Matthias Lefebvre · 23ste Conferentie Het Schoolvak Nederlands · 2009 · pagina 276 - 280
DRIEËNTWINTIGSTE CONFERENTIE HET SCHOOLVAK NEDERLANDS
Ronde 1
Matthias Lefebvre
Universiteit Gent, vakgroep Nederlandse Taalkunde Contact: matthias.lefebvre@ugent.be
Jongeren warm maken voor taalvariatie
-
Inleiding
Vlaamse middelbare scholen contacteren de redactie van het Woordenboek van de Vlaamse Dialecten (WVD) vaak met de vraag naar didactische leerpakketten over ‘Taalvariatie’. Speciaal voor deze conferentie worden enkele didactische tools aangereikt die jongeren warm kunnen maken voor taalvariatie.
In Vlaanderen hoor je vandaag de dag allerlei soorten Nederlands spreken, gaande van “echt, authentiek” dialect tot Standaardnederlands (= Algemeen Nederlands) zoals dat in de nieuwsprogramma’s van de openbare omroep wordt gebruikt. Tussen die twee uitersten in bestaat een bonte waaier aan variëteiten, die noch dialect noch standaardtaal zijn, en waarvan de ene nauwer bij het dialect en de andere nauwer bij het Algemeen Nederlands aansluit (Devos 2001). Die variëteiten worden ook wel denigrerend Soapvlaams of Verkavelingsvlaams genoemd. De meest gebruikte term voor deze informele Vlaamse omgangstaal is tussentaal. “Iedereen constateert dat Vlamingen in hun bovenregionale informele spreektaal blijkbaar de voorkeur geven aan een mengvorm tussen dialect en standaardtaal” (De Caluwe 2009: 8). Recent onderzoek heeft bovendien aangetoond dat “jongeren soms uiterst eloquent met taalmiddelen en - variëteiten weten om te springen en zich sterk bewust zijn van de gevestigde taalnormen zonder dat ze die altijd gedwee wensen na te leven” (Jaspers & Vandekerckhove 2009: 2).
-
Didactische tools taalvariatie
Taalvariatie is, zoals elke vorm van diversiteit, op zich een positief gegeven. Voor leerkrachten Nederlands komt het erop aan de leerlingen vertrouwd te maken met de belangrijkste componenten van die variatie in het taallandschap – dialect, tussentaal, standaardtaal – die elk hun plaats hebben in de communicatie en in onderlinge wisselwerking de taalevolutie in Vlaanderen bepalen.
In tegenstelling tot Nederland, waar een brede schoolaanpak heerst met betrekking tot de dialecten, blijft Vlaanderen beduidend achter (Van Hout, De Tier & Swanenberg
276
9. En verder nog...
2009). Enkel in Belgisch Limburg is een aantal jaar geleden het lessenpakket Ich kal auch Limburgs gemaakt. Hieronder worden enkele didactische leermiddelen opgesomd die bruikbaar kunnen zijn voor de leerkracht om het thema taalvariatie op een boeiende en originele manier te benaderen. Die tools zijn zo opgevat dat ze het competentiegericht leren van de leerling stimuleren.-
2.1 Websites dialectologie
In het kader van de emancipatorische onderwijsvisie kunt u de leerlingen zelf laten kennismaken met de verschillende dialecten aan de hand van enkele websites.
Zeer toegankelijke informatie over dialecten vindt u op de website van het museum Huis van Alijn in Gent: http://www.huisvanalijn.be/nl/collectie/taalkamer.html. De kenmerken van de belangrijkste dialectgroepen in het Zuid-Nederlandse dialectgebied worden er onder de loep genomen. Op die website zijn ook geluidsfragmenten verzameld van dialectsprekers die rond 1900 geboren zijn. Die dialectopnames zijn ook apart te verkrijgen op een cd-rom die via de website te bestellen is.
Op de website http://fuzzy.arts.kuleuven.be/rewo vindt u informatie over de woorden-boekprojecten die de Vlaamse, Brabantse en Limburgse dialecten in kaart brengen. U vindt er onder andere dialectkaarten met geluidsfragmenten. De drie woordenboek-projecten hebben ook eigen websites: namelijk http://dialect.ruhosting.nl/wbd/, http://dialect.ruhosting. nl/wld/ en http://www.wvd.ugent.be/. Daarnaast verstrekt ook de Stichting Nederlandse Dialecten informatie over de dialecten die in het Nederlandse taalgebied worden gesproken (http://www.nederlandsedialecten.be).
De Universiteit Gent heeft ook nog een project op stapel om allerlei informatie over dialecten die een breed publiek kan interesseren op een website ter beschikking te stellen.
2.2 Corpus Gesproken Nederlands
Het Corpus Gesproken Nederlands (CGN) is een digitale databank van hedendaags gesproken Nederlands van Vlaamse en Nederlandse volwassenen. In totaal omvat het CGN 900 uur spraakopnames, wat overeenkomt met ongeveer 9 miljoen woorden. Het CGN onderscheidt verschillende teksttypes: spontane face-to-face conversaties, interviews, telefoondialogen, enz. Voor elk spraakfragment stelt het CGN een orthografische transcriptie ter beschikking, i.e. een woordelijke neerslag van wat er gezegd wordt. Het CGN is aan te vragen via http://www.tst.inl.nl/producten. Onderzoekers in Vlaanderen en Nederland maken dankbaar gebruik van het CGN voor de studie van de gesproken taal in Vlaanderen.
277
9
DRIEËNTWINTIGSTE CONFERENTIE HET SCHOOLVAK NEDERLANDS
In de onderwijspraktijk kan het CGN als tool dienen om jongeren vertrouwd te maken met kenmerken van tussentaal. De leerkracht kan fragmenten laten horen en die laten beoordelen door groepjes leerlingen. De leerlingen krijgen een transcriptie van het fragment en geven aan welke niet-standaardtalige verschijnselen opvallen. Daarbij kan men gebruikmaken van een artikel van Taeldeman (2008) waarin enkele grammaticale tussentaalkenmerken zijn opgesomd.
2.3 Matched guise-onderzoek en varianten
Matched guise-onderzoek is een methode om onderzoek te doen naar taalattitudes. Matched guise-onderzoek kan perfect dienen als appetizer aan het begin van de les, om de leerlingen warm te maken voor het onderwerp taalvariatie.
Aan de hand van die techniek (Lambert 1960) kunt u bijvoorbeeld proberen te achterhalen welke positie leerlingen aannemen ten aanzien van tussentaal. De techniek houdt in dat aan een groep informanten geluidsopnames worden voorgelegd. Zij worden gevraagd om de sprekers van die fragmenten te beoordelen. Wat de informanten echter niet weten, is dat het om fragmenten van één en dezelfde spreker gaat die verschillende taalvariëteiten gebruikt. Doordat de stem en de inhoud van de fragmenten steeds dezelfde zijn, kunnen we de attitude van de informant ten aanzien van de verschillende taalvariëteiten achterhalen. Telkens nadat de proefpersonen een fragment beluisterd hebben, wordt hen gevraagd een enquête in te vullen. Impe (2006) heeft een dergelijk attitudeonderzoek gedaan, maar in haar onderzoek was er telkens een andere persoon die de fragmenten insprak (= ‘mixed guise’). Ze kwam daarbij tot de conclusie dat standaardtaal hoofdzakelijk met status geassocieerd wordt, terwijl de dialecten aan persoonlijke integriteit gelinkt worden. Tussentaal daarentegen kan dan weer sociaal attractief genoemd worden (Impe 2006: 124). Om naar die drie dimensies te peilen, kunnen we gebruikmaken van vragen zoals “Denkt u dat spreker 1 te vertrouwen is?” (persoonlijke integriteit), “Hebt u de indruk dat spreker 1 een succesvolle carrière heeft?” (status), “Gelooft u dat spreker 1 veel vrienden heeft?” (sociale attractiviteit).
Als leerkracht kunt u dus een aantal fragmenten laten horen waarin telkens een andere taalvariëteit aan bod komt en op basis van de psychologische dimensies peilen naar de oordelen van de leerlingen. U kunt ofwel iemand op band fragmenten laten inspreken in verschillende variëteiten van het Nederlands (= matched guise) of u kunt gebruikmaken van bestaande fragmenten uit het CGN (= mixed guise, zie hoger).
2.4 Radiospots
Aan de hand van reclamespots op de radio kan worden aangetoond hoe de taakverdeling tussen tussentaal en standaardtaal precies werkt. Uit onderzoek van Saman (2003) naar tussentaal in reclamespotjes is gebleken dat de makers van de spotjes rekening
278
9. En verder nog...
houden met de taakverdeling tussen de taalvariëteiten in Vlaanderen. Tussentaal wordt gebruikt voor informele, persoonlijke gesprekken (bv. een dialoog waarin ‘gewone mensen’ praten over aanbiedingen); standaardtaal voor de formele, zakelijke mededelingen (bv. een metastem die aan het einde van het spotje de boodschap in correcte standaardtaal herhaalt). Leerkrachten kunnen zelf radiospots gebruiken in hun lessen om registervariatie aan te tonen.
3. Jongerentaal
Jongerentaal is een sociolect waarmee jongeren hun eigenheid uitdrukken en waarmee ze zich willen onderscheiden van de rest van de gemeenschap. Vooral woorden en uitdrukkingen die te maken hebben met de specifieke leefstijl van jongeren wijken af van de ‘algemene’ taal.
Leerlingen kan gevraagd worden typische jongerentaalwoorden uit jongerentijdschriften op te tekenen en te analyseren. Ze kunnen daarbij op zoek gaan naar ontleningen uit vreemde talen, bekrachtigers (bv. mega, kei), positiefkwalificerende adjectieven (bv. cool, graaf, trendy) en ongebruikelijke samenstellingen (bv. Tommy ‘losse handjes’ Lee, ‘ik-brand-van-nieuwsgierigheid-gehalte’).
Een tip is ook het boek Variatie(s) op je bord! Dialect en jongerentaal voor eten en drinken, een uitgave van vzw Variaties, een koepelorganisatie voor dialecten en oraal erfgoed in Vlaanderen. Evelien van Renterghem heeft bij jongeren in het hele Vlaamse dialectgebied een enquête afgenomen over jongerentaalwoorden voor allerhande begrippen rond eten, drinken en uitgaan. Zo worden in het boek de jongerentaal-woorden voor onder andere ‘pintje’, ‘tipsy’, ‘joint’, enz. uitgelegd. Het boek kan besteld worden via http://www.variaties.be.
Als leerkracht kunt u aan de hand van dat boek één of meerdere begrippen selecteren en een werkbundel opstellen waarin een aantal vragen (bv. vragen naar etymologie) gesteld worden. Met behulp van taalkaarten en woordenboekmateriaal kunnen groepjes leerlingen op zoek gaan naar de antwoorden. Zo ondervinden de leerlingen welke methodes voorhanden zijn om onderzoek naar taalvariatie te verrichten waarbij hun skills om aan wetenschap te doen gestimuleerd worden.
4. Besluit
In deze bijdrage is getracht een aantal tips mee te geven die leerkrachten Nederlands kunnen helpen om de taalsituatie in Vlaanderen op een interactieve manier weerklank te doen vinden bij leerlingen. Met de aangeboden didactische leermiddelen kunnen verschillende lessen opgebouwd worden waarbij de competenties van de leerlingen
279
9
DRIEËNTWINTIGSTE CONFERENTIE HET SCHOOLVAK NEDERLANDS
centraal staan. Met behulp van de leerkracht gaan de leerlingen zelf aan de slag en ontdekken ze via verschillende methoden het rijke talige spectrum in Vlaanderen.
Referenties
De Caluwe, J. (2009). “Tussentaal wordt omgangstaal in Vlaanderen”. In: Nederlandse Taalkunde, jg. 14, nr. 1, p. 8-25.
Devos, M. (2001). “Taalsituatie en taalontwikkeling in Vlaanderen”. In: Wetenschappelijke nascholing Rijksuniversiteit Gent. Gent: Academia Press, p. 1-12.
Gijsel, L. (2000). Jongerentaal in Vlaanderen en Nederland. Een kwantitatieve studie op basis van jongerentijdschriften. Gent: Licentiaatsverhandeling.
Impe, L. (2006). Een attitudineel mixed-guise onderzoek naar tussentaal in Vlaanderen. Leuven: Licentiaatsverhandeling.
Jaspers, J. & R. Vandekerckhove (2009). “Jong Nederlands”. In: Nederlandse Taalkunde, jg. 14, nr. 1, p. 2-7.
Lambert, W. et al. (1960). “Evaluational Reactions to Spoken Language”. In: Journal of Abnormal and Social Psychology, jg. 60, nr. 3, p. 44-51.
Saman, V. (2003). Studie van het taalgebruik in reclamespots op de radio in Vlaanderen van 1991 tot 2001. Tussentaal in opmars? Gent: Licentiaatsverhandeling.
Taeldeman, J. (2008). “Zich stabiliserende grammaticale kenmerken in Vlaamse tussentaal”. In: Taal en Tongval, jg. 60, nr. 1, p. 26-50.
Van Hout, R., V. De Tier & J. Swanenberg (red.) (2009). Dialect, van schoot tot school? Groesbeek: Stichting Nederlandse Dialecten.
Van Renterghem, E., V. De Tier & J. Van Keymeulen (red.) (2007). Variatie(s) op je bord! Dialect en jongerentaal voor eten en drinken. Gent: Variaties vzw.
280