Pieter Van Biervliet · 26ste Conferentie Het Schoolvak Nederlands · 2012 · pagina 345 - 349
12. Zorgleedingen
wen licenties. En als de antwoorden op de vragen op onze examens sneller op Google gevonden kunnen worden dan de tijd die nodig is om ze uit het hoofd te leren, dan moeten we onszelf ook de vraag durven stellen of we leerlingen niet beter in de eerste plaats heel erg goed met Google moeten leren werken. En dus: of we zelf in de eerste plaats niet heel erg goed met Google zouden moeten kunnen werken. Want net zoals de iToestellen in een mum van tijd de wereld van boeken en uitgevers hebben veranderd, zullen ze nu — op hun beurt — onze wereld — die van het bord, de rode balpen, de boekenpakketten en de geruite cursusblokken — veranderen. En dus is het niet ondenkbaar dat wij wellicht ook — een beetje en stapje voor stapje — mee zullen moeten veranderen.
Erwin Taets (iLuisteren, iKijken, Onderwijs en sociale media, Schooldocumenten voor leerlingen met dyslexie, WikiWiki — onderzoeksvaardigheden in de praktijk, De toekomst van lezen, Visuele geletterdheid) is docent en onderzoeker aan KATHO Hogeschool Zuid-West-Vlaanderen, werkt met iPads in zijn lessen en vertelt in deze sessie over de tablets als e-reader en hoe zulke toestellen individueel ingezet kunnen worden om leerlingen en studenten met leer- en functiebeperkingen te helpen. Tegelijk demonstreert hij een aantal nuttige apps en toepassingen die hij en zijn collega's van KATHO Hogeschool Zuid-West-Vlaanderen actief gebruiken.
Bent u in het bezit van een iPad, iPhone of iPod, dan kunt u interactief deelnemen aan de sessie door de gratis app Nearpod in de App Store te downloaden en te installeren op uw device. Registeren is niet nodig.
Ronde 5
Pieter Van Biervliet
KATHO-RENO, Torhout
Contact: pietervanbiervliet@katho.be
Wat nu met de LEESKIST?
Â
1. Inleiding Sinds meer dan 15 jaar is de Leeskistin Vlaanderen een van de meest succesvolle instrumenten om leesproblemen te onderzoeken en te remediëren. De vraag stelt zich: 'Hoe moet het nu verder met de Leeskist?' Vooraleer op die vraag te antwoorden, staan we eerst stil bij de (ontstaans-)geschiedenis van het instrument. |
|
12 |
345
ZESENTWINTIGSTE CONFERENTIE HET SCHOOLVAK NEDERLANDS
-
Radende en spellende lezers: zelfde probleem
De eerste versie van de Leeskist is M1995 ontwikkeld door Pieter Van Biervliet (thans lerarenopleider aan de RENO, departement van de Katholieke Hogeschool Zuid- West-Vlaanderen, KATHO, te Torhout), samen met Jan Seys (nu directeur van het Vrij CLB, Centrum voor Leerlingenbegeleiding, te Veurne). Omdat vanaf het begin voor een digitaal instrument is gekozen, deden zij ook beroep op een informaticus, Joost Van Biervliet (IT-consultant in een privébedrijf).
Voor de ontwikkeling van de Leeskist baseerden Seys en Van Biervliet zich vooral op eigen onderzoekservaringen met probleemlezers in het Vrij PMS-centrum (het vroegere psycho-medisch-sociaal centrum, wat vandaag het CLB wordt genoemd) te Oostende waar ze werkzaam waren. Zo ontdekten ze dat radende en spellende probleemlezers in feite met eenzelfde basisprobleem worstelen: een onvoldoende geautomatiseerde beheersing van de tekenldankkoppeling. Alleen lost de ene probleemlezer dat op door te raden en de andere door beter te kijken (door spellend — d.w.z. letter voor letter — te lezen). De meeste probleemlezers vertonen evenwel een mix van radend en spellend leesgedrag . In tegenstelling tot de traditionele aanpakken werden het radend en het spellend lezen dus niet als problemen as such gezien, maar als oplossingen die de probleemlezers zelf aanreiken voor hetzelfde probleem. Zo begonnen Seys en Van Biervliet radende en spellende lezertjes op dezelfde manier te onderzoeken en te remediëren, namelijk door te focussen op het basisprobleem van de zwakke automatisatie van de tekenklank- koppeling.
-
Connectionistisch leesmodel
Inzichten vanuit andere hoeken bevestigden de bevindingen van Seys en Van Biervliet. Vooreerst waren er de bevindingen van dr. Wim Van den Broeck (1993). Deze Vlaamse onderzoeker aan de Rijksuniversiteit te Leiden (tegenwoordig professor aan de Vrije Universiteit Brussel) introduceerde als eerste in ons taalgebied een connectionistisch leesmodel. Dat model gaat ervan uit dat er — evenwel als metaforisch beeld — in ons neuraal netwerk verbindingen zijn die, als men ze activeert, een leesproces op gang brengen. Die verbindingen hebben betrekking op heel kleine tekentjes en minuscule klankelementen. Met andere woorden: als men het woord 'paard' leest, dan vindt in het neuraal netwerk een gelijktijdige activering van de visuele elementen en van de klankelementen van dat woord plaats.
4. De Leeskist als diagnostisch instrument
Op basis van het connectionistisch leesmodel van Van den Broeck ontwikkelden Seys en Van Biervliet hun instrument verder. Als leren lezen een activeren van specifieke verbin-
346
12. Zorgleedingen
dingen is, dan ligt het voor de hand dat leesproblemen te maken hebben met een niet of onvoldoende (zwak) activeren van verbindingen. Diagnostisch onderzoek zou er dan in bestaan dat men naar die 'zwakke' verbindingen zoekt. In de Leeskist is een flitsprogramma voorzien, precies om de mate van automatisatie te kunnen onderzoeken. Dat is dus ook de reden waarom van meet af aan voor een digitaal pakket is gekozen.
Het programma zoekt de 'zwakke' verbindingen op drie niveaus:
-
op het niveau van de aparte tekenklankkoppelingen;
-
op het niveau van de klinkermedeklinkerverbindingen (`ak', `us'...); 3. op het niveau van de dubbele kopjes (1.1', `gr'...) en staartjes (`ts' , `rik' ...).
De verbindingen worden dus via een flitsprogramma in een behoorlijk tempo getoond. Letters of lettergroepen die door het kind niet (vlug) kunnen worden gelezen, vormen dan het materiaal voor de remediëring. De keuze voor klinkermedeklinkerverbindingen — KM-woordjes — is gebeurd onder invloed van de Directe Systeemmethodiek (DSM) van R. Feys, een voormalige lerarenopleider aan de reeds genoemde RENO (Feys & Van Biervliet 2010: 159 e.v.). Tijdens de workshop zal dieper worden ingegaan op diens argumenten.
Â
5. De Leeskist als remediërend instrument Zoals gezegd, vormen letters of lettergroepen die door het kind niet (vlug genoeg) kunnen worden gelezen, het materiaal voor de remediëring. Nadat de 'zwakke' verbindingen zijn gedetecteerd, moet het probleemlezertje die opnieuw leren activeren. Dat gebeurt door veelvuldig oefenen waarbij ook gelet wordt op het tempo waarin dat gebeurt (o.a. via het flitsprogramma). Aparte letterklankkoppelingen, zoals de 'k', worden via de Leeskist eerst geïsoleerd ingeoefend. Dat is echter onvoldoende. Zo is er het probleem van de coarticulatie, waarbij bijvoorbeeld de verbinding met de 't' in 'ot', 'it', 'et', 'ut', 'at' telkens anders klinkt naargelang de klinker die ervoor komt. Daarom laat de Leeskist de aparte letters ook via KM- woordjes (bijv. 'k' in `uk', 'ale, 'ik'...), en ten slotte via MKM-woordjes (bijv. 'k' in 'puk', `pak', lik'...) oefenen. Dergelijke combinaties leiden tot wat Van den Broeck het covariaat lezen noemt: door het gelijktijdig zien van de 'k' en horen van de /k/ in steeds verschillende lettercombinaties zal de letterklankkoppeling 'k' - /k/ alsmaar sterker worden (uk, ak, ik...). Op dezelfde manier worden KM-woordjes ingeoefend: eerst geïsoleerd en daarna via MKM-woordjes (bijv. `ok' via 'rok', `tok'; lok'...). Ten slotte zijn de dubbele kopjes en staartjes aan de beurt. Die worden verder via MMK- of KMM-woordjes geremedieerd (bijv. bla, bloe, blo...; ank, onk, ink...). |
|
12 |
347
ZESENTWINTIGSTE CONFERENTIE HET SCHOOLVAK NEDERLANDS
-
Effectenstudies met de Leeskist
Tussen 1996 en 2000 werd het effect van de Leeskist door een drietal onderzoeken gemeten. De onderzoeken werden allen uitgevoerd door toenmalige medewerkers van prof. A.J.J.M. Ruijssenaars en dr. W. Van den Broeck van de Universiteit Leiden. Alles samen beschouwd, kan men uit de onderzoeken besluiten dat kinderen die via de Leeskist onderzocht en geremedieerd werden, beter op leesnauwkeurigheid en -tempo scoorden dan kinderen die via andere programma's werden geholpen (Van Biervliet 2000). Tot dezelfde conclusies komen de Vlaamse PMS-onderzoekers H. Van Overmeire (1999-2000) en J. Coenegrachts (1998). De eerste toetste de effecten van de Leeskist bij kinderen van een lagere school, de tweede bij kinderen van een school voor buitengewoon (in Nederland: speciaal) onderwijs. Verbetervoorstellen van alle genoemde onderzoeken hebben geleid tot een nieuwe Leeskist de Leeskist 2000 (Seys, Van Biervliet & Van Biervliet, 2000). Ook die bleek een succes. Een nieuw onderzoek door het Leuvense CLB van het gemeenschapsonderwijs bevestigde opnieuw de waarde van het instrument (Hoebrechts 20012002: 2-9).
-
Wat nu met de Leeskist?
Vijftien jaar verder. Wat nu? Ten eerste stellen we vast dat er nog altijd interesse is voor de Leeskiss in het bijzonder in praktijken van logopedisten en revalidatiecentra. Verder zien we dat de sterkte van de achterliggende theorie — namelijk het connectionistisch leesmodel — nog eens bevestigd wordt door het recente en enorme succes van de zogenaamde DSM-methoden voor het aanvankelijk lezen in de Vlaamse basisscholen: de Leessprong (uitgeverij Van In), mol en beer (uitgeverij die Keure), Ik lees met hup (uitgeverij Van In). Ten slotte zijn er ook bevindingen uit een heel andere hoek die de Leeskist-aanpak extra kracht bijzetten. Zo veronderstelt de Franse neuropsycholoog S. Dehaene (2007: 207213) dat elk woord tijdens het lezen in zogenaamde bigrammen wordt gecodeerd (bijvoorbeeld 'kom in 'om'). Bigrammen die een bijzondere rol spelen, zijn de genoemde KM-woordjes (hier: 'om'). Misschien kan een nieuwe Leeskist bij de diagnose en remediëring ook met de andere bigrammen (hier: en 'km') rekening houden? Mogelijks zijn er voorstellen van de toehoorders zelf van de workshop? We zullen zien...
Referenties
Coenegrachts, J. (1998). "Trainen van technisch lezen volgens het connectionistische leesmodel: een verslag over de effecten van een behandeling bij kinderen in het buitengewoon onderwijs". In: PMS-leven, p. 2-10.
Dehaene, S. (2007). Les neurones de la lecture. Paris: Odile Jacob.
348
12. Zorgleedingen
Feys, R. & P. Van Biervliet (2010). Beter leren lezen. De directe systeemmethodiek. Leuven/Den Haag: Acco.
Hoebrechts, N. (2004-2005). "Leeskist: een remediërend ICT programma voor technisch lezen uitgeprobeerd". In: Zorgbreed• tijdschrift- voor integrale leerlingenzorg, jg. 2, nr.5, p. 2-9.
Seys, J., J. Van Biervliet & P. Van Biervliet (1995). Leeskist. Een diagnostisch en remediërend softwarepakket bij het aanvankelijk lezen. Lier: Van In.
Seys, J., J. Van Biervliet & P. Van Biervliet (2000). Leeskist 2000. Lier: Van In. Van Biervliet, P. (2000). "Leeskist 2000". In: Onderwijskrant nr. 112, p. 3-8.
Van den Broeck, W. (1993). "Theorieën van woordherkenning en praktische implicaties". In: Tijdschrift voor Orthopedagogiek, nr. 32, p. 474-488.
Van Overmeire, H. (1999-2000). "Training in fonologisch coderen, door leesouders, aan de hand van connectionistische woordenrijen". In: Brochure van het Centrum voor Nascholing van het Gemeenschapsonderwijs n.a.v. het Project: Het leerbedreigde kind in
de basisschooh p. 1-8.
Ronde 6
Christel Van Vreckem
Arteveldehogeschool, Gent (opleiding Logopedie en Audiologie) Contact: christeLvanvreckem@arteveldehs.be
Begrijpend lezen effectief remediëren: meer dan een kwestie van veel oefenen!
1. Begrijpend lezen: een complexe vaardigheid!
Begrijpend lezen is een actief proces, waarbij een beroep gedaan wordt op diverse denkprocessen en op verschillende kenniselementen en vaardigheden (Cain 2009; Hannon & Daneman 2001; Van Vreckem, Desoete, Van Hove & Linsen 2010). Het is, zowel voor leerkrachten als voor hulpverleners, belangrijk om de beïnvloedende factoren te kennen en om er rekening mee te houden bij de aanpak in de klas of in de individuele therapie.
12
349