Geppie Bootsma · 26ste Conferentie Het Schoolvak Nederlands · 2012 · pagina 327 - 332
11. Taalvaardigheid
-
Op welke manier leren we hen samenwerken?
-
Hoe leren we hen omgaan met verlies?
Ronde 8
Geppie Bootsma
APS
Contact: G. Bootsma@aps.nl
Spreken bij andere vakken
-
Inleiding
Leerlingen in het voortgezet/secundair onderwijs wordt regelmatig gevraagd om spreekbeurten en presentaties te houden. Niet alleen bij het schoolvak Nederlands, maar ook bij andere vakken. Het niveau van de spreekvaardigheid van de leerlingen wordt hoger als er samenhang is tussen datgene wat leerlingen leren bij het vak Nederlands en de toepassing ervan buiten de lessen Nederlands.
Ik beschrijf in dit artikel twee voorbeelden uit de praktijk en geef daarna aan waar een school kan starten om tot een goede samenhang in het spreekonderwijs te komen.
Â
Op veel scholen geven leerlingen aan ouders en andere belangstellenden een presentatie van hun profielwerkstuk) dat ze in de examenklas van havo of vwo2 hebben gemaakt. Dat is een spannende taak en leidt bijna altijd tot enthousiaste reacties van zowel ouders, docenten en schoolleiding als van de — na afloop opgeluchte — leerlingen. In hun presentatie moeten de leerlingen zich ten eerste verplaatsen in de beginsituatie van het publiek (hun welwillende ouders): wat moeten we over ons onderwerp vertellen? Wat weten ze er al van? Ten tweede verwoorden ze in hun presentatie de essentie van hun onderzoek en beschrijven ze hun aanpak en hun conclusies. Ze maken daarbij gebruik van verschillende hulpmiddelen zoals Powerpoint, video... En daarbij denken ze na over de structuur van hun presentatie. Daarmee is de taak een prachtige, betekenisvolle opdracht, waarbij de leerlingen hun kennis over het onderwerp en de kennis die ze hebben van presenteren integreren. |
|
11 | |
327
ZESENTWINTIGSTE CONFERENTIE HET SCHOOLVAK NEDERLANDS
Op het dr. Aletta Jacobscollege in Hoogezand wordt het profielwerkstuk beoordeeld op de volgende aspecten:
-
vormgeving en structuur;
-
vakinhoud en diepgang;
-
conclusie, reflectie en brongebruik;
-
opzet en proces;
-
presentatie voor ouders.
Elk van de aspecten is verwerkt in een rubric. De beoordeling van de presentatie vindt plaats tijdens en na de presentatie en wordt gedaan door twee docenten: de profielwerkstukbegeleider en een collega. Dat zijn meestal geen docenten Nederlands. De presentatie telt voor 25% mee in het cijfer voor het profielwerkstuk. De docenten vinden dat leerlingen juist in de presentatie kunnen laten zien wat ze hebben geleerd bij het werken aan hun profielwerkstuk en dat ze door het te presenteren op een hoger niveau nadenken over hun onderwerp.
Om tot een zo intersubjectief mogelijk oordeel te komen over de presentatie is het belangrijk dat de beoordelaars een gemeenschappelijke taal spreken. Daarom bespreken de docenten Nederlands, voorafgaand aan de presentatie, de beoordeling met de betrokken collega's. In de beoordelingsrubric van het profielwerkstuk is een eenvoudige beoordeling opgenomen van de presentatie:
Â
Presentatie |
onvoldoende |
matig |
voldoende |
uitstekend |
Cijfer |
|
presentatie is onduidelijk voor derden. houding is ongeïnteresseerd |
grote stukken tekst op Powerpoint worden voorgelezen |
aardig lopend, duidelijke voordracht/ voorstelling afgestemd op publiek |
creatief soepel en correct reageert goed op vragen uit publiek |
|
Figuur 1: Beoordelingsrubric.
De praktijk leert dat dit model zowel voor de beoordelende docenten als voor de leerlingen helder (genoeg) is om met elkaar te kunnen communiceren over de presentatie.
3. Starten in de brugklas
Op het Hogeland College in Warffum houden de leerlingen presentaties tijdens een projectweek in de brugklas. Daarbij wordt gebruikgemaakt van een rubric, zodat leerlingen weten wat er van hen verwacht wordt en op welke punten de presentatie wordt beoordeeld. Een docente Nederlands van de school wilde het werken met een rubric
328
11. Taalvaardigheid
testen met haar leerlingen in de brugklas3. In het vak Nederlands worden de boekbespreking en andere presentaties beoordeeld aan de hand van dat model en daarnaast wordt het model ook vakoverstijgend toegepast.
Het gesprek met de leerlingen leerde de docente dat de kinderen, juffen en meesters op de basisschool niet stil hebben gezeten als het gaat om het houden en beoordelen van spreekbeurten. Opvallend is dat de leerlingen een 'presentatie' zien als iets anders dan een 'spreekbeurt'. De spreekbeurt is veilig en vertrouwd; dat hebben ze vaak geoefend. Maar een presentatie? Dat klinkt nieuw en eng. Na een korte toelichting is het een stuk minder spannend. Alle leerlingen hebben in elk geval één keer in het jaar een spreekbeurt gehouden sinds groep 6 (in Vlaanderen: vierde leerjaar). Ze hebben dus ervaring met minimaal drie spreekbeurten. Een aantal leerlingen presenteerde zelfs twee keer per jaar. De vorm van die spreekbeurten was voor de meeste kinderen tamelijk vrij. Een inleiding? Ja, die was er: "Nou, ik doe mijn spreekbeurt over vleermuizen / drop / hekserij / Vincent van Gogh". En het slot? Dat bestond uit: "Dit was mijn spreekbeurt. Zijn er nog vragen?" Wat de kinderen bekend voorkomt uit de rubric is de puntenlijst. Daar werd door de collega's in het basisonderwijs flink op gehamerd. De inhoud was helemaal vrij.
Vervolgens werd de rubric toegepast bij enkele korte presentaties. Al bij de eerste presentatieronde ontdekten de leerlingen dat geen presentatie een 'modelpresentatie' is waarbij je klakkeloos kunt invullen op welk niveau een leerling zit. Er komen veel afwegingen aan te pas: monotoon? Nee. Zacht? Ja. Welk niveau verbind ik hier dan aan?
11
329
ZESENTWINTIGSTE CONFERENTIE HET SCHOOLVAK NEDERLANDS
Â
Houding |
Ik kijk het publiek niet aan Ik wiebel veel |
Ik kijk het publiek aan |
Ik kijk het publiek aan Ik sta rechtop |
Ik kijk het publiek aan Ik sta rechtop en ik sta er ontspannen bij |
Stemgebruik |
Ik spreek zacht Ik praat monotoon Ik praat binnensmonds |
Ik spreek luid genoeg Ik praat monotoon Ik praat binnensmonds |
Ik spreek luid genoeg Ik praat monotoon Ik articuleer goed |
Ik spreek luid genoeg Ik articuleer goed Ik breng adequaat toonhoogte aan Ik breng variatie aan in hard/zacht |
Taalgebruik |
Ik gebruik andermans zinnen en ben beperkt in mijn woordenschat Ik verspreek me nogal eens |
Ik gebruik nadermans woorden. Mijn zinnen zijn niet altijd correct |
Ik spreek correctie, eigen taal |
Ik formuleer goede, creatieve, eigen zinnen |
Voordracht |
Ik lees alles voor |
Ik kijk regelmatig op mijn blaadje |
Ik heb een uit het hoofd geleerd verhaal |
Ik gebruik steekwoorden |
Ordenen van de boodschap |
Mijn presentatie heeft kop noch staart |
Mijn presentatie springt van de hak op de tak Mijn verhaal heeft losse onderdelen |
Mijn verhaal heeft een rode draad, maar ik werk de details te ver uit |
Ik presenteer de kern van mijn verhaal en volg een duidelijke rode draad |
Figuur 2: Rubric presenteren klas 1.
4. Samenhang in het aanleren van spreekvaardigheid
Wat is er nodig om tot een schoolbrede aanpak van spreekvaardigheid te komen? Om te beginnen, moet er duidelijkheid zijn over wat de leerlingen moeten kunnen als het gaat om 'spreken' en op welke aspecten in een bepaald leerjaar de nadruk ligt. Daarom heeft de vakgroep Nederlands op het Reitdiep College in Groningen een doorlopende leerlijn 'presenteren' ontwikkeld, waarin leerstof, didactiek en toetsing m.b.t. spreekvaardigheid is opgenomen. De leerlijn wordt zowel bij Nederlands als bij andere vakken gebruikt. Er wordt in elk leerjaar aandacht besteed aan spreken, er zijn duidelijke afspraken over wat de taken zijn en de lessenseries rondom de taken hebben in alle
330
11. Taalvaardigheid
klassen dezelfde inhoud. De beoordeling verloopt volgens dezelfde criteria, zodat leerlingen goed weten op welk niveau ze zitten en wat ze kunnen verbeteren. Die beoordelingen kunnen, d.m.v. een portfolio, meegenomen worden door de leerlingen naar het volgende leerjaar, zodat ze daar verder aan hun niveau kunnen werken. De sectie heeft met behulp van een rubric een lijn ontworpen met de volgende uitgangspunten:
-
focus op enkele aspecten per leerjaar;
-
in elk volgend leerjaar komen die aspecten terug en komen er nieuwe bij;
-
de aspecten zijn beschreven in meetbare/observeerbare gedragskenmerken (niveau- aanduidingen, beginner/gevorderde);
-
de aspecten zijn gerelateerd aan de referentieniveaus;
-
het instrument wordt terugkerend gebruikt: docent en leerling kunnen de voortgang van de leerling volgen door voort te bouwen op de resultaten van eerdere prestaties van de leerling.
(n.b.: Hiervoor is nodig dat de resultaten bewaard blijven; digitaal of in een dossier)
5. Conclusie
Het niveau waarop leerlingen leren presenteren, wordt hoger als er meer samenhang is in het spreekonderwijs en in de beoordeling van de prestatie van de leerlingen. Die samenhang wordt bereikt als de vakgroep Nederlands met de collega's van andere vakken kan communiceren over de inhoud van 'spreekvaardigheid' en over de beoordelingscriteria. Daarvoor heeft de vakgroep een goede doorlopende leerlijn 'spreken' nodig.
Â
Referenties Christie, F. & B. Derewianka (2008). School Discourse. Learning to write across the years o f schooling. London: Continuum. Expertgroep doorlopende leerlijnen taal en rekenen (2008). Over de drempels met taal. De niveaus van taalvaardigheid. Enschede. Hajer, M. & T. Meestringa (2009). Handboek Taalgericht Vakonderwijs. Bussum: Coutinho. Halliday, M.A.K. (2004). An Introduction to Functional Grammar. Londen: Arnold. Hamilton, A. (2010). `Teaching functional grammar in primary school'. In: M. Olofsson (red.). Symposium 2009. Genre och funktionellt sprak i teori och praktik. Stockholm: Stockholms universitets forlag, p. 38-51. |
|
11 | |
331
ZESENTWINTIGSTE CONFERENTIE HET SCHOOLVAK NEDERLANDS
Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (2010). "Besluit Referentieniveaus Nederlandse taal en rekenen" In: Staatsblad, nr. 265.
Van Beek, W. & M. Verhallen (2004). Taal, een zaak van alle vakken. Geïntegreerd taal- en zaakvakkenonderwijs op de basisschool. Muiderberg: Coutinho.
Welp, E. (2010). "Toetsing en de context-conceptbenadering in het voortgezet onder-
wijs". In: Tijdschrift- voor het Economisch Onderwijs, jg. 2010, nr. 1, p. 150-153.
Welp, E. & I. Verlee (2009). "Discussie context en conceptgericht onderwijs". In: Factor D, jg. 2009, nr. 4, p. 28-29.
Noten
1 Een profielwerkstuk is een uitgebreide praktische opdracht dat vaardigheden toetst, in combinatie met kennis en inzicht. Het is bedoeld om de samenhang en integratie van leerstofonderdelen binnen een profiel te bevorderen.
2 havo = hoger algemeen voortgezet onderwijs; vwo = voorbereidend wetenschappelijk onderwijs.
3 De brugklas is de eerste klas waarin een leerling terechtkomt die vanaf de basisschool naar het voortgezet onderwijs gaat. Aan het einde van de brugklas wordt (op basis van de resultaten die de leerling de brugklas haalde) bepaald welke vorm van onderwijs een leerling gaat volgen (vwo, havo, vmbo). Sommige scholen bieden een tweejarige of zelfs een driejarige brugklas aan.
332