Theun Meestringa & Bart van der Leeuw · 24ste Conferentie Het Schoolvak Nederlands · 2010 · pagina 347 - 353
12. Varia
Ronde 8
Theun Meestringa & Bart van der Leeuw SLO, Enschede
Contact: t.meestringa@slo.nl
b.vanderleeuw@slo.n1
Referentiekader taal: hoe werkt dat?
-
Inleiding
Het Nederlandse Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap heeft bij wet een Referentiekader taal (en rekenen) vastgesteld. Hierin staat beschreven wat leerlingen op verschillende momenten in hun schoolloopbaan op het gebied van taal moeten kennen en kunnen. De vraag is hoe het referentiekader zich verhoudt tot concrete taaltaken in het onderwijs, zoals mondelinge presentaties en lees- en schrijfopdrachten. Daarbij gaat het zowel om de inhoud en formulering van de taaltaak als om het uitvoeringsniveau van de leerlingen.
Samen met een panel van leraren Nederlands ontwikkelt SLO zogenoemde concretiseringen van het Referentiekader taal. Bij de vier verschillende referentieniveaus zijn concrete voorbeelden gezocht van taaltaken en taalproducten van leerlingen, zoals brieven, verslagen en presentaties. In deze bijdrage geven we een indruk van de opbrengsten van die activiteit.
-
Wat is het Referentiekader taal?
Een toenemende zorg over de taal- en rekenvaardigheid van leerlingen en (aankomende) studenten op lerarenopleidingen vormde de aanleiding voor het instellen van een `Expertgroep doorlopende leerlijnen taal en rekenen' in mei 2007. Het doel was te beschrijven wat een leerling nodig heeft aan kennis en vaardigheden op de verschillende schakelpunten in zijn schoolloopbaan — dus op de drempels van de ene school naar de andere. De Expertgroep publiceerde in 2008 zijn eindrapport (Expertgroep 2008), gebruikmakend van het Raamwerk Nederlands vmbo (Bohnen e.a. 2007) en het Europees Referentiekader (Raad van Europa 2001/2008). De niveaubeschrijvingen voor taal uit dat eindrapport zijn met enkele kleine verbeteringen (Expertgroep 2009) terechtgekomen in het Referentiekader taal (Ministerie van OCW 2010).
Het Referentiekader taal bevat niveaubeschrijvingen van taalvaardigheid op vier niveaus (1F, 2F, 3F, 4F) voor 'mondelinge taalvaardigheid' (met een onderscheid tussen
347
12
VIERENTWINTIGSTE CONFERENTIE HET SCHOOLVAK NEDERLANDS
`gesprekken', 'luisteren' en `spreken'), 'lezen' (met een onderscheid tussen 'zakelijke teksten' en 'fictionele, narratieve en literaire teksten'), 'schrijven' en 'taalbeschouwing' (met een onderscheid tussen 'begrippen taal' en `taalverzorging/spelling'). Per niveau worden algemene doelomschrijvingen gegeven die zijn uitgewerkt in taken of teksten en diverse kenmerken van de taakuitvoering. Zie verder het voorbeeld hieronder.
eind1F basisonderwijs
Â
eind vmbo bb mbo 1/2 |
2F |
eindeind havo
vmbo glit'mbo-4
3F
eind vwo4F
hbowo
■ Algemeen maatschappelijk niveau
II Drempels
Figuur 1: De drempels in het referentiekader.
Figuur 1 (Expertgroep 2008) geeft een beeld van de relatie van de niveaus met diverse schoolovergangen.
3. De concretisering, een voorbeeld
Het onmiskenbare voordeel van het Referentiekader taal is dat nu voor alle schooltypen met dezelfde taal over de niveaus van taalvaardigheid geproken kan worden. Maar de beschrijvingen zijn nog wel behoorlijk abstract en gecompliceerd. Met behulp van treffende opdrachten voor en producten van leerlingen is het echter goed mogelijk om de referentieniveaus te concretiseren. Hieronder geven we een voorbeeld van een schrijfopdracht uit een eerste brugklas voortgezet onderwijs.
348
12. Varia
Waaret Xxx., o waaro p niet? 9 opdracht ,
Een artikel schrijven
Je zit nu een halfjaar op het Xxx College.
Deze week komen de achtstegroepers op school kijken die nu een school moeten kiezen. Voor deze groep ga je een artikel schrijven met de titel: Waarom het X= College?
Heb jij spijt van je keuze voor onze school? dan mag je ook een artikel schrijven met de titel: Waarom niet naar het X= College?
Als je daarvoor kiest, moet je hieronder in plaats van het `voordelen het woord `nadelen lezen.
Zorg ervoor dat je artikel voldoet aan alle eisen die hieronder staan:
-
Het artikel heeft een titel.
-
De tekst heeft een inleiding (dat is niet de lead, maar de eerste alinea van de eigenlijke tekst). In de inleiding vertel je op pakkende wijze wat je onderwerp is. Probeer je tot je publiek te richten. Een inleiding die afsluit met een vraag, is vaak goed.
-
De tekst heeft een kern. Daarin behandel je ten minste drie en ten hoogste vijf voordelen van het Xxx College. Elk voordeel leg je duidelijk uit, bijvoorbeeld door voorbeelden te geven. Je mag elk voordeel een tussenkopje geven.
-
De tekst heeft een slotalinea. Daarin geef je een conclusie over onze school.
-
Tussen de inleiding en de kern komt een witregel.
-
Tussen de kern en de slotalinea komt een witregel.
-
Gebruik verder zoveel mogelijk kenmerken uit je lijstje: `Waaraan herken je een artikel?'
Figuur 2: Schrijfopdracht eerste brugklas voortgezet onderwijs.
Als we die opdracht vergelijken met de omschrijvingen in het Referentiekader taal voor het domein `schrijven', zien we dat het een opdracht is bij de taak `verslagen, werkstukken, samenvattingen, artikelen'. De leerling wordt gevraagd om een informerend en overtuigend artikel te schrijven met een (gegeven) duidelijke structuur. Die opdracht past het best bij de niveaubeschrijving van taak 3 op 1F (het eindniveau basisonderwijs). Dat luidt als volgt: "Kan een verslag en/of een werkstuk schrijven en daarbij stukjes informatie uit verscheidene bronnen samenvatten". De opdracht nodigt dus uit tot een prestatie op niveau 1F, maar een goede leerling kan daar bovenuit stijgen. Een van de betere leerlingproducten bij de opdracht wordt onderstaand weergegeven:
349
12
VIERENTWINTIGSTE CONFERENTIE HET SCHOOLVAK NEDERLANDS
Waarom het X.=? of waarom niet?, de leerlingtekst Waarom het X= College? of waarom niet?
Het einde van het jaar is in zicht!
Nu moet je beginnen een school uit te zoeken. Heb je al gedacht aan het Xxx College
Midden in de stad, vlakbij de grote markt...
Natuurlijk is het Xxx College niet de perfecte school maar wel een hele goede school. In dit artikel kun je de nadelen en natuurlijk ook voordelen lezen van het ...
Het is een hele creatieve school.
Zo heb je veel creatieve vakken zoals drama, tekenen techniek handvaardigheid en muziek. Deze vakken krijg je allemaal in één jaar, maar niet tegelijk.
Je krijgt bijvoorbeeld in de eerste helft techniek, tekenen, muziek en drama en de 2' periode drama, handvaardigheid, muziek en techniek, zo kun je je meer consentreren op 1 bepaald vak. Dat is een voordeel van het Xxx College.
Ook heb je in de eerste geen duits.
In de eerste zit je met kinderen die havo, vwo of vmbo doen.
Pas in de derde klas kies je een niveau dat bij jou past. In de 1' klas krijg je een multomap die ze op het Xxx College HAP (huiswerk, afspraken, planner) word genoemd.
Dat is een soort agenda voor de eerste klassers om aan een echte agenda te kruinen wennen.
Ik hoop dat ik je heb laten na denken over het Xxx College, maak je eigen keuze, op de school waar graag je heen wilt is het vast en zeker erg leuk, SUCCES!
Figuur 3: Tekst van een leerling.
De vraag welk niveau van taalvaardigheid de leerling met dit product laat zien, kunnen we beantwoorden door de tekst te beschouwen met de kenmerken van de taakuitvoering. In figuur 4 geven we de kenmerken op niveau 2F en onze beoordeling weer.
350
12. Varia
Â
Beoordeling |
|
|
Kenmerken |
Niveau 2F |
Opmerkingen |
Taakuitvoering |
|
|
Samenhang |
Gebruikt veel voorkomende |
De tekst heeft een duidelijke inleiding |
|
verbindingswoorden (als, hoewel) |
en een duidelijk slot. De structuur van |
|
correct. |
de kern is helder en wordt met |
|
De tekst bevat een volgorde: |
signaalwoorden aan elkaar verbonden. |
|
inleiding, kern en slot. |
De alinea's zijn niet allemaal duidelijk |
|
Kan alinea's maken en inhoudelijke |
aangegeven: er lijken alinea's van één |
|
verbanden expliciet aangeven. |
zin te staan in de kern; de leerling |
|
Maakt soms nog onduidelijke |
begint bij voorkeur elke zin op een |
|
verwijzingen en fouten in de |
nieuwe regel. Al met al een product |
|
structuur van de tekst. |
op 2F. |
Afstemming op |
Kan in teksten met een eenvoudige |
De opdracht vraagt om leerlingen uit |
doel |
lineaire structuur trouw blijven aan |
groep acht te informeren over de |
|
het doel van het schrijfproduct. |
voor- en/of nadelen van de school. In deze tekst belooft de leerling ook nadelen te noemen, maar dat gebeurt niet. Wel wordt de achtstegroeper aangemoedigd zelf na te denken en zelf een beslissing te nemen. In die zin is de tekst goed afgestemd op het doel, dus 2R |
Afstemming op |
Past het woordgebruik en toon aan |
Toon en woordgebruik passen bij de |
publiek |
het publiek aan. |
doelgroep. Het taalgebruik is alledaags, begrippen (als HAP) worden uitgelegd. |
|
|
2R |
Woordgebruik en |
Fouten met voorzetsels en |
Formuleert genuanceerd en kiest de |
woordenschat |
idiomatische uitdrukkingen komen |
goede woorden. |
|
nog voor. |
De woordkeus is gevarieerd. |
|
Varieert het woordgebruik. |
2F wordt gehaald. |
Spelling, interpunctie en |
Zie niveaubeschrijving Taalbeschouwing/Taalverzorging. |
Spelling op F1 (fouten als word genoemd, concentreren) |
grammatica |
|
De interpunctie is voldoende. |
|
|
De zinsbouw is vloeiend en ook lange zinnen kloppen. Daardoor komt het taalgebruik op dit onderdeel zelfs een beetje boven 2F uit. |
Leesbaarheid |
Gebruikt titel en tekstkopjes. |
Gebruikt een zelf bedachte titel. De |
|
Heeft bij langere teksten (meer dan |
alinea-indeling is voor verbetering |
|
twee A4-tjes) ondersteuning nodig bij aanbrengen van de lay-out. |
vatbaar (zie ook Samenhang). |
Figuur 4: Beoordeling van de tekst van de leerling uit figuur 3 op het niveau 2F.
351
12
VIERENTWINTIGSTE CONFERENTIE HET SCHOOLVAK NEDERLANDS
Op grond hiervan wordt de volgende conclusie getrokken: "de opdracht — sterk geleid — biedt veel houvast. Daarom moet het zeker mogelijk zijn om een goed product op niveau 1F te schrijven. De leerling slaagt erin het product bijna op het streefniveau (1S=2F) te krijgen. Op het gebied van spelling en leesbaarheid heeft de leerling het streefniveau nog niet helemaal bereikt" (Meestringa, Ravesloot & de Vries 2010: 37).
4. Enkele bevindingen
Tientallen brieven, artikelen en betogen van leerlingen en leesteksten met vragen zijn verzameld en door het panel van docenten op een dergelijke manier beoordeeld. Daaruit zijn diverse treffende voorbeelden naar voren gekomen: voorbeelden die op alle kenmerken van de taakuitvoering vrijwel met het beschreven niveau overeenkomen. De meeste voorbeelden voldoen niet aan een of meer van de kenmerken, of zijn op een of twee kenmerken beoordeeld als 'beter dan het beschreven niveau'. Voorbeelden op niveau 4F zijn nog maar nauwelijks in de verzameling aangetroffen. In 2010 verzamelen en beoordelen we voorbeelden van 'mondelinge taalvaardigheid'.
De docenten waren van mening dat de geleide beoordeling met het Referentiekader taal kwalitatief beter was dan hun aanvankelijke globale beoordeling. Maar de ervaring leert ook dat het Referentiekader mogelijk nog verbeterd kan worden. Werken met het Referentiekader voor 'schrijven' en lezen' leverde lastigheden, onduidelijkheden en gebreken op. Lastig is bijvoorbeeld dat een leerling met één product niet kan aantonen dat hij of zij op een bepaald niveau kan presteren, bijvoorbeeld wanneer hij de beheersing van meerdere registers moet laten zien (4F). Sommige niveauomschrijvingen zijn bovendien niet erg duidelijk, bijvoorbeeld als er staat dat leerlingen teksten kunnen schrijven over onderwerpen die "verder van ze afstaan". Een gebrek is bijvoorbeeld dat in het Referentiekader de aandacht voor de strategische kant van taalvaardigheid niet is opgenomen, omdat het niet is uitgewerkt. Voor de Expertgroep was het `een domein 0': een belangrijk onderwijsdoel voor alle domeinen. Zie Meestringa, Ravesloot & de Vries (2010: 112 e.v.) voor een nadere toelichting.
Referenties
Bohnenn, E., E Jansen, C. Kuijpers, R. Thijssen, I. Schot & W Stockmann (2007). Raamwerk Nederlands, Nederlands in (v)mbo-opleiding beroep en maatschappij. 's-Hertogenbosch: Cinop.
Expertgroep doorlopende leerlijnen taal en rekenen (2008). Over de drempels met taal De niveaus van taalvaardigheid. Enschede: SLO.
Expertgroep doorlopende leerlijnen taal en rekenen (2009). Een nadere beschouwing. Over de drempels met taal en rekenen. Enschede: SLO.
352
12. Varia
Meestringa, T, C. Ravesloot & H. de Vries (2010). Concretisering referentieniveaus schrijven en lezen in het vo. Enschede: SLO.
Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (2010). "Besluit Referentieniveaus Nederlandse taal en rekenen". In: Staatsblad, nr. 265.
Raad van Europa (2001/2008). Gemeenschappelijk Europees Referentiekader voor Moderne Vreemde Talen: leren, onderwijzen, beoordelen. Den Haag: Nederlandse Taalunie.
Zie voor documenten en voorbeelden ook: http://www.taalenrekenen.nl.
353
12