Meten = weten. Het vaststellen van het beginniveau Nederlands is nodig om effecten te meten

Trinette Hovens  ·  23ste Conferentie Het Schoolvak Nederlands  ·  2009  ·  pagina 91 - 95

Download artikel

3. Beroepsgericht secundair onderwijs

3 Te vinden op: http://www.taalinmbo.nl.

4 Taal in het mbo heeft hiervoor een profiel opgesteld. Zie: http://www.taalinmbo.nl.

Ronde 3

Trinette Hovens

Strategisch Beleidscentrum, ROC Mondriaan Den Haag Contact: t.hovens@rocmondriaan.nl

Meten = weten. Het vaststellen van het beginniveau Nederlands is nodig om effecten te meten

1. Inleiding

In het schooljaar 2007/2008 is bij ROC Mondriaan het project ‘Taalonderzoek en Nederlands’ (TON-project) uitgevoerd. Het doel van het project was het niveau Nederlands bepalen van 1790 ingestroomde studenten en een extra programma Nederlands aanbieden aan studenten met een taalachterstand.

Bij Mondriaan spreken we van een ‘taalachterstand’ als studenten bij instroom in het middelbaar beroepsonderwijs (mbo) niet over het taalniveau beschikken dat aan het einde van de opleiding wordt vereist. Dit doen we omdat van mbo-studenten impliciet een bepaald taalniveau verwacht wordt om de opleiding met succes te kunnen volgen. Een mbo-opleiding is immers een beroepsopleiding. In hoeverre studenten in staat zijn om hun niveau Nederlands substantieel te verhogen gedurende de opleiding is niet duidelijk.

Bij de eerste meting in augustus 2007 zijn 1790 studenten getoetst op lees-, schrijf- en spreekvaardigheid. De studenten waren afkomstig uit alle beroepssectoren van het ROC, Zorg, Handel en Techniek. Om meer zicht te krijgen op de ontwikkeling van het niveau Nederlands van studenten is besloten om een vervolgonderzoek te doen in de vorm van een tweede meting in juni 2008.

339 studenten namen deel aan de tweede meting. Ze hadden op dat moment het eerste jaar van hun opleiding nagenoeg afgerond. Daarin was er naast het reguliere programma Nederlands gemiddeld sprake van drie extra uren Nederlands per week. Bij de tweede meting werd alleen leesvaardigheid getoetst om de volgende redenen:

3

91

DRIEËNTWINTIGSTE CONFERENTIE HET SCHOOLVAK NEDERLANDS

  • Bij de eerste meting was vastgesteld dat het aantal studenten met een achterstand op leesvaardigheid groter was dan het aantal studenten met een achterstand op schrijf- en spreekvaardigheid.

  • Afname van dezelfde toets maakt de vergelijkbaarheid groter. De leestoets leende zich goed voor een tweede afname, de schrijf- en spreektoetsen niet. Verder is de afname- en correctietijd bij toetsing van leesvaardigheid minder dan bij toetsing van spreek- of schrijfvaardigheid.

In deze bijdrage wordt verslag gedaan van de bevindingen bij de tweede meting van leesvaardigheid en worden voorzichtig conclusies getrokken.

Uit de scores van de eerste meting bleek dat het leesniveau van een groot aantal onderzochte mbo-studenten bij de start van de opleiding lager was dan bij de instroom verwacht werd. Dit was het geval op alle niveaus van het mbo. In de volgende paragraaf komen de resultaten van de tweede meting in relatie tot de eerste meting aan de orde.

2. De resultaten van de tweede niveaumeting leesvaardigheid

Aan de tweede niveaumeting leesvaardigheid namen 339 studenten deel. Ze waren afkomstig uit de afdelingen ‘Mens en Maatschappij’ en ‘Zakelijke Dienstverlening’. De studenten kwamen uit vijf verschillende opleidingen. De niveaus 1 tot en met 4 waren vertegenwoordigd.

In deze paragraaf worden de resultaten (van de studenten) uit de tweede meting vergeleken met de resultaten uit de eerste meting.

Aan de tweede meting namen 16 studenten uit mbo-niveau 1 deel. In die groep is sprake van progressie van studenten op alle onderscheiden taalniveaus. Negen studenten (56%) bereikten het vereiste niveau B1 of hoger. Bij de eerste meting waren dat drie studenten (19%).

Uit mbo-niveau 2 namen 62 studenten deel. In die groep is sprake van progressie op alle onderscheiden taalniveaus. Het vereiste niveau B1 of hoger werd door 52 studenten (84%) bereikt. Bij de eerste meting waren dat 29 studenten (47%).

92

3. Beroepsgericht secundair onderwijs

Figuur 1: Overzicht taalmodules.

3

De tweede meting bij studenten uit mbo-niveau 3 (186 studenten) liet bij de studenten in die groep weinig progressie zien. Het vereiste niveau B2 of hoger werd door 45 studenten (24%) bereikt. Bij de eerste meting waren dat 37 studenten (20%).

75 studenten uit mbo-niveau 4 deden mee aan de tweede meting en in die groep is sprake van een geringe progressie op alle taalniveaus. Het vereiste niveau B2 of hoger werd door 39 studenten (52%) bereikt. Bij de eerste meting waren dat 34 studenten (45%).

In het voorgaande is sprake van resultaten in termen van behaalde niveaus. Een verbeterde score leidt niet direct tot een hoger niveau.

Met uitzondering van mbo-niveau 1 is de vooruitgang in scores groter dan de vooruitgang in taalniveau. In vergelijking met de eerste meting behaalden 47 studenten (76%) in mbo-niveau 2 een hogere score in punten. In mbo-niveau 3 behaalden 100 studenten (54%) een hogere score in punten. In mbo-niveau 4 ten slotte behaalden 37 studenten (49 %) een hogere score in punten.

Op basis van de gegevens kunnen enkele conclusies getrokken worden. Deze komen met enkele aanbevelingen aan de orde.

93

DRIEËNTWINTIGSTE CONFERENTIE HET SCHOOLVAK NEDERLANDS

3. Conclusies en aanbevelingen

Op alle opleidingsniveaus is er sprake van vooruitgang in taalniveau van individuele studenten. De beste resultaten zijn gemeten op mbo-niveau 2, waar 84% van de studenten bij de tweede meting het vereiste B1-niveau of hoger behaalde. Bij de eerste meting was dat 47%.

De progressie in niveaus is op mbo-3 en mbo-4 aanzienlijk minder dan bij mbo-1 en -2. Een mogelijke verklaring hiervoor is het feit dat de respectievelijke niveaustappen niet even groot zijn. Het bereiken van elk volgende taalniveau vraagt een steeds grotere tijdsinvestering. Zo is de leerlast bij de niveaustap van B1 naar B2 minstens twee keer zo groot als bij de niveaustap van niveau A1 naar A2. De resultaten van de tweede meting laten zien dat een jaar extra ondersteuning in mbo-niveau 3 en 4 nog onvoldoende leidt tot het bereiken van de vereiste taalniveaus.

In het rapport is een vergelijking gemaakt tussen de behaalde niveaus in de eerste en tweede meting. Wanneer we de individuele vooruitgang in niveaus vergelijken met vooruitgang in scores of punten, zien we bijvoorbeeld dat 54% van de studenten in mbo-niveau 3 progressie maakt, terwijl slechts 27 % van hen een hoger niveau bereikt. Die cijfers illustreren dat het relevant is om niet alleen naar de behaalde niveaus, maar ook naar de bijbehorende scores te kijken.

Op alle opleidingsniveaus komt het voor dat individuele studenten achteruitgaan wat betreft het taalniveau. Die achteruitgang kan vanuit de beschikbare gegevens niet worden verklaard.

Het meten van (vooruitgang in) taalvaardigheid is een complexe zaak . De resultaten dienen dan ook met enige voorzichtigheid geïnterpreteerd te worden. Meer gegevens op basis van toetsen zijn nodig om gefundeerde uitspraken te doen over taalniveaus in het mbo.

Samenvattend kan gesteld worden dat het mogelijk is een deel van de taalachterstanden weg te werken. Voor de lagere niveaus is dat eenvoudiger dan voor de hogere. Daar staat tegenover dat in de mbo-opleidingen op de niveaus 3 en 4 meer tijd is om aan taalverhoging te werken, omdat deze opleidingen een langere looptijd hebben. Op dit moment is er echter nog maar weinig inzicht in mogelijke progressie of achteruitgang van taalvaardigheid Nederlands over een periode van meerdere jaren. Er zijn in zijn algemeenheid meer gegevens nodig om beter zicht te krijgen op de factoren die een rol spelen bij het verbeteren en meten van taalvaardigheid van studenten in het mbo.

94

3. Beroepsgericht secundair onderwijs

Referenties

Bohnenn,E., F. Jansen, C. Kuipers, R. Thijssen, I. Schot.& W. Stockmann (2007). Raamwerk Nederlands, Nederlands in (v)mbo-opleiding, beroep en maatschappij. ‘s Hertogenbosch: Cinop.

Onbekend (2007). Leren, Loopbaan en Burgerschap. Brondocument met bijbehorend Addendum Nederlands in het kader van Leren en Burgerschap.

Onbekend (2008). Eindrapportage project Taalonderzoek en Nederlands. Den Haag: ROC Mondriaan.

Van Knippenberg, M. & J. Schaafsma (2008). Tweede meting lezen in het project Taalonderzoek en Nederlands (TON). Den Haag: ROC Mondriaan.

Ronde 4

Marijke van Huijstee & Jacqueline van der Zee ROC Rijn IJssel, Arnhem

Contact : m.v.huijstee@rijnijssel.nl

Taalcoaching in de praktijk van het mbo. Taalcoaches vertellen over hun ervaringen met het coachen van collega’s vakonderwijs bij het geven van taalontwikkelend beroepsonderwijs

Rijn IJssel is een school voor middelbaar beroepsonderwijs (mbo) in Arnhem. In de visie op talenonderwijs van Rijn IJssel staat: “het onderwijs Nederlands in de beroepsopleiding is de verantwoordelijkheid van het hele opleidingsteam”. Om die reden hebben docenten Nederlands van Rijn IJssel zich door het ITTA laten trainen tot taalcoach en hebben vakdocenten een training taalontwikkelend beroepsonderwijs gevolgd. De taalcoaches ondersteunen nu hun opleidingsteam (o.a. binnen de opleidingen ‘zorg’, ‘techniek’, ‘toerisme’, ‘handel’) bij het geven van beroepsonderwijs met aandacht voor taalontwikkeling.

In deze presentatie vertellen de taalbeleidcoördinator en een taalcoach van Rijn IJssel hoe de opleidingsteams in de praktijk werken aan taalontwikkeling van de leerlingen mbo. Vragen die we met u willen bespreken zijn: kunnen we van vakdocenten en werkbegeleiders verwachten dat ze de taalvaardigheid van leerlingen gaan beoordelen? En hoe zorgen we dat alle vakdocenten structureel aandacht (blijven) geven aan taalontwikkeling in hun lessen?

3

95

Labels

land
Nederland
onderwijstype
volwassenenonderwijs
thema
evaluatie van onderwijsopbrengsten

Dit artikel is onderdeel van

Onderdeel van

23ste Conferentie Het Schoolvak Nederlands · 2009