Laure Galjart · 23ste Conferentie Het Schoolvak Nederlands · 2009 · pagina 188 - 190
DRIEËNTWINTIGSTE CONFERENTIE HET SCHOOLVAK NEDERLANDS
Ronde 1
Laure Galjart
CED-Groep, Rotterdam
Contact: l.galjart@cedgroep.nl
Zo is lezen leuk! Activerende werkvormen om leerlingen in het vmbo aan het lezen te krijgen en te houden
-
Kennis over lezen neemt toe
Er wordt vaak beweerd dat leerlingen steeds minder en steeds minder graag lezen. Het is de vraag of dat waar is. Ook vroeger waren er leerlingen die zich door hun verplichte lijst heen worstelden en dankbaar gebruikmaakten van het uittrekselboek. Feit is wel dat er steeds meer andere leuke zaken zijn die de aandacht van jongeren opeisen. Dus als je wilt dat leerlingen lezen, zul je daar ook meer voor moeten doen. Gelukkig gebeurt dat ook. Er zijn ontelbaar veel leuke leesbevorderingprojecten, zoals ‘De Jonge Jury’, ‘De Inktaap’, piramidelezen, leeskisten en andere projecten van de bibliotheek, ‘Leeskr8’, enz. Daarnaast is steeds meer gekend over welke factoren motiverend werken om leerlingen aan het lezen te krijgen en te houden. En ook de kennis over de literaire ontwikkeling van een leerling – onder andere door het onderzoek van Witte (2008) – neemt toe. Dat we het wiel niet altijd zelf hoeven uit te vinden, blijkt uit het feit dat succesvolle leesprogramma’s uit Amerika en Engeland – bijvoorbeeld van the American Reading Company – worden omgezet en geschikt gemaakt voor het onderwijs in Nederland. Leesdok is hier een voorbeeld van.
-
Motiverende factoren
De belangrijkste factor om leerlingen aan het lezen te krijgen, blijft de enthousiaste docent. Dat was vroeger al zo en het geldt nog steeds. Het lijkt een open deur, maar toch zijn er veel docenten die zelf niet of nauwelijks lezen en al helemaal geen jeugdliteratuur lezen. Dat is jammer, maar de realiteit is dat docenten vaak zo’n vol programma hebben, dat ze niet aan lezen toekomen. En, het moet gezegd: er zijn ook docenten die niet van lezen houden. Wat je elke leerling dus toewenst, is een docent die wel van lezen houdt en wel veel leest, zodat hij zijn leerlingen kan adviseren en enthousiasmeren.
Het inzicht dat boeken moeten aansluiten bij de literaire ontwikkeling van een leerling, is recent verder uitgewerkt. Boeken die te moeilijk zijn, werken voor een leerling
188
6. Literatuur
demotiverend. Boeken die te gemakkelijk zijn ook. Het is dus de kunst om een leerling op het juiste niveau te laten lezen en van het lezen een succeservaring te maken. Bovendien moet er ook een ruim en passend boekenaanbod zijn. Gelukkig is dat er tegenwoordig ook. Vroeger was dat echt een probleem. Tussen kinderboeken en volwassenenliteratuur was er geen aanbod. Dat kon leiden tot een te abrupte overgang. Tegenwoordig is het probleem eerder dat er een te ruim aanbod is aan jeugdliteratuur, waar je als docent dan maar je weg in moet zien te vinden. Gelukkig zijn er steeds meer initiatieven om boeken op niveau in te delen. Op die manier kunnen docenten en leerlingen geschikte boeken vinden. Vooral via de websites http://www.lezenvoordelijst.nl, http://www.leesadviezen.nl, http://www.boekenzoeker.org, http://www.leestipmachine.nl en http://www.leesdok.nl.
Een tweede motiverende factor is leerlingen de kans geven om hun leeservaringen met elkaar uit te wisselen. Op die manier reflecteren ze op de eigen en op andermans leeservaringen en krijgen ze meer inzicht in zichzelf en in de wereld rondom zich. Ook kunnen leerlingen elkaar leuke boeken aanraden en minder leuke boeken afraden, waardoor de kans dat ze het juiste boek lezen groter wordt.
Â
3. Leerlingen lezen, en dan?
Als leerlingen dan eenmaal aan het lezen zijn, wat wil je dan als docent dat ze daar mee doen? Een leesverslag, dat met wat knip- en plakwerk van het internet is geplukt, geeft nog geen inzicht in hoeverre een leerling het boek heeft gelezen en begrepen. Bovendien is een dergelijk leesverslag voor zowel de docent als voor de leerling stomvervelend.
Wat dan wel? Je zou willen dat leerlingen actief over een boek nadenken. Dat kan je als docent stimuleren door op een creatieve en afwisselende manier activerende werkvormen in te zetten die andersoortige producten opleveren dan het standaard leesverslag. Dat is leuker voor zowel leerling als docent. Een voorbeeld van een dergelijke activerende werkvorm is de gedragspatroongrafiek. In die grafiek wordt weergegeven hoe een bepaald gedrag of een bepaalde emotie zich gedurende het boek ontwikkelt. Het voordeel van die werkvorm is dat je ze op allerlei manieren en bij zowel eenvoudige als bij ingewikkelde romans kunt inzetten.
Een tweede voorbeeld betreft het gebruik van ICT in de lessen. Op het internet zijn heel veel gratis (open source) toepassingen te vinden die te gebruiken zijn als werkvorm bij de literatuurlessen. Zo kan je bijvoorbeeld een tijdsbalk maken op http://timerime.com. Niet alle boeken zullen zich daarvoor lenen, maar een boek met een duidelijk tijdsverloop is daar heel geschikt voor. En het voordeel is: leerlingen vinden het leuk. |
6 |
189
DRIEËNTWINTIGSTE CONFERENTIE HET SCHOOLVAK NEDERLANDS
In de workshop gaan we concreet aan de slag met een aantal van de hoger genoemde werkvormen, zodat u ze in uw volgende les kunt gebruiken.
Referenties
Witte, T. (2008). Het oog van de meester. Een onderzoek naar de literaire ontwikkeling van havo- en vwo-leerlingen in de tweede fase van het voortgezet onderwijs. Delft: Eburon.
Ronde 2
Hubert Slings & Frank van Dixhoorn Literatuurgeschiedenis.nl en Teleac/NOT Contact: hubert@slings.nu
frankd@teleacnot.nl
Literatuurgeschiedenis op maat
-
Inleiding
Hoe kan je literatuurgeschiedenis op een eigentijdse en op de doelgroep toegesneden manier vormgeven? Sinds 5 jaar is er een digitale oplossing voorhanden: Literatuurgeschiedenis.nl, een onderdeel van de Digitale Bibliotheek voor de Nederlandse Letteren (DBNL). De eerste jaren bevatte de site alleen de middeleeuwse periode, maar sinds 2009 is de complete Nederlandse literatuurgeschiedenis digitaal beschikbaar.
-
Literatuurgeschiedenis in de knel
Literatuurgeschiedenis is een wezenlijk onderdeel van het literatuuronderwijs. Het zet de afzonderlijke literaire teksten – die uiteraard de kern van dat onderwijs behoren te zijn – in hun literaire, culturele en maatschappelijke context. Maar de urentabel voor het literatuuronderwijs is – in elk geval in Nederland – krap bemeten: na aftrek van de tijd die de docent dient te besteden aan het begrippenapparaat, de leeslijst en het leesdossier houdt hij voor de literatuurgeschiedenis maar een handjevol uren over. Tijd voor een grondige klassikale kennismaking is er niet. Daar komt bij dat in de huidige literatuurmethodes de literatuurgeschiedenis er doorgaans bekaaid van afkomt. Qua omvang en allure is het aanbod nog maar een flauw aftreksel van wat de literatuurgeschiedenissen van weleer boden.
190