René van de Kraats & Yke Meindersma · 25ste Conferentie Het Schoolvak Nederlands · 2011 · pagina 71 - 73
3. Taalonderwijs 12-18
Referenties
Bereiter, C. & M. Scardamalia (1987). The psychology of written composition. Hillsdale, NJ: Lawrence Erlbaum Associates.
3
Ronde 5
René van de Kraats (a) & Yke Meindersma (b)
-
Universiteit Utrecht
-
Onderwijscentrum VU
Contact: r.vandekraats@uu.nl
Leerlingen ‘opleiden’ tot peer-beoordelaar bij een debat
Met de invoering van de Tweede Fase in de bovenbouw van het hoger algemeen voortgezet onderwijs (havo) en het voorbereidend wetenschappelijk onderwijs (vwo) in Nederland (1998) zijn de eindtermen voor het schoolvak Nederlands in zes domeinen ondergebracht. Een van die domeinen is het domein ‘mondelinge taalvaardigheid’. Dat domein wordt niet in een Centraal Examen getoetst, maar in een Schoolexamen (SE) dat door de scholen zelf vormgegeven wordt. In het nieuwe examenprogramma (2007) bestaat het domein ‘mondelinge taalvaardigheid’ uit eindterm 4 die als volgt luidt (Bonset 2007):
“De kandidaat kan ten behoeve van een voordracht, discussie of debat (ter keuze van de school):
-
relevante informatie verzamelen en verwerken;
-
deze informatie adequaat presenteren met het oog op doel, publiek en gespreksvorm;
-
adequaat reageren op bijdragen van luisteraars of gespreksdeelnemers”.
Secties Nederlands staan voor een keuze: ze hebben de mogelijkheid om mondelinge taalvaardigheid in de bovenbouw van havo/vwo in het SE te toetsen in de vorm van een presentatie, discussie of debat. De interesse om aan de slag te gaan met het debat groeit. De vraag die dan onmiddellijk opborrelt, is: hoe doe je dat? Hoe organiseer je het onderwijs in debatvaardigheid en hoe organiseer je de toetsing en beoordeling van een debat? Beide thema’s krijgen aandacht in onze bijdrage:
71
VIJFENTWINTIGSTE CONFERENTIE HET SCHOOLVAK NEDERLANDS
-
We kiezen ervoor om de beoordelingscriteria tijdens de debatlessen samen met de leerlingen te ontwikkelen: “om de leerlingen niet voor verrassingen te plaatsen, moet bij de toetsing het observatieformulier/de criterialijst worden gebruikt waarmee ze ook gedurende alle voorafgaande lessen gewerkt hebben” (Projectgroep Nederlands V.O. 2002);
-
We kiezen ervoor om leerlingen tijdens de debatlessen op te leiden tot medebeoordelaars.
Het toetsen en beoordelen van mondelinge taalvaardigheid is een complexe zaak. Meerdere beoordelaars vergroten de kans op een betrouwbaar oordeel, aldus de Projectgroep Nederlands.
“Beoordelen is het uitspreken van oordelen over de taakuitvoering van de leerling, waarbij deze gemeten wordt aan de normen van de criterialijst. Dat kan gedaan worden door de docent en door de medeleerlingen die als observator optreden. Het beste is dat het door allen gebeurt: hoe meer beoordelaars, hoe meer relevante gezichtspunten er naar voren zullen komen en hoe meer waarde een gezamenlijk eindoordeel heeft” (Projectgroep Nederlands V.O. 2002).
Leerlingen ontwikkelen de criteria waarop ze beoordeeld worden dus zelf en worden daarbij geleid door de docent. Leerlingen worden zelf als debater op die criteria beoordeeld en gebruiken ze in hun rol als peer-beoordelaar.
Hoe gaat het ontwikkelen van criteria in zijn werk? De docent begeleidt de leerlingen bij het expliciteren van de criteria. Dat gebeurt na het observeren van debatten die op het internet te vinden zijn en na het observeren van debatbeurten die in de klas worden uitgevoerd. Leerlingen ontdekken zo gaandeweg wat een debater tot een goede debater maakt. Leerlingen oefenen vervolgens met feedback geven op basis van die criteria en oefenen met beoordelen.
Er bestaan voldoende eenvoudige debatvormen waar mee geoefend kan worden. Het ‘kettingdebat’ is zo’n vorm. Dat is een eenvoudige debatvorm die geschikt is om leerlingen te laten kennismaken met het debat (Van der Geer 2003; www. debatindeklas. nl) .
De criteria worden verzameld in een lijst. We vinden het belangrijk om de leerlingen een kader te bieden en op die manier ook de parallel met de andere productieve vaardigheid, namelijk schrijfvaardigheid, te honoreren. We gebruiken bij voorkeur het indelingsprincipe dat Braet (1995) gebruikt voor het beoordelen van schrijfvaardigheid:
-
is de inhoud doelgericht?
-
is de opbouw helder en logisch?
72
3. Taalonderwijs 12-18
-
is het taalgebruik correct en passend?
-
is de presentatie verzorgd?
We maken ook wel gebruik van een vereenvoudigd kader dat bestaat uit de driedeling: ‘vorm’ (opbouw, taalgebruik en presentatie); ‘inhoud’ en ‘strategie’.
Onze aanpak hebben we inmiddels al een aantal keren uitgevoerd: met leerlingen uit vwo-5 op Het Rijnlands Lyceum in Oegstgeest; tijdens nascholingscursussen met de secties Nederlands; met leraren Nederlands in opleiding; tijdens de Lio-dag in maart 2011... Het ging om verschillende doelgroepen, maar de uitvoering vond wel altijd plaats binnen Nederland. We hebben op die manier meerdere bruikbare criterialijsten ontwikkeld. De criterialijsten zullen na afloop van de workshop uitgedeeld worden. Wij verheugen ons erop om deze exercitie ook eens met Vlaamse en Nederlandse collega’s samen te doen.
Referenties
Bonset, H. (2007). Handreiking schoolexamen Nederlands havo/vwo. Enschede: SLO.
Braet, A. (1995). Schrijfvaardigheid Nederlands, een praktische didactiek voor de bovenbouw havo en vwo. Bussum: Coutinho.
Braet, A. (2007). Retorische kritiek. Overtuigingskracht van Cicero tot Balkenende. Den Haag: Sdu Uitgevers.
Van der Geer, P. & R. Engelfriet (2003). De debatmethode. ’s-Gravenhage: Reed Business Information bv.
Kuenen, J. (2010). Debatteren en overtuigend argumenteren over beleid. Utrecht: Uitgeverij de Graaff.
Projectgroep Nederlands V.O. (2002). Nederlands in de tweede fase, een praktische didactiek. Bussum: Coutinho.
Bruikbare websites
3
73