Toetsen schrijfvaardigheid aan het einde van het (speciaal) basisonderwijs

Karin Heesters  ·  23ste Conferentie Het Schoolvak Nederlands  ·  2009  ·  pagina 30 - 34

Download artikel

DRIEËNTWINTIGSTE CONFERENTIE HET SCHOOLVAK NEDERLANDS

Ronde 6

Karin Heesters

Cito, unit PO/VO

Contact: karin.heesters@cito.nl

Toetsen schrijfvaardigheid aan het einde van het (speciaal) basisonderwijs

  1. Inleiding

In het kader van het project Periodieke Peiling van het Onderwijsniveau (PPON) is in mei/juni 2009 onderzoek gedaan naar het onderwijsaanbod voor en niveau van schrijfvaardigheid bij leerlingen in groep 8 van het basisonderwijs en bij 12/13-jarige leerlingen in de hoogste groep van het speciaal basisonderwijs (sbo). Het is de derde, respectievelijk vierde keer dat dit onderwerp aan bod kwam in het peilingsonderzoek in het speciaal basisonderwijs en aan het einde van de basisschool. Al sinds 1986 wordt, in opdracht van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, het project PPON uitgevoerd. Het belangrijkste doel van het project is periodiek gegevens verzamelen over het onderwijsaanbod/de onderwijsresultaten in het basisonderwijs en het speciaal basisonderwijs om daarmee een empirische basis te bieden voor de algemene maatschappelijke discussie over de inhoud en het niveau van het onderwijs.

Voor het inventariseren van het onderwijsaanbod voor schrijfvaardigheid is een vragenlijst afgenomen bij leerkrachten uit groep 6, 7 en 8 en in de hoogste groep van het sbo. Voor het evalueren van het niveau van schrijfvaardigheid van de leerlingen zijn twee typen evaluatie-instrumenten gebruikt, namelijk schrijfopdrachten en toetsen voor specifieke ondersteunende taalactiviteiten. Het gaat om de ondersteunende vaardigheden ‘spelling’, ‘grammaticale kennis’ (groep 8 en sbo), ‘interpunctie’ en ‘tekstrevisie’ (groep 8). Daarnaast is in groep 8 een toets ‘zinsontleding en woordbenoeming’ afgenomen, waarbij de gevraagde begrippen in dienst staan van de werkwoordspelling. In mijn presentatie zal ik ingaan op de toetsen voor ‘spelling’ en ‘grammaticale ken- nis’.

  1. Spelling

Spelling is een ondersteunende taalactiviteit die instrumenteel is voor schrijven. Een behoorlijk deel van de tijd van het onderwijs Nederlands in het basisonderwijs wordt besteed aan spelling. Maar hoe goed kunnen leerlingen anno 2009 spellen? Zijn er ver-

30

1

1. Basisonderwijs

schillen met 10 jaar geleden? En zijn er andere verschillen, zoals een verschil tussen jongens en meisjes?

Bovenstaande vragen – en meer – beantwoorden we met behulp van onderzoek door middel van een dictee bij leerlingen in het (speciaal) basisonderwijs. Het dictee bevat woorden van verschillende spellingcategorieën die behandeld zijn in de betreffende groepen en die leerlingen zouden moeten beheersen aan het einde van het (speciaal) basisonderwijs.

Het dictee voor groep 8 bestond uit 20 niet-werkwoorden en 40 werkwoorden, in 2 verschillende volgordes. Het dictee voor het sbo bestond uit twee versies. Versie A was bedoeld voor leerlingen met een niveau dat vergelijkbaar is met basisschoolleerlingen uit groep 4 en 5 en bestond uit 25 opgaven over de spelling van niet-werkwoorden. Versie B was een dictee met niet-werkwoorden en opgaven over de basale werkwoordspelling en was bedoeld voor leerlingen met een niveau dat vergelijkbaar is met basisschoolleerlingen uit groep 6, 7 en 8. Ook hier werden de dictees in 2 verschillende volgordes afgenomen. Er was daarnaast overlap tussen de 3 dictees. De 2 versies voor het sbo werden eveneens afgenomen in de jaargroepen 4, 5, 6 en 7 van het reguliere basisonderwijs. Dat maakte dat een vergelijking mogelijk was tussen de resultaten van de sbo-leerlingen en die van de reguliere basisschoolleerlingen.

Enkele voorbeelden uit de opgaven:

  • Groep 8:

In de etalages hingen oranje slingers.

Mijn zusje hield vroeger niet van voetballen.

  • Sbo, versie A:

Er zit een scherpe bocht in deze weg. Een spin heeft acht poten.

  • Sbo, versie B:

De verkoudheid gaat maar niet over. Hij stortte 25 euro op mijn rekening.

31

DRIEËNTWINTIGSTE CONFERENTIE HET SCHOOLVAK NEDERLANDS

3. Grammaticale kennis

Onder grammaticale kennis begrijpen we het kunnen toepassen van kennis over grammaticale relaties binnen woorden, tussen woorden, binnen zinnen en tussen zinnen. Of zoals Van de Gein (2002: 2) het verwoordde: “Grammaticale kennis is de kennis van regels voor woordbouw en zinsbouw waarvan taalgebruikers blijk geven als zij bijvoorbeeld bepaalde woordvormen voorspellen”. Ook grammaticale kennis is een ondersteunende taalactiviteit voor schrijven. Het is volgens Van Gelderen (2005) een voorwaarde voor vloeiend schrijven. Als kinderen kennis missen op het gebied van grammaticale vormen en structuren en er daardoor tijdens het schrijven veel aandacht aan moeten besteden, hebben ze minder aandacht voor wat ze eigenlijk beogen te zeggen. Of zoals de Werkgroep Taal van de Expertgroep Doorlopende Leerlijnen (2008: 61) ook opmerkte: “Schrijven is een activiteit die veel cognitieve inspanning vereist. [... ] Daarom is het belangrijk dat een schrijver beschikt over automatismen (spelling, grammaticale vaardigheid), en over inhoudsschema’s (genrekennis, inhoudskennis, verkregen via instructie of ervaring) opdat de aandacht vooral kan uitgaan naar de inhoud en retorische kracht van de tekst”. Correct geformuleerde woorden, zinsdelen en zinnen kunnen zo bijdragen aan een goede overdracht van de geschreven informatie.

In de toetsen grammaticale kennis bij de Peiling Schrijven van 2009 worden de regels van het taalsysteem voor Nederlands getoetst. Dat wil zeggen dat alleen grammaticale aspecten getoetst worden die voorspelbaar zijn op grond van de regels van het taalsysteem. Bijvoorbeeld een verkleinwoord krijgt altijd ‘het’ als bepaald lidwoord, en een meervoud altijd ‘de’. Enkele uitzonderingen worden gemaakt voor een aantal ankeritems die noodzakelijk zijn voor de vergelijking over de tijd.

Ook van de toetsen voor grammaticale kennis zijn verschillende versies gemaakt voor groep 8 en voor het sbo. Wat betreft de toetsen voor het sbo zijn er, net zoals bij de toetsen voor spelling, twee niveaus onderscheiden: enerzijds waren er toetsen, gericht op leerlingen die in hun taalontwikkeling vergelijkbaar zijn met basisschoolleerlingen uit groep 4 en 5 en anderzijds waren er toetsen, gericht op leerlingen van wie het niveau vergelijkbaar is met basisschoolleerlingen uit groep 6, 7 en 8. Ook bij de toetsen grammaticale kennis was er een overlap van opgaven tussen de verschillende versies.

32

Enkele voorbeeldopgaven uit de toetsen:

1. Basisonderwijs

1

  •  Groep 8:

Wat kun je het beste doen met: Maar toen we verdwaalden nog verder, ...? (r. 4, 5) A   Zo laten staan.

  •     Vervangen door: Maar nog verder verdwaalden we toen, ...

C   Vervangen door: Maar toen we nog verder verdwaalden, ...

D   Vervangen door: Maar we verdwaalden toen nog meer, ...

Ik vraag me af ... we in de vakantie naar de dierentuin gaan. A   dat

  •     of

In welke zin zijn de onderstreepte woorden allebei goed?

A   De Linge is een oude riviertje met hier een daar een simpel bruggetje.

  •     De Linge is een oude riviertje met hier een daar een simpele bruggetje. C   De Linge is een oud riviertje met hier een daar een simpel bruggetje.

  •     De Linge is een oud riviertje met hier een daar een simpele bruggetje.

  •  Sbo, versie A:

één land   meer   

één koe   meer   

Van wie zijn ... schoentjes? A   dat

  •     die

Iemand die knikkert is een ...

A   knikkeling

  •     knikker

C   knikkeraar

  •     knikkerter

33

DRIEËNTWINTIGSTE CONFERENTIE HET SCHOOLVAK NEDERLANDS

• Sbo, versie B:

Waar ... je nou? A   blijf

  •     blijft

Kom je vanmiddag bij ... spelen? A   mij

  •     mijn

Het woord persoonlijk is gemaakt van persoon en lijk. Welk woord zit ook zo in elkaar?

A   dadelijk

  •     gevaarlijk

C   tegelijk

  •     werkelijk

4. Resultaten

Tijdens mijn presentatie zal ik de resultaten bekend maken van de meest recente PPON-peiling. Hierbij ga ik in op de vragen hoe goed leerlingen in groep 8 en aan het einde van het sbo kunnen spellen en welke grammaticale kennis ze wel of niet beheersen. Hoe zouden de hier genoemde voorbeeldopgaven het doen?

Referenties

Expertgroep Doorlopende Leerlijnen Taal en Rekenen (2008). Over de drempels met taal. De niveaus voor de taalvaardigheid. SLO: Enschede.

Van de Gein, J. (2002). Kennis van grammaticale relaties tussen en binnen woorden en zinnen – Een toetskader. Ongepubliceerd intern stuk.

Van Gelderen, A. (2005). Leren schrijven en schrijvend leren. Masterclass LOPON2. Antwerpen.

34

Labels

doelgroep
NT1-leerlingen
domein
schrijfonderwijs
land
Nederland
onderwijstype
basisonderwijs
thema
beoordelingsinstrumenten

Dit artikel is onderdeel van

Onderdeel van

23ste Conferentie Het Schoolvak Nederlands · 2009