Jo Van den Hauwe & Bart van der Leeuw · 25ste Conferentie Het Schoolvak Nederlands · 2011 · pagina 31 - 35
2. Lerarenopleiding Basisonderwijs
Â
Ronde 2 |
2 | ||
Jo Van den Hauwe (a) & Bart van der Leeuw (b)
|
|||
bijVoorbeeld: Exemplarische opleidingsdidactiek voor taalonderwijs op de basisschool
1. Inleiding
In de lerarenopleidingen basisonderwijs hebben zich de afgelopen decennia allerlei vernieuwingen voltrokken. Zo is het curriculum geëvolueerd van ‘vakgericht’ naar ‘thematisch’ en/of ‘competentiegericht’. Daardoor is de vakdidactiek, zeker in de uitgesproken thematische of competentiegerichte curricula, onder druk komen te staan. Vakdocenten in de opleiding kregen steeds minder onderwijstijd toebedeeld om aanstaande leraren voor te bereiden op de inhoudelijke en didactische aspecten van de schoolvakken. Dat heeft in Nederland, voor het vak taal/Nederlands, onder andere geleid tot een maatschappelijke discussie over de kwaliteit van aankomende leraren basisonderwijs: beheersen ze het Nederlands nog wel voldoende om het goede voorbeeld te kunnen zijn voor hun leerlingen? Beschikken ze nog wel over voldoende vak- didactische deskundigheid (van der Leeuw 2010)? Ook in Vlaanderen gaat veel beleidsaandacht naar de kwaliteit van het taalonderwijs en naar de taalcompetenties van (aanstaande) leraren. Zie bijvoorbeeld de recente talennota van de Vlaamse minister van onderwijs (Smet 2011).
Inmiddels is in Nederland de Kennisbasis Nederlandse taal voor de pabo van kracht. Ook voor Vlaamse lerarenopleidingen basisonderwijs gaat het om een waardevol document om de invulling van het curriculum richting te geven (Van den Hauwe 2010).
In deze bijdrage doen we een voorstel om de impact van de kennisbasis en een aantal andere beleidsdocumenten (Referentiekader Taal in Nederland en de eindtermen Nederlands in Vlaanderen) te vertalen naar een vernieuwde, geïntegreerde opleidingsdidactiek voor het vak Nederlands in de lerarenopleidingen basisonderwijs.
31
VIJFENTWINTIGSTE CONFERENTIE HET SCHOOLVAK NEDERLANDS
-
Handboeken voor taaldidactiek
Recente handboeken (o.a. Daems e.a. 2004; Huizinga & Robbe 2009; Paus e.a. 2010) voor taaldidactiek integreren de nieuwe inzichten in taalonderwijs, zoals blijkt uit dit citaat uit Portaal (Paus 2010): “Portaal is een boek waarin alle inhouden op het gebied van taal en taaldidactiek aan de orde komen die studenten van de pabo nodig hebben om goed taalonderwijs te geven en om onderwijs met Nederlands als voertaal te geven. Er is aangesloten bij de Kennisbasis Nederlandse taal”. Maar wat betreft hun opzet zijn ze nauwelijks met de tijd meegegaan. In essentie blijven het tekstboeken, al dan niet aangevuld met opdrachten aan de hand waarvan de student de inhoud zelfstandig kan verwerken. Aanwijzingen over hoe de lerarenopleider zijn studenten daarbij kan ondersteunen, ontbreken.
De nood aan dergelijke opleidingsdidactische ondersteuning wordt echter steeds groter. Hoe krijgt de docent Nederlands het voor elkaar om in de schaarse contacttijd de inhoud van een dergelijk handboek in te plannen en er daarnaast ook nog voor te zorgen dat studenten voldoende aan het eigen taalgebruik werken en gaan beschikken over professionele taalvaardigheid? Ons antwoord op die vraag hebben we ‘exemplarische opleidingsdidactiek’ genoemd.
-
Wat is exemplarische opleidingsdidactiek
Exemplarische opleidingsdidactiek bestaat uit een aantal begeleide en een aantal zelfstandige activiteiten.
Â
begeleid |
Zelfstandig |
6. Feedback |
|
Figuur 1: Activiteiten bij exemplarische opleidingsdidactiek.
32
2. Lerarenopleiding Basisonderwijs
2
We lopen de zes stappen van exemplarische opleidingsdidactiek één voor één langs.
-
Uitvoeren taalactiviteit:
Onder begeleiding van de opleider voeren de studenten een taalactiviteit uit. Het gaat om taalactiviteiten die bruikbaar zijn voor de basisschool, gestoeld op moderne taaldidactische inzichten. De inhoud en het materiaal van de taalactiviteit zijn echter aangepast aan het niveau van de studenten. Op die manier blijft de werkvorm authentiek en kunnen de studenten deze niet zomaar kopiëren in hun eigen praktijk.
-
Nadenken over de voorbeeldles:
Na afloop van de les denken de studenten na over de taalactiviteit van de voorbeeldles. Bedoeling is dat ze daarbij, met hulp van de opleider, de onderliggende taaldidactische aanpak herkennen en doorgronden. Dat kan op verschillende manieren: klassikaal gesprek, aan de hand van een individueel vragenblad, door middel van opdrachten die ze moeten uitvoeren...
Na het voorbeeld en het nadenken daarover houdt de directe bemoeienis van de opleider even op. Hij geeft de studenten instructie om zelfstandig aan het werk te gaan met een aantal opdrachten. Het betreft opdrachten over de theorie, de transfer naar de praktijk en de taalvaardigheid van de student.
-
Theoretische verdieping:
De voorbeeldles wordt nogmaals gepresenteerd, nu als een serie casussen: gebeurtenissen in de les waarover je allerlei vragen kunt stellen. Door middel van die vragen worden studenten uitgedaagd om de voorbeeldles te analyseren met behulp van de taaldidactische theorie uit de Kennisbasis Nederlands voor de pabo.
-
Transfer naar praktijk
Het uiteindelijke doel is dat een student in staat is om zelf taallessen te ontwerpen, gebaseerd op de voorbeeldles en de theoretische kennis die is aangereikt. Daartoe bieden we naar aanleiding van elke voorbeeldles drie typen opdrachten aan:
-
receptieve opdrachten (bekijken en vergelijken): opdrachten waarbij de studenten het voorbeeld vergelijken met materiaal uit schoolboeken en/of met observaties in de praktijk, met als doel de elementen uit de Kennisbasis, aangeboden in de theoretische verdieping, te herkennen;
-
aspectopdrachten (onderdelen onder de loep): opdrachten waarbij de studenten de kans krijgen om te oefenen op een of meer aspecten uit de voorbeeldles;
-
productieve opdrachten (eigen les ontwerpen): opdrachten waarbij de studenten de voorbeeldles herontwerpen voor hun stagepraktijk.
5. Taalvaardigheid student:
Goed taalonderwijs stelt hoge eisen aan de eigen taalvaardigheid van de beginnen-
33
VIJFENTWINTIGSTE CONFERENTIE HET SCHOOLVAK NEDERLANDS
de leraar. Binnen een exemplarische opleidingsdidactiek wordt die link duidelijk, doordat elke voorbeeldles een taalactiviteit is op het niveau van de studenten. Voor de student expliciteren we het verband tussen de voorbeeldlessen en de eigen taalvaardigheid aan de hand van drie referentiewerken: Dertien doelen in een dozijn (Paus e.a. 2006), het Nederlandse Referentiekader Taal Niveau 4F en de Vlaamse eindtermen derde graad secundair onderwijs. Op basis van die referentiewerken bieden we de student eenvoudige hulpmiddelen aan om zichzelf te beoordelen ten aanzien van de vereiste taalvaardigheden. We suggereren ook een manier van werken indien hij zich wenst te verbeteren. Concreet oefenmateriaal moet de student echter in andere bronnen zoeken.
6. Feedback
Bij het geven van feedback komt de opleider weer in beeld. Feedback op het geleverde werk (‘theorie’, ‘transfer’ en ‘taalvaardigheid’) is noodzakelijk om studenten vooruit te helpen in de ontwikkeling van hun vakmanschap op het gebied van taalonderwijs.
4. Exemplarische opleidingsdidactiek in het boek bijVoorbeeld
Onze opvatting over exemplarisch werken hebben we, samen met drie collega-auteurs uit Nederland en Vlaanderen concreet gemaakt in het boek bijVoorbeeld. bijVoorbeeld bestaat in de eerste plaats uit een werkboek voor studenten, maar biedt ook een handleiding voor opleiders. De Kennisbasis Nederlandse taal voor de pabo en een aantal andere referentiewerken, zoals de eindtermen Nederlands (basisonderwijs en derde graad secundair onderwijs) vormen een derde onderdeel.
Naast een boek is er ook een digitale docentenhandleiding. De digitale docentenhandleiding bevat naast de stappenplannen voor het uitvoeren van alle voorbeeldlessen, ook al het benodigde materiaal dat daarvoor nodig is. Als je de voorbeeldles letterlijk uitvoert, heb je als opleider weinig voorbereidingstijd nodig. De referentiewerken vinden de studenten op de studentenwebsite bij het boek.
Referenties
Daems, F., K. Van den Branden & L. Verschaffel (red.) (2004). Taal verwerven op School. Taaldidactiek voor basisonderwijs en eerste graad secundair onderwijs. Leuven: Acco.
Van der Leeuw, B. (2010). “Vijf uur taal per week is te weinig. Over Professionele taalvaardigheid en de kennisbasis Nederlandse taal voor de pabo”. In: Tijdschrift voor lerarenopleiders, jg. 31, nr. 3, p. 5-11.
34
2. Lerarenopleiding Basisonderwijs
2
Van der Leeuw, B. & J. van den Hauwe (red.) (2011). bijVoorbeeld. Exemplarische opleidingsdidactiek voor taalonderwijs op de basisschool. Bussum: Coutinho.
Van den Hauwe, J. (2010). ‘De betekenis van de Kennisbasis Nederlands (pabo) voor Vlaanderen’. In: D. Van Hoyweghen (red.). Naar taalkrachtige lerarenopleidingen. Bouwstenen voor taalbeleid. Mechelen: Plantyn, p. 313-320.
Huizenga, H. & R. Robbe (2009). Taalonderwijs ontwerpen. Taaldidactiek voor het basisonderwijs. Groningen/Houten: Noordhoff.
Paus, H., R. Rymenans & K. Van Gorp (2006). Dertien doelen in een dozijn. Een referentiekader voor taalcompetenties van leraren in Nederland en Vlaanderen. Den Haag: Nederlandse Taalunie.
Paus, H. (red.) (2010). Portaal. Praktische taaldidactiek voor het primair onderwijs. Coutinho: Bussum.
Smet, P. (2011). Samen taalgrenzen verleggen. Conceptnota. Brussel: Ministerie van Onderwijs.
(online raadpleegbaar op www.ond.vlaanderen.be/nieuws/2011/doc/Talennota_ 201 1.pdf).
Ronde 3
Barbara van der Linden
Fontys Fydes
Contact: b.vanderlinden@fontys.nl
Op Woordenjacht: creatief en effectief werken aan woordenschatuitbreiding
1. Inleiding
Kinderen zijn echte woordenkrachtpatsers. Al vroeg na hun geboorte begint hun woordenschatmotor te draaien, om daar een leven lang mee door te gaan. Als leerlingen op vierjarige leeftijd de basisschool binnenkomen, kennen ze al de betekenis van duizenden woorden. Hoe zijn zulke jonge kinderen tot zo’n gigantische prestatie in staat? En hoe kunnen we in het basisonderwijs ook nog gebruikmaken van dat geweldige vermogen van kinderen om snel en effectief woorden te verwerven?
Bij dat leren zijn drie uitgangspunten te onderscheiden: ‘labelen’, ‘categoriseren’ en ‘netwerkopbouw’ (Nelson 1996; Elbers & Van Loon-Vervoorn 2000; Aitchison 2002).
35