Bart Deygers & Sibo Kanobana · 24ste Conferentie Het Schoolvak Nederlands · 2010 · pagina 184 - 186
VIERENTWINTIGSTE CONFERENTIE HET SCHOOLVAK NEDERLANDS
Ronde 1
Bart Deygers & Sibo Kanobana Universiteit Gent
Contact: bart.deygers@ugent.be sibo.kanobana@ugent.be
Taalbeleid aan de Universiteit Gent. Segregeren of diversifiëren?
-
Inleiding
Hajer Meestringa (2004) parafraserend, kunnen we taalbeleid definiëren als het bewust omgaan met taal binnen het totale onderwijsaanbod, met aandacht voor de hele studentenpopulatie. Die definitie is een waardevol theoretisch uitgangspunt dat echter exponentieel complexer wordt wanneer men het vertaalt naar de realiteit van de Universiteit Gent (UGent). Een populatie van 32.000 studenten, die een onderwijsaanbod genieten dat verstrekt wordt door 2.030 professoren en assistenten, leer je immers niet zo snel bewust omgaan met taal binnen het totale onderwijsaanbod. Vooral niet wanneer die studenten en docenten functioneren binnen een gedecentraliseerd model dat iedere faculteit een grote inhoudelijke en administratieve autonomie geeft. Een bijkomende complicerende factor bij het uitbouwen van een homogeen taalbeleid, naast de grootte en de specifieke structuur van de UGent, is de grote diversiteit binnen de studentenpopulatie. Aan de UGent blijkt die diversifiëring immers uit een analyse van de inschrijvingen van generatiestudenten in het academiejaar 20092010, die de beleidscel 'Diversiteit en Gender' uitvoerde.
De hierboven geschetste context geldt vanzelfsprekend niet enkel voor de UGent. Heel wat andere instellingen voeren een degelijk taalbeleid voor een groot aantal studenten, die gekenmerkt worden door een grote heterogeniteit. Toch heeft elke instelling een eigen manier om om te gaan met die diversiteit en leidt de uniciteit van iedere instelling tot variaties in het taalbeleidsrecept. Deze bijdrage schetst de taalbeleidskeuzes die aan de UGent gemaakt zijn en behandelt die keuzes vanuit het perspectief van de NT2-student.
-
Het begin
Toen het taalbeleid in 2008 vorm kreeg aan de UGent, werd er uitgegaan van een remediëringsdenken op basis van toetsresultaten. Wie niet zou slagen voor de toets,
184
7.Taalbeleid hoger onderwijs
zou potentieel over onvoldoende academische taalvaardigheid beschikken om een succesvol studietraject af te leggen en zou uitgenodigd worden om deel te nemen aan taalworkshops.
De toetsen werden ontwikkeld en werden gepilot bij een representatieve doelgroep tijdens hun laatste lesweek in het secundair onderwijs (n = 234). Na herwerking op basis van de pilot werden goede betrouwbaarheidscijfers gehaald (a = .924) en kon de toets "live" gaan in drie testfaculteiten ("Letteren en Wijsbegeerte", "Rechten en Criminologische Wetenschappen" en «Ingenieurs-wetenschappen"). In totaal namen 968 studenten (43% van de generatiestudenten van die faculteiten) deel aan de test. In cijfers uitgedrukt, lijkt de taaltoets een succesverhaal: betrouwbaar en hoge participatiecij fers.
Na de toets werden de niet-geslaagde studenten uitgenodigd voor een feedbackgesprek, waarna ze zich konden inschrijven voor opvolgsessies. Die opvolgsessies konden ook bijgewoond worden door studenten die wel geslaagd waren of niet hadden deelgenomen. Het uitgangspunt was immers dat een student die een probleem met academisch Nederlands aanvoelt, evenveel recht heeft op begeleiding als een student bij wie een potentieel probleem geconstateerd werd.
Hoewel de opvolgsessies uitsluitend werden bijgewoond door studenten die een probleem met academisch Nederlands ervoeren, kwamen er al snel enkele onverzoenbaar-heden aan de oppervlakte. Zo bleek de facultaire achtergrond van iedere student een eerste bemoeilijkende factor. De eigen conventies en normen van de verschillende faculteiten zorgden voor verwarring bij de studenten die deelnamen aan dezelfde opvolgsessie. Zo gelden waardevolle schrijftips voor studenten letteren niet steeds voor wiskundigen in spe, bij wie volzinnen geen absolute voorwaarde zijn voor een goede tekst, zolang de redenering mathematisch klopt. Een tweede — groter — probleem bleek de taalachtergrond van de deelnemers. Anderstaligen, ook met B2-certificaat, kampen immers met andere problemen dan moedertaalsprekers, wat voor zo goed als onoverkomelijke incompatibiliteitsproblemen zorgde.
3. Het proces
Na een proefperiode van drie maanden werd besloten om de remediëringssessies grondig te hervormen. Overleg met verschillende stakeholders wees uit dat de verschillende doelgroepen best verschillend benaderd werden. Het nieuwe model nam bijgevolg de taaltoets niet langer als centraal gegeven, maar de student zelf.
Anderstalige studenten met B2-certificaat werden vanaf dan uitgenodigd voor sessies, waarin hun specifieke problemen zo individueel mogelijk behandeld werden in maat-
185
VIERENTWINTIGSTE CONFERENTIE HET SCHOOLVAK NEDERLANDS
werkhoeken. Het eerste semester met NT2-maatwerkhoeken is inmiddels succesvol afgerond. Er werden 38 studenten op maat begeleid, terwijl in de proefperiode na de taaltoets slechts 19 anderstaligen deelnamen aan opvolgsessies.
Het probleem van de facultaire spreek- en schrijfconventies werd gecounterd door facultair aangepaste workshops te organiseren, waarbij de hete hangijzers binnen elke opleiding benaderd worden in samenwerking met docenten, assistenten en/of monitoraten uit de opleiding zelf. Hierdoor wordt aandacht voor het taalbeleid van een opleiding ook binnen de opleiding een agendapunt. In september 2010 hadden zes van de elf faculteiten beslist om gebruik te maken van het aanbod.
Studenten die niet geholpen zijn met NT2-sessies of facultair aangepaste workshops, kunnen met hun individuele vragen langskomen voor begeleiding op maat. Tussen maart en juni 2010, werden 41 studenten individueel begeleid in gemiddeld 2 à 3 sessies van anderhalf uur.
4. Het vervolg
Het taalbeleid van de UGent ging van start volgens een trechtermodel, waarbij ieder- een eenzelfde test aflegde en doorverwezen werd. Na een evaluatie van die werking werd besloten om meer doelgroepgericht te gaan werken en om de doelgroep vooraf uit te splitsen volgens faculteit en volgens taalachtergrond (NT2 vs. moedertaalspreker). Omdat die aanpak meer mensen bereikt en de bereikte mensen beter helpt, wordt deze weg verder gevolgd in de toekomst. Daarnaast worden er echter ook nieuwe paden ingeslagen. Docenten krijgen immers de mogelijkheid om taalbeleidstraining te volgen, studenten kunnen ervoor kiezen om longitudinaal opgevolgd te worden (in samenwerking met het Universitair Centrum voor Taal — UCT) en ook onderwijzend personeel kan individuele taalbegeleiding krijgen.
Voor het taalbeleid aan de UGent werd er dus bewust voor gekozen om doelgroepen te onderscheiden en deels zelfs aan segregatie te doen. Maar als die scheiding zorgt voor een verhoging van de slaagkansen binnen die doelgroepen, komt ze de diversiteit op het gebied van uitstroom rechtstreeks ten goede, wat de hoofdtaak is van taalbeleid.
Referenties
Hajer, M.T. Meestringa (2004). Handboek Taalgericht Vakonderwijs. Bussum: Coutinho.
186