Peilingsonderzoek Schrijven in 2009

Willy de Klijn  ·  25ste Conferentie Het Schoolvak Nederlands  ·  2011  ·  pagina 11 - 13

Download artikel

1. Basisonderwijs

1

Ronde 3

Elisabeth Duursma & Rianne Lantinga ETOC, R. U. Groningen

Contact: A.E.Duursma@rug.nl

riannelantinga@gmail.com

Expert of medelezer? Effecten op de interactie van twee verschillende voorleesstijlen tijdens tutorlezen

In dit onderzoek vergelijken we twee verschillende stijlen van interactief voorlezen tijdens het tutorlezen. Twintig leerlingen uit groep 7 (in Vlaanderen: 5e leerjaar) lazen één-op-één voor aan kleuters uit twee verschillende prentenboeken. De helft van de leerlingen kreeg instructies om zich als ‘expert’ op te stellen en als een alwetende voorlezer vragen te stellen. De andere helft van de leerlingen kreeg instructies om zich niet boven, maar naast de kleuters op te stellen en als ‘medelezer’ opmerkingen te maken over het boek. De voorleessessies zijn op video opgenomen. De analyses richten zich op de interactie en betreffen onder andere de mate van participatie van de kleuters, de aard van hun bijdragen aan het gesprek en de duur van de voorleessessies. De resultaten van het experiment verschaffen meer informatie over de verschillende effecten van deze twee interactieve voorleesstijlen.

Ronde 4

Willy de Klijn

Cito

Contact: willy.deklijn@cito.nl

Peilingsonderzoek Schrijven in 2009

Deze presentatie beschrijft de organisatie, de opzet en de instrumenten van het peilingsonderzoek Schrijven in 2009. Het onderzoek vond plaats halverwege en aan het einde van het basisonderwijs (resp. groep 5 en groep 8) en in de eindgroep van het speciaal basisonderwijs (sbo). In principe is er om de acht jaar een peilingsonderzoek taal.

De instrumenten in het peilingsonderzoek ‘schrijven van teksten’ zijn:

• een schriftelijke vragenlijst voor docenten over het onderwijsaanbod voor schrijven in hun groep;

11

VIJFENTWINTIGSTE CONFERENTIE HET SCHOOLVAK NEDERLANDS

  • toetsboekjes met schrijftaken voor de leerlingen;

  • formulieren om zicht te krijgen op leerling-kenmerken;

  • een attitudevragenlijst voor leerlingen;

  • vragenlijsten voor beoordelaars om de schrijftaken achteraf van scores te voorzien.

Via een steekproeftrekking worden scholen aangezocht om deel te nemen aan het peilingsonderzoek. De scholen die bereid zijn om deel te nemen, worden op afspraak bezocht door een toetsleider die de toetsen (waaronder in dit geval de schrijftaken) in de klas afneemt volgens een vooraf bepaald afnamedesign. De leerkrachten van de groepen nemen dus niet zelf de toetsen af in hun groep. Na de afname van de schrijftaken worden de schrijfproducten van de leerlingen door beoordelaars beoordeeld op de kwaliteit van de tekst met een beoordelingsvragenlijst. De beoordelingsvragenlijst is gericht op een analytische beoordeling van het schrijfwerk. De vragen in de analytische checklist hebben meestal een ja/nee karakter, in de zin van ‘komt het kenmerk in het werk van de leerling voor of niet?’. De oordelen van de beoordelaars worden omgezet in scores en daarna geanalyseerd op basis van het One Parameter Logistic Model (OPLM) (een vorm van item response theorie) om een uitspraak te kunnen doen over de vaardigheid van leerlingen op de onderzochte beoordelingsdimensies.

Hoe we meten, wat de onderliggende domeinbeschrijving is en hoe de relatie is met de kerndoelen, de tussendoelen voor schrijven en de niveaus van Meijerink leggen we uit in de nog te verschijnen Balans van het schrijfonderwijs op de basisschool (2012).

We bespreken de aspecten waarop we de schrijfproducten van de leerlingen beoordelen en laten zien hoe we dat doen (beoordelingsmethode). De onderzochte beoordelingsdimensies voor tekstkwaliteit zijn: ‘inhoud’, ‘organisatie en structuur’ en ‘communicatie’ (doelgerichtheid en publiekgerichtheid). Over de beoordelingsdimensies wordt gerapporteerd in schalen. Op de schaal voor communicatie, bijvoorbeeld, wordt aangegeven voor de Percentiel-10-leerling, de Percentiel-50-leerling en de Percentiel80-leerling welke communicatieve aspecten ze beheersen. Uit de antwoorden op de vragen in de beoordelingsvragenlijsten over doelgerichtheid en publiekgerichtheid blijkt dat die aspecten binnen de gegeven schrijftaken verschillen in moeilijkheid. De scores op de beoordelingsaspecten vormen de beoordelingseenheden (de items) die worden gebruikt om vaardigheidsschalen te maken. In dit geval gaat het om een schaal ‘communicatie’.

Na de analyse en nadat de schaalwaarden (gegevens uit formulieren met leerling-kenmerken) voor het vaststellen van de Percentiel-10-leerling, de Percentiel-50-leerling en de Percentiel-80-leerling zijn berekend, vindt tot slot een standaardenonderzoek plaats. Bij peilingsonderzoek worden drie standaarden gebruikt: ‘voldoende’, ‘minimum’ en ‘gevorderd’. Tijdens het onderzoek worden de verschillende items uit de schrijftaken (dat zijn in dit geval de vragen die in feite de operationalisering vormen van de beoordelingsdimensies) door vakexperts, taalspecialisten, leerkrachten en opleiders gewikt en gewogen. Na bestudering en vergelijking van de verschillende opgaven

12

1. Basisonderwijs

1

komt men na een aantal discussierondes tot een gezamenlijk oordeel over de standaarden voor de Percentiel-1 0-leerling, voor de Percentiel-50-leerling... Men stelt de standaarden voor die leerlingen op die wijze (empirisch) vast. Voor wat betreft communicatie, bijvoorbeeld, mag men van een Percentiel-50-leerling een bepaalde vaardigheid verwachten waarmee hij voldoende in staat is om doelgericht en publiekgericht te schrijven bij een taak waarin hij advies moet geven in een persoonlijke brief. Die vaardigheid wordt dan geconcretiseerd in voorbeelden van wat een leerling op dat niveau wel en niet kan. Hoewel we nog niet alle resultaten hebben, kunnen we al wel vast een tipje van de sluier oplichten door enkele resultaten uit het onderwijsaanbod en de attitudevragenlijst te laten zien. Ook geven we een impressie van de meningen van toets- leiders en van leerlingen over de schrijftaken.

Ronde 5

Ineke Jongen

Cito

Contact: Ineke.jongen@cito.nl

De Leestempotoets nader bekeken

In het leerlingvolgsysteem (LOVS) dat door Cito wordt uitgegeven, is onder andere sprake van de toetsen ‘Technisch lezen’. Dat toetsen zijn stilleestoetsen en wijken in dat opzicht af van wat gebruikelijk was (en is) bij toetsen die de technische leesvaardigheid meten.

In deze presentatie wordt nader ingegaan op de toets zoals die vanaf groep 4 (in Vlaanderen: 2e leerjaar) gestalte krijgt: de ‘Leestempotoets’. In hoeverre geeft die stilleestoets een goed beeld van de technische leesvaardigheid van de lezer?

13

Labels

doelgroep
NT1-leerlingen
domein
schrijfonderwijs
land
Nederland
onderwijstype
basisonderwijs
thema
evaluatie van onderwijsopbrengsten

Dit artikel is onderdeel van

Onderdeel van

25ste Conferentie Het Schoolvak Nederlands · 2011