Taal – leren – denken. Taalbeleid aan de Plantijn Hogeschool Antwerpen, opleiding Orthopedagogie

Véronique Minnebo  ·  23ste Conferentie Het Schoolvak Nederlands  ·  2009  ·  pagina 175 - 179

Download artikel

5. Hoger onderwijs

Met de antwoorden op de bovenstaande vragen kunnen we studenten een beter beeld geven van de opbouw en de eisen van de opleiding en van de mogelijkheden voor maatwerk.

Referenties

Adviesgroep Nederlands (1998). Eindtermen voor de tweedegraads lerarenopleiding Nederlands. Advies ten behoeve van de Taakgroep Gemeenschappelijk Curriculum Tweedegraads Lerarenopleidingen in opdracht van het Procesmanagement Lerarenopleidingen. ’s Hertogenbosch.

Bohnenn, E. e.a. (2007). Raamwerk Nederlands. Nederlands in (v)mbo-opleiding, beroep en maatschappij. ’s Hertogenbosch: CINOP.

Bonset, H. e.a. (2005). Nederlands in de onderbouw. Bussum: Coutinho.

Expertgroep Doorlopende Leerlijnen Taal en Rekenen (2008). Over de drempels met taal en rekenen. Enschede: SLO.

Neuvel, J. e.a.(2004). Nederlands in het middelbaar beroepsonderwijs. Een verkennend onderzoek naar het onderwijsaanbod Nederlands en de taalvaardigheid van leerlingen. ’s Hertogenbosch: CINOP.

Onbekend (2009). “Leeswijzer en kennisbasis Nederlands”. (http://ict.aps.nl/k3/).

Paus, H., R. Rymenans & K. Van Gorp (2006). Dertien doelen in een dozijn. Een referentiekader voor taalcompetenties van leraren in Nederland en Vlaanderen. Den Haag: Nederlandse Taalunie.

Ronde 6

Véronique Minnebo

Plantijn Hogeschool, Antwerpen

Contact: veronique.minnebo@plantijn.be

Taal – leren – denken. Taalbeleid aan de Plantijn Hogeschool Antwerpen, opleiding Orthopedagogie

1. Inleiding

In het Vlaamse hoger onderwijs is de laatste jaren een veranderende instroom van studenten merkbaar. Steeds vaker starten studenten met een tso- of bso-opleiding1 en ook

5

175

DRIEËNTWINTIGSTE CONFERENTIE HET SCHOOLVAK NEDERLANDS

het aantal studenten met een anders- of meertalige achtergrond is merkbaar gestegen. De overgang van het secundair naar het hoger onderwijs is voor studenten vaak erg groot en de specifieke academische taalvaardigheid die van hen wordt verwacht, blijkt meermaals een struikelblok. Docenten zijn zich soms te weinig of niet bewust van de precieze aard van de struikelblokken en de mogelijke misverstanden. De talige problemen situeren zich niet in hoofdzaak bij spelling of grammatica – zoals veelal wordt aangenomen en waarop in remediëringstrajecten nog al te vaak de nadruk wordt gelegd – maar veeleer op het gebied van woordenschat, stijl en register, zins- en tekststructuren en denklogica (Hebbrecht, De Poorter & Delbaere 2008). Vooral in niet-talige opleidingen wordt het belang van taal als medium bij instructie en bij het verwerven en verwerken van vakkennis nog al te vaak over het hoofd gezien.

In dat licht werkt het departement Sociaal-Agogisch Werk (opleiding Orthopedagogie) van de Plantijn Hogeschool sinds 2003 actief aan een taalbeleid. Het departement beschouwt taalbeleid immers als een essentiële peiler van zijn diversiteit-beleid en wil daarbij alle studenten optimale kansen bieden voor een vlotte in-, door-en uitstroom. Het taalbeleid omvat enerzijds taalbegeleiding voor alle studenten en anderzijds onderzoek naar en integratie van acties om via de dagelijkse lespraktijk de (academische) taalvaardigheid van de studenten te bevorderen (taalontwikkelend lesgeven). Taalbeleid en taalbegeleiding richten zich dus niet uitsluitend en apart op studenten uit kansengroepen en/of met taalproblemen, maar op alle studenten.

2. Taalbeleid, taalbegeleiding en taalontwikkelend lesgeven: kort gekaderd

De opleiding Orthopedagogie is een niet-taalgerichte opleiding en heeft geen vak Nederlands in haar curriculum. De studenten krijgen echter veel schrijfopdrachten (verslagen, essays), die deel uitmaken van de evaluatie. Omdat docenten steeds vaker de indruk kregen dat de (schriftelijke) taalvaardigheid bij studenten erop achteruitging, startte men in 2003 met een beperkte vorm van taalbeleid en taalbegeleiding. Aan de hand van een beoordelingsschema werden schrijfopdrachten (met uitzondering van examenantwoorden) op taalvaardigheid geëvalueerd. Studenten kregen vervolgens een bundel rond taalvaardigheid, bedoeld voor zelfstudie. Al snel stelden docenten zich echter vragen bij die manier van werken en bij hun eigen deskundigheid op het vlak van taal. Daarom besliste het departement in 2005 om een taalbegeleider aan te stellen, die de taken op het gebied van taal door middel van een instaptoets en een daaropvolgend remediëringstraject van de vaklectoren zou overnemen. In het academiejaar 2006-2007 kreeg de taalbegeleider bovendien ook een beperkte onderzoeksopdracht waarbij in kaart zou worden gebracht wat de mogelijke struikelblokken van instructietaal zijn en welke gevolgen dat heeft voor het studiesucces. Al snel kwam de focus van het onderzoek – en bijgevolg ook van de taalbegeleiding – te liggen op de mogelijkheden van taalgericht of taalontwikkelend lesgeven (Hajer 1995 ; Hajer & Meestringa 2004) voor alle studenten.

176

5. Hoger onderwijs

3. Taalbegeleiding en taalontwikkelend lesgeven: praktisch 3.1 Taalbegeleiding

Alle studenten van de opleiding Orthopedagogie kunnen te allen tijde terecht bij de taalbegeleider. De begeleiding bestaat uit de volgende onderdelen, die onderling combineerbaar zijn:

  1. een verplichte digitale instaptoets voor alle eerstejaarsstudenten;

  2. individuele begeleiding op maat (intensief traject);

  3. thematische workshops (bv. examenvragen lezen en beantwoorden, notities nemen);

  4. een vrij taalspreekuur.

Aan de instaptoets kennen we vooral een signaalfunctie toe. Hiermee willen we studenten van bij de start attent maken op het belang van een goede taalvaardigheid, ook in een niet-taalgerichte opleiding, zoals Orthopedagogie. Daarnaast kunnen aan de hand daarvan opvallende – al dan niet structurele – taalproblemen worden bijgestuurd, eventueel in zelfstudie. Elke student krijgt vervolgens een mail met het resultaat op de toets, een foutenrooster en eventuele bijkomende opmerkingen, raad en tips toegestuurd. Het remediëringsaanbod houdt echter slechts in beperkte mate rekening met het resultaat. Naast de instaptoets Nederlandse taalvaardigheid wordt ook het eerste verslag dat de eerstejaarsstudenten bij het begin van het academiejaar voor de opleiding moeten schrijven door de betrokken vakdocenten geanalyseerd op het gebied van taalkunde. Dat gebeurt aan de hand van een beoordelingsschema We vragen de docenten om hierbij vooral op tekst- en zinsstructuur, woordenschat, stijl en register te letten en om op hun intuïtie en ervaring te vertrouwen. Niet alleen markante problemen, maar ook elk twijfelgeval worden aan de taalbegeleider gesignaleerd, die de betrokken studenten dan vooral op basis van die evaluatie uitnodigt voor een gesprek.

Een dergelijke manier van werken biedt heel wat voordelen: niet alleen verlicht ze het werk van de taalbegeleider, ze biedt ook, in vergelijking met een toets, een duidelijker en realistischer beeld van de taalvaardigheid van studenten, ze motiveert studenten beter om hun eigen taalvaardigheid onder de loep te nemen en – belangrijk in het kader van taalontwikkelend lesgeven – ze betrekt docenten van meet af aan op een laagdrempelige manier bij de taalbegeleiding.

Elk intensief traject begint met een oriënterend gesprek. De taalbegeleider peilt naar de achtergrond, de motivatie en de thuistaal van de student en let daarbij ook sterk op onderliggende signalen. Tijdens de gesprekken wordt een dossier opgemaakt en overlopen we de manier van werken. Indien mogelijk, en wanneer de student het hiermee eens is, proberen we voor verdere remediëring kleine groepjes samen te stellen (max. 8

5

177

DRIEËNTWINTIGSTE CONFERENTIE HET SCHOOLVAK NEDERLANDS

studenten). Doorgaans verloopt het traject – vooral om praktische redenen – echter individueel. In alle gevallen werkt de student met eigen schrijfproducten uit het curriculum, die hij analyseert op basis van het handboek Goed geschreven (Van der Westen 2003) en het bijhorende portfolio. Hierbij geven student en taalbegeleider afzonderlijk op een beoordelingsschema aan in welke mate de tekst aan de verschillende formele vereisten beantwoordt. Vervolgens worden de analyses vergeleken en geïllustreerd met voorbeelden uit de tekst. De taalbegeleider ziet zichzelf uitdrukkelijk als coach en maakt hoofdzakelijk gebruik van de socratische methode door voortdurend de gekozen oplossingen in vraag te stellen en te verwijzen naar materialen voor (zelf)studie en naar oefenmaterialen. Na de sessie stelt de student een persoonlijk actieplan op, formuleert hij werkpunten en reflecteert hij op het – voorbije en toekomstige – schrijfproces. Vervolgens herschrijft hij de begintekst, rekening houdend met de feedback van de taalbegeleider en het beoordelingsschema. Tijdens een volgende afspraak wordt de tekst op dezelfde manier geanalyseerd en besproken. Zo komen we 4 tot 6 keer samen, naargelang de wensen en noden van de student.

Het feit dat studenten tijdens de begeleiding met eigen materiaal werken, ze hun eigen competenties beter leren inschatten en ze een positieve evolutie vaststellen doorheen de begeleiding, blijkt erg motiverend en effectief.

3.2 Taalontwikkelend lesgeven

Omdat we ervan overtuigd zijn dat taal, denken en leren onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn, focust het taalbeleid in het departement sinds 2006 op taalontwikkelend lesgeven in alle vakken. Docenten worden elk jaar opnieuw – onder andere via workshops – geschoold en gecoacht in taalgericht vakonderwijs. De nadruk ligt daarbij op de diversiteit in leerstijl, de doceerstijl, de culturele en talige achtergrond van studenten en op samenwerkend leren met de docent als begeleider. Vakdocenten vinden steeds vaker als vanzelfsprekend de weg naar de taalbegeleider met vragen over syllabi, examenopdrachten, lespraktijken, taalthema’s en voor overleg over individuele studenten. Studenten en docenten hebben een materialendatabank met hulpmiddelen voor taalgericht vakonderwijs (stappenplannen, schrijf- en spreekkaders, beoordelingsformulieren, referentielijsten) en – sinds dit studiejaar – een taalwerkplaats ter beschikking, waar studenten en docenten nog meer materiaal kunnen vinden rond taalgericht werken en taalvaardigheid en hierover met elkaar en/of de taalbegeleider in gesprek kunnen gaan. In de nieuwsbrief voor het personeel worden algemene taaltips en tips rond taalontwikkelend lesgeven (onder andere over duidelijke instructiewoorden en het formuleren van examenvragen) opgenomen. Verder blijken de principes van taal-ontwikkelend lesgeven of van taalgericht vakonderwijs (taalsteun, interactie, context) in verschillende opleidingsonderdelen in min of meerdere mate geïntegreerd te worden. Op die manier worden (de aandacht voor) taalvaardigheid en de ontwikkeling ervan stilaan een vanzelfsprekend onderdeel van de opleiding.

178

5. Hoger onderwijs

Tijdens de workshop op de HSN-conferentie illustreer ik zowel taalbegeleiding als taalontwikkelend lesgeven met praktijkvoorbeelden uit ons departement en gaan we in gesprek over de mogelijkheden en uitdagingen hiervan voor het hoger onderwijs.

Referenties

Hajer, M. (1995). Schooltaal als struikelblok. Bussum: Coutinho.

Hajer, M. & T. Meestringa (2004). Handboek taalgericht vakonderwijs. Bussum: Coutinho.

Hebbrecht, J., N. Depoorter & H. Delbaere (2008). ‘Academisch Nederlands (als tweede taal?)’. In: S. Vanhooren & A. Mottart (red.). Tweeëntwintigste Conferentie Het Schoolvak Nederlands. Gent: Academia Press.

Van der Westen, W. (2002). Goed geschreven, Zakelijk schrijven binnen opleiding en beroep. Bussum: Coutinho.

 

Noten

1 tso = technisch secundair onderwijs ; bso = beroepssecundair onderwijs

Ronde 7

5

Wilma van der Westen

Nederlands / Vlaams Platform Taalbeleid Hoger Onderwijs Contact: w.m.c.vanderwesten@hhs.nl

Talige startcompetenties voor hoger onderwijs

1. Inleiding

In 2007 heeft het Nederlands/Vlaamse Platform Taalbeleid Hoger Onderwijs een veldaanvraag ingediend bij de Stichting Leerplanontwikkeling (SLO), het Nederlandse expertisecentrum voor leerplanontwikkeling. Mede-indieners waren het sectiebestuur Nederlands van Levende Talen, de Haagse Hogeschool en het Rijswijks Lyceum. Het project werd uitgevoerd door Helge Bonset en Hans de Vries van de SLO.

179

Labels

doelgroep
NT1-leerlingen
domein
taalbeleid
land
België

Dit artikel is onderdeel van

Onderdeel van

23ste Conferentie Het Schoolvak Nederlands · 2009