Mieke Lafleur & Johanna van der Borden · 23ste Conferentie Het Schoolvak Nederlands · 2009 · pagina 168 - 175
DRIEËNTWINTIGSTE CONFERENTIE HET SCHOOLVAK NEDERLANDS
Referenties:
Alladin, E. & J. Kelter (2007). “Feedback als motor tot taalontwikkeling”. In: A. van Gelderen (red.). Eenentwintigste Conferentie Het Schoolvak Nederlands. Gent: Academia Press, p. 72-75
De Vries, H. & W. van der Westen (2008). “Talige startcompetenties in het hoger onderwijs”. In: S. Vanhooren & A. Mottart (red.). Tweeëntwintigste Conferentiebundel Het Schoolvak Nederlands. Gent: Academia Press, p. 115-120.
Van der Westen, W. (2002). Goed geschreven. Zakelijk schrijven binnen opleiding en beroep. Bussum: Coutinho.
Van der Westen, W. (2006). “Maatregelen die fruit brengen! Een integrale aanpak van
taalontwikkeling in een hogere beroepsopleiding”. In: D. Ebbers (red.). Retoriek en
praktijk van het moedertaalonderwijs. Een selectie uit de negentiende Conferentie Het
Schoolvak Nederlands. Gent: Academia Press, p. 115-123.
Van der Westen, W. (2007). “Taalbeleid hoger onderwijs: van nul tot platform”. In: A. van Gelderen (red.). Eenentwintigste conferentie Het Schoolvak Nederlands. Gent: Academia Press, p. 58-65.
Ronde 5
Mieke Lafleur & Johanna van der Borden
Hogeschool Utrecht, Vakgroep Nederlands en Lectoraat Lesgeven in de Multiculturele School
Contact: mieke.lafleur@hu.nl
johanna. vanderborden@hu. nl
Kennisbasis Nederlands voor het tweedegraads gebied. Gebruiksmogelijkheden binnen de lerarenopleiding Nederlands
1. Inleiding
In de kwaliteitsagenda voor het opleiden van leraren 2008-2011 (Krachtig Meesterschap) nodigde de staatssecretaris de lerarenopleidingen uit tot “het vastleggen van het eindniveau van de opleidingen, alsmede de ontwikkeling van de hiermee samenhangende toetsen”. Als antwoord hierop startte de HBO-raad in oktober 2008 het project ‘Werken aan kwaliteit’, waarin onder andere is voorzien in een beschrijving
168
5. Hoger onderwijs
van de kennisbasis Nederlandse taal voor het tweedegraads gebied.
Bij wijze van inleiding op de presentatie schetsen we de ontstaansgeschiedenis en het resultaat. Voor meer informatie verwijzen we naar http://www.leoned.nl. Tijdens de presentatie zelf willen we vooral laten zien hoe we binnen de Hogeschool Utrecht werken met de kennisbasis Nederlands en willen we tot uitwisseling van ervaringen met andere opleiders komen.
2. Ontstaansgeschiedenis
De lerarenopleidingen zijn overgegaan van opleiden en beoordelen aan de hand van eindtermen naar competentiegericht onderwijs. De noodzaak van die omslag dient gesitueerd te worden bij veranderingen in de scholen (o.a. opleiden in de school), maatschappelijke ontwikkelingen (o.a. het lerarentekort), ontwikkelingen in het beroep van leraar (o.a. meer functies in het onderwijs), onderwijsinhoudelijke ontwikkelingen (ook in het voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs (vmbo) / de beroeps- en volwasseneneducatie (bve) is er competentiegericht werken) en bij veranderingen in wat betreft de rol van de overheid (o.a. de wet Beroepen in het onderwijs). De bestaande eindtermen zijn ontoereikend, te knellend en te gedetailleerd en gebaseerd op een andere benadering. Bij competentiegericht opleiden staat het professioneel adequaat leren handelen van de aanstaande leraar centraal. Van groot belang is daarnaast dat competentiegericht opleiden studenten en zij-instromers in toenemende mate de mogelijkheid biedt om via flexibel ingerichte curricula op basis van eerder verworven competenties een studieprogramma ‘op maat’ te volgen.
Dat alles leidde tot de wens en noodzaak om een kennisbasis te ontwikkelen. Die kennisbasis is bedoeld om vast te leggen over welke kennis aankomende docenten minimaal moeten beschikken als ze de lerarenopleiding verlaten. Zo kan het eindniveau van de opleiding gegarandeerd worden. Elke student moet aan het einde van de opleiding aantonen dat hij de vastgestelde kennis paraat heeft. Daarbij wordt voor alle studenten dezelfde norm gehanteerd.
Aan de huidige kennisbasis Nederlands voor het tweedegraads gebied liggen diverse bronnen en documenten ten grondslag.
2.1 Fontys
In 2006 is door Fontys Lerarenopleiding Sittard een concept-kennisbasis Nederlands voor het tweedegraads gebied ontwikkeld in opdracht van het Algemeen Directeuren Overleg van Educatieve Faculteiten (ADEF). De kennisbasis zoals Fontys die wil hanteren, verbindt kennis van het schoolvak met kennis die vereist is:
-
om daadwerkelijk competent in kenmerkende situaties te kunnen handelen;
-
voor de verdere ontwikkeling.
5
169
DRIEËNTWINTIGSTE CONFERENTIE HET SCHOOLVAK NEDERLANDS
Bekwaamheid op professioneel niveau impliceert dus dat de leraar beschikt over kennis van het vak (inclusief de basiskennis van het schoolvak), van het leren en van de leerling. De kennisbasis is daarvoor het fundament.
De kennisbasis van ADEF is gebaseerd op een negenveldenmodel, dat uit 3 kolommen en 3 rijen bestaat. In de drie kolommen worden achtereenvolgens ‘kennis van de leerling’, ‘kennis van leren en van ontwikkeling’ en ‘kennis van leerinhouden’ benoemd. Binnen elke kolom wordt een onderscheid gemaakt tussen theoretische, methodische en praktische kennis.
Theoretische kennis is kennis die abstract, contextonafhankelijk en gegeneraliseerd is. Het betreft de grondslagen van het vak. Praktische kennis is kennis die concreet, contextafhankelijk of situatiegerelateerd is. Methodische kennis is kennis die zowel in verbinding moet staan met theoretische als met praktische kennis en die bestaat uit contextonafhankelijke en contextafhankelijke componenten. Dat levert het volgende model op:
Â
Kennissoort |
Kennis van de leerling |
Kennis van leren en van ontwikkeling |
Kennis van leerinhouden |
Theoretisch |
1 |
4 |
7 |
Methodisch |
2 |
5 |
8 |
Praktisch |
3 |
6 |
9 |
Figuur 1: Het negenveldenmodel van ADEF.
De eerste kolom (‘kennis van de leerling’) bevat uitsluitend generieke kennis. In de tweede kolom (‘kennis van leren en onderwijzen’) komt zowel generieke als vakspecifieke kennis voor en in de laatste kolom (‘kennis van leerinhouden’) is uitsluitend vakspecifieke kennis ondergebracht.
2.2 LEONED
Een ander aspect waarmee leraren van alle vakken in alle onderwijssectoren geconfronteerd worden, zijn de grote verschillen in taalvaardigheid van leerlingen. In 2007 kreeg het Landelijk Expertisecentrum Opleidingen Nederlands en Diversiteit (LEONED) daarom van het Ministerie van OCW de opdracht zich te richten op de verbetering van de curricula van de lerarenopleidingen om zo leraren in het basis- en voortgezet onderwijs beter voor te bereiden op het werken in talig heterogene groepen. De hamvraag voor de opleidingen is over welke kennis leraren van alle vakken moeten beschikken om in een dergelijke onderwijssituatie competent te kunnen handelen. Een belangrijk uitgangspunt is om de blik niet te beperken tot het vak Nederlands, maar
170
5. Hoger onderwijs
om ook de mogelijkheden te zien die andere vakken bieden om te werken aan de taalvaardigheid van leerlingen. Daarom is er zowel voor de pabo als voor de tweede- en eerstegraads lerarenopleidingen een kennisbasis voor ‘taalgericht vakonderwijs’ ontwikkeld. Het is wenselijk om die kennisbasis deel te laten uitmaken van de bredere kennisbasis Nederlands met een beschrijving van de kennis waarover aankomende leraren Nederlands en leraren basisonderwijs moeten beschikken.
Aangezien de kennisbasis Nederlands voor het tweedegraads gebied bij aanvang van het project nog niet vastgesteld was, heeft LEONED in 2008, in samenspraak met de vakgroep Nederlands van de Hogeschool Utrecht, een concept-kennisbasis Nederlands ontwikkeld. Hierbij is uitgegaan van het negenveldenmodel van ADEF, met dien verstande dat alleen de vakspecifieke onderdelen ingevuld zijn. Dat leidde tot een vierveldenmatrix, grafisch vormgegeven in een klaverblad. Er is een onderscheid gemaakt tussen het wat, de inhoud van het vak zelf en het hoe, de kennis van de didactiek. Wanneer je die kennis in kaart gaat brengen, blijkt dat er binnen die twee categorieën begrippen voorkomen die specifiek op één van beide domeinen betrekking hebben. Daarnaast zijn er ook begrippen die meer algemeen van aard zijn en die tot een soort ‘ondergrondkennis’ behoren. Die begrippen zijn ondergebracht in wat (fundament) en hoe (algemene (taal)didactiek). Dat levert het volgende model op:
Â
Domeinnaam | |
WAT: leerinhoud |
HOE: domeindidactiek |
1 |
2 |
WAT: fundament |
HOE: algemene (taal)didactiek |
3 |
4 |
Figuur 2: Het klaverblad van LEONED.
Met het schoolvak Nederlands als uitgangspunt zijn er – naast ‘taalgericht vakonderwijs’ – 6 domeinen vastgesteld die steeds in een klaverblad vormgegeven zijn: ‘leesvaardigheid’, ‘luister- en kijkvaardigheid’, ‘gespreks- en spreekvaardigheid’, ‘schrijfvaardigheid’, ‘taalbeschouwing’ en ‘fictie’. Vervolgens is in elk klaverblad het betreffende domein gevuld met kernconcepten. Onder elk klaverblad ligt een uitgebreide definiëring van alle kernconcepten met verwijzingen naar bronnen.
5
171
DRIEËNTWINTIGSTE CONFERENTIE HET SCHOOLVAK NEDERLANDS
2.3 Bronnen
Zowel bij beide concept-kennisbases als bij de definitieve kennisbasis is gebruikgemaakt van diverse bronnen en documenten. Voor een volledige bronvermelding verwijzen we naar de referenties aan het einde van dit artikel.
3. Werkwijze
In september 2008 is door de projectleider van ADEF een vakredactie en een resonansgroep samengesteld, bestaande uit vertegenwoordigers van alle tweedegraads lerarenopleidingen Nederlands. De vakredactie, bestaande uit Tim Neutelings (Fontys), Johanna van der Borden (Hogeschool Utrecht), Willy Weijdema (Hogeschool van Amsterdam), Carl Brüsewitz (Windesheim Honours College), Bernadette Laudy (Noordelijke Hogeschool Leeuwarden) en Hans Wegman (Hogeschool van Arnhem en Nijmegen), kreeg de opdracht om een kennisbasis samen te stellen waarin gestreefd wordt naar het inzichtelijk en hanteerbaar maken – en daarmee borgen – van het gemeenschappelijke eindniveau voor alle vakgebieden voortgezet onderwijs/beroepsen volwassenenonderwijs. Die gemeenschappelijke kennisbasis vormt het uitgangspunt voor de gezamenlijke toetsontwikkeling.
Met de vakredactie is er gekeken naar de opzet en de inhoud van de Kennisbasis Nederlands. Er is besloten om het schoolvak Nederlands als uitgangspunt te nemen en niet de traditionele driedeling ‘taalkunde’, ‘taalbeheersing’ en ‘letterkunde’. De twee concept-kennisbases van Fontys en LEONED vormden de input voor de opgeleverde versie. Van het negenveldenmodel zijn vijf velden ingevuld, te weten veld 5 tot en met 9 (zie figuur 1). De overige 4 velden zijn centraal ingevuld, omdat ze tot het generieke deel van de kennisbasis behoren.
De vakredactie is met enige regelmaat bij elkaar gekomen. Ook werd samengewerkt op het surfweb. De werkdocumenten zijn telkens voorgelegd aan de resonansgroep. Op 16 juni 2009 vond de legitimering plaats van de concept-kennisbasis Nederlands. Het legitimeringspanel bestond uit de volgende personen: Michel Couzijn (Universiteit van Amsterdam), Piet-Hein van de Ven (Radboud Universiteit Nijmegen), Helge Bonset (Stichting Leerplanontwikkeling), Margot de Wit (Levende Talen), Fianne Vranken (docent), Tjitske Westra (docent), Kirsten de Gelder (docent) en Willem Guijt (docent).
Uit die bijeenkomst zijn nog wijzigingsvoorstellen naar voren gekomen die tot revisie van het concept-document hebben geleid.
172
5. Hoger onderwijs
4. Resultaat
Op 17 juli 2009 is de Kennisbasis Nederlands tweedegraads vastgesteld. De kennisbasis bevat de minimumeisen waar elke opleiding aan moet voldoen. Daarbovenop heeft elke opleiding de vrijheid om zich te profileren door eigen accenten te leggen.
De kennisbasis Nederlands is opgebouwd uit 11 hoofdthema’s:
Vakdidactiek:
-
Het schoolvak Nederlands
-
Differentiatie naar doelgroepen
Taalvaardigheid:
-
Leesvaardigheid
-
Luister- en kijkvaardigheid
-
Gespreksvaardigheid en spreken
-
Schrijfvaardigheid
Taalbeschouwing:
-
Taalstructuren en welgevormdheid
-
Taalverwerving, taalgebruik en taalvariatie
Fictie:
-
Literaire/ fictionele teksten
10.Lezen van literaire/ fictionele teksten
Professionele context:
11. Professionele context
De thema’s zijn onderverdeeld in 3 tot 7 kernconcepten. Per kernconcept is in de kennisbasis een opsomming van leerstofitems opgenomen die de minimaal te beheersen kennis bevatten.
5. Gebruiksmogelijkheden
Met het vaststellen van de kennisbasis Nederlands is een eerste stap gezet. Vervolgens moet elke lerarenopleiding bekijken op welke manier de kennisbasis ingezet kan worden binnen het eigen curriculum. Binnen de Hogeschool Utrecht zijn daartoe reeds de eerste stappen gezet.
Allereerst is de kennisbasis in september 2009 gebruikt als externe legitimering bij de accreditatie van de bacheloropleiding. Per item van de kennisbasis is aangegeven welke
5
173
DRIEËNTWINTIGSTE CONFERENTIE HET SCHOOLVAK NEDERLANDS
onderdelen in het curriculum aan bod komen. Daarnaast is de kennisbasis een belangrijk instrument voor intern gebruik: het biedt de mogelijkheid om opleiders en studenten inzicht te geven in het curriculum. In de vakgroep is de kennisbasis inmiddels vertaald naar de LEONED-indeling. Dat ziet er als volgt uit:
Â
ADEF |
LEONED |
Voorbeeld |
Veld 5: |
Veld 4: |
Ontwikkeling leerstoflijnen |
kennis van leren en van |
HOE algemene |
(Kennisbasis 1.1) |
ontwikkeling - methodisch |
(taal)didactische principes |
|
Veld 6: |
Veld 2: |
Leesvaardigheiddidactiek |
kennis van leren en van ontwikkeling - praktisch |
HOE domeindidactiek |
(Kennisbasis 3.3) |
Veld 7: |
Veld 3: |
Relevante theorieën over |
kennis van leerinhouden - |
WAT fundament |
het fysieke leesproces |
theoretisch |
|
(Kennisbasis 3.2) |
Veld 8: |
Veld 2: |
Omgaan met |
Kennis van leerinhouden - |
HOE domeindidactiek |
leesproblemen |
methodisch |
|
(Kennisbasis 2.3) |
Veld 9: |
Veld 1: |
Archetypen: informerend, |
Kennis van leerinhouden - |
WAT leerinhoud |
beschouwend, etc. |
praktisch |
|
(Kennisbasis 3.1) |
Figuur 3. Het klaverblad van LEONED in relatie tot het negenveldenmodel van ADEF.
We hebben gekozen voor de indeling volgens de klaverbladen van LEONED, omdat die indeling met name door de aanzienlijk uitgebreidere definities van de kernconcepten meer informatie oplevert over het niveau van de kennis, de samenhang tussen vakinhoud, vakdidactiek en ondergrondkennis en omdat doorlopende leerlijnen in het basisonderwijs en het voortgezet onderwijs zichtbaar worden gemaakt en er daardoor betere antwoorden geformuleerd kunnen worden op de belangrijkste vragen die we ons willen stellen:
-
Wat wordt op welke plaats in het curriculum aangeboden?
-
Hoe vindt verdieping plaats?
-
Wat is de samenhang tussen de diverse vakonderdelen?
-
Wat is de samenhang met andere vakken (bijvoorbeeld met ‘taalgericht vakonderwijs’) en wat is de specifieke rol van de docent Nederlands hierin?
-
Hoe loopt de lijn pabo – tweedegraads gebied – eerstegraads gebied?
-
Hoe willen we ons als opleiding profileren: waar leggen wij op dit moment accen-
ten, is dat een bewuste en terechte keuze en hoe willen we dat in de toekomst?
174
5. Hoger onderwijs
Met de antwoorden op de bovenstaande vragen kunnen we studenten een beter beeld geven van de opbouw en de eisen van de opleiding en van de mogelijkheden voor maatwerk.
Referenties
Adviesgroep Nederlands (1998). Eindtermen voor de tweedegraads lerarenopleiding Nederlands. Advies ten behoeve van de Taakgroep Gemeenschappelijk Curriculum Tweedegraads Lerarenopleidingen in opdracht van het Procesmanagement Lerarenopleidingen. ’s Hertogenbosch.
Bohnenn, E. e.a. (2007). Raamwerk Nederlands. Nederlands in (v)mbo-opleiding, beroep en maatschappij. ’s Hertogenbosch: CINOP.
Bonset, H. e.a. (2005). Nederlands in de onderbouw. Bussum: Coutinho.
Expertgroep Doorlopende Leerlijnen Taal en Rekenen (2008). Over de drempels met taal en rekenen. Enschede: SLO.
Neuvel, J. e.a.(2004). Nederlands in het middelbaar beroepsonderwijs. Een verkennend onderzoek naar het onderwijsaanbod Nederlands en de taalvaardigheid van leerlingen. ’s Hertogenbosch: CINOP.
Onbekend (2009). “Leeswijzer en kennisbasis Nederlands”. (http://ict.aps.nl/k3/).
Paus, H., R. Rymenans & K. Van Gorp (2006). Dertien doelen in een dozijn. Een referentiekader voor taalcompetenties van leraren in Nederland en Vlaanderen. Den Haag: Nederlandse Taalunie.
Ronde 6
Véronique Minnebo
Plantijn Hogeschool, Antwerpen
Contact: veronique.minnebo@plantijn.be
Taal – leren – denken. Taalbeleid aan de Plantijn Hogeschool Antwerpen, opleiding Orthopedagogie
1. Inleiding
In het Vlaamse hoger onderwijs is de laatste jaren een veranderende instroom van studenten merkbaar. Steeds vaker starten studenten met een tso- of bso-opleiding1 en ook
5
175