That’s not change we can believe in”. Zelfs Fox News moest toegeven dat er sprake was van een ‘rhetorical gap’. Vanaf toen leken de daadwerkelijke verkiezingen nog maar een formaliteit. Zou een beter presenterende John McCain wel president geworden zijn? En valt presenteren wel aan te leren?
Het Picassolyceum is 1 van de 3 pilotscholen waarmee het Algemeen Pedagogisch Studiecentrum (APS) sinds vorig schooljaar, in opdracht van de overheid, samenwerkt om de niveaubeschrijvingen uit het deelrapport Over de drempels met taal van de
2
77