Siuman Chung, Roxette van den Bosch & Christine Espin · 27ste Conferentie Het Schoolvak Nederlands · 2013 · pagina 76 - 80
ZEVENENTWINTIGSTE CONFERENTIE ONDERWIJS NEDERLANDS
Ronde 1
Siuman Chung, Roxette van den Bosch & Christine Espin Universiteit Leiden, afdeling Orthopedagogiek/leerproblemen Contact: s.chung@fsw.leidenuniv.nl
r.m.van.den.bosch@fsw.leidenuniv.nl
Het continu evalueren van de leesontwikkeling.
Een probleemoplossende benadering voor leesproblemen in het voortgezet onderwijs
-
Inleiding
Tijdens onze presentatie op de conferentie zal, vanuit een probleemoplossende benadering en aan de hand van de casus ‘Juliá , uitleg gegeven worden over een evaluatiesysteem in lezen en zullen onze onderzoeksresultaten en de gebruikte digitale leestaak gepresenteerd worden.
-
Een probleemoplossende benadering voor leerproblemen
Julia heeft veel moeite met lezen en lijkt behoefte te hebben aan extra individuele hulp. De leesvaardigheid van Julia zou verbeterd kunnen worden door gebruik te maken van een probleemoplossende benadering. Een probleemoplossende benadering is gericht op het probleem en de instructiebehoeftes van de individuele leerling (Espin, Wayman & Campbell 2011). De eerst stap binnen de probleemoplossende benadering is het identificeren en definiëren van het leerprobleem binnen de context. In het geval van Julia is de vraag dan: “Hoe goed leest Julia in vergelijking met haar klasgenoten?”. Op die manier kan bepaald worden hoe groot de achterstand ten opzichte van haar klasgenoten is. De volgende stap is het selecteren van (instructie)methoden of interventies om het leerprobleem aan te pakken. Welke methoden kunnen de leesvaardigheid van Julia mogelijk verbeteren? Hiervoor worden bij voorkeur evidence-based methoden of interventies gekozen. Tot slot is het van belang om de effectiviteit van de gekozen methode of interventies te evalueren. Gaat Julia vooruit met lezen? Als dat niet het geval is, moet een andere methode of interventie gekozen worden.
76
3. Taalonderwijs 12-18
Â
Het gebruik van een probleemoplossende benadering voor leerproblemen past goed bij de ontwikkeling van opbrengstgericht werken binnen het onderwijs. Sinds 2007 is opbrengstgericht werken op scholen een speerpunt van het Ministerie van Onderwijs. In rapporten van de Onderwijsinspectie ligt de nadruk op de noodzaak voor scholen om opbrengstgericht te werken en de leerwinst voor leerlingen te vergroten (Inspectie van het Onderwijs 2010; 2011). De rapporten laten zien dat scholen de toetsgegevens van leerlingen gebruiken om het niveau van de leerling te bepalen, maar dat ze die gegevens (nog) te weinig gebruiken om de voortgang van (individuele) leerlingen in beeld te brengen en te evalueren. Het interpreteren van de voortgangsdata en het nemen van beslissingen naar aanleiding van de data zijn belangrijke stappen in het kader van opbrengstgericht werken waar vaak nog maar weinig mee gebeurt (Ledoux, Blok & Boogaard 2009). Een reden hiervoor kan zijn dat docenten moeite hebben met het begrijpen en interpreteren van voortgangsdata. Het begrijpen en correct interpreteren vormt namelijk een belangrijke voorwaarde voor het adequaat gebruik van voortgangsdata bij het maken van educatieve beslissingen om de leerontwikkeling van de leerling te stimuleren.
Een manier om de vorderingen van leerlingen in kaart te brengen is Curriculum-Based Measurement (CBM), een evaluatiesysteem uit Amerika. In Nederland is het systeem bekend onder de naam ‘Continue Voortgangsevaluatie’ (CVE; Espin e.a. 2011). CVE is gericht op het frequent volgen van leerlingen in een bepaalde basisvaardigheid, zoals lezen (Deno 1985; 2003), en wordt naast de lesmethode gebruikt. Leerlingen maken wekelijks een korte taak en de scores op die taak worden weergegeven in een grafiek (zie figuur 1 voor een voorbeeld). Met behulp van de grafiek kunnen docenten bepalen of een specifieke leerling voldoende vooruitgang boekt. Die informatie kunnen ze gebruiken om de effectiviteit van hun instructie voor deze specifieke leerling te evalueren (Deno 1985; 2003). Dat is vooral belangrijk en nuttig in het geval van leerlingen met (ernstige) leerproblemen. |
|
3 | |
77
ZEVENENTWINTIGSTE CONFERENTIE ONDERWIJS NEDERLANDS
Figuur 1: Voorbeeld CVE-grafiek: Voortgangsgrafiek van Julia.
5. Het gebruik van CVE in Nederland
Op dit moment bestaan er in Nederland, met name in het voortgezet onderwijs, weinig meetinstrumenten om de effectiviteit van instructiemethoden en interventies frequent te evalueren. Sinds 2010 wordt door de Universiteit van Leiden, onder leiding van prof. Christine Espin, onderzoek gedaan naar het gebruik van CVE. Dit project richt zich op het volgen van de leesvaardigheid van leerlingen in groep 7 en 8 (basisonderwijs) en in klas 1, 2 en 3 (voortgezet onderwijs) en op het begrip, de interpretatie en het gebruik van voortgangsgrafieken door docenten. Meer inzicht in hoeverre docenten voortgangsdata begrijpen, interpreteren en gebruiken kan leiden tot de ontwikkeling van interventies om het gebruik van voortgangsdata te stimuleren. Uiteindelijk zou dat kunnen leiden tot betere prestaties van leerlingen.
Het eerste deel van het onderzoek richtte zich op de betrouwbaarheid en validiteit van de gebruikte leestaak als een indicator van algemene leesvaardigheid in het voortgezet onderwijs, variërend van praktijkonderwijs, vmbo, havo en vwo tot ISK (NT2). Voor een beschrijving van die taak, zie volgende paragraaf. Tegelijkertijd is de gebruikte lees- taak gedigitaliseerd, wat geleid heeft tot de ontwikkeling van een website: www.mazesonline.nl. Leerlingen kunnen op deze website inloggen om de taken te maken en docenten kunnen inloggen om de individuele voortgangsgrafieken van de leerlingen te bekijken.
Het tweede deel van het onderzoek, dat onlangs van start is gegaan, zal zich richten op het begrip, de interpretatie en het gebruik van voortgangsgrafieken door docenten.
78
3. Taalonderwijs 12-18
Zowel leerkrachten uit het basisonderwijs (groep 7 en 8) als docenten uit het voortgezet onderwijs (klas 1 t/m 3) kunnen deelnemen aan het onderzoek. We streven ernaar om ook docenten uit het speciaal onderwijs mee te nemen in ons onderzoek.
6. Beschrijving van de gebruikte leestaak
Om de leesontwikkeling van leerlingen te volgen, wordt wekelijks een korte leestaak afgenomen. Hier kan bijvoorbeeld de mazetaak voor gebruikt worden. Dat is een leestekst waarbij de eerste zin intact is gelaten en vervolgens ieder 7de woord vervangen is door een multiple-choice item. Zie Figuur 2 voor een voorbeeld van de mazetaak. Leerlingen krijgen de taak aangeboden op de computer, lezen de tekst in stilte en klikken hun antwoordkeuzes aan. Na twee minuten stopt de taak automatisch en wordt het aantal juiste antwoorden opgeslagen als score voor die week.
Je kunt bewegen, en je kunt sporten. Het klinkt heel raar, maar deze (ziel / kuur / twee) dingen verschillen van elkaar. Onder bewegen (verstaan / bezoeker / hovenier) we rustig fietsen of wandelen. Dit (lef / rib / kun) je het beste dertig minuten per (dag / hit / gum) doen.
Figuur 2: Voorbeeld van een mazetaak (enkele zinnen).
Referenties
Deno, S.L. (1985). “Curriculum-based measurement: The emerging alternative”. In: Exceptional Children, vol. 52, nr. 3, p. 219-232.
Deno, S.L. (2003). “Developments in Curriculum-based measurement”. In: The Journal of Special Education, vol. 37, nr. 3, p. 184-192.
Espin, C.A., M.M. Wayman & H. Campbell (2011). ‘Continue voortgangsevaluatie (CVE)’. In: J. Castelijns, M. Segers & K. Struyven (red.). Evalueren om te leren: Toetsen en beoordelen op school. Bussum: Uitgeverij Coutinho, p. 167-178.
Inspectie van het Onderwijs (2010). Opbrengstgericht werken in het basisonderwijs. Online raadpleegbaar op http://www.onderwijsinspectie.nl/actueel/publicaties/ Opbrengstgericht+werken+in+het+basisonderwijs.html.
Inspectie van het Onderwijs (2011). De beoordeling van opbrengsten in het voortgezet onderwijs. Online raadpleegbaar op http://www.onderwijsinspectie.nl/actueel/ publicaties/De+beoordeling+van+opbrengsten+in+het+voortgezet+onderwijs.html.
3
79
ZEVENENTWINTIGSTE CONFERENTIE ONDERWIJS NEDERLANDS
Ledoux, G., H. Blok & M. Boogaard (2009). Opbrengst gericht werken. Over de waarde van meetgestuurd onderwijs. Online raadpleegbaar op http://dare.uva.nl/document/170475.
Ronde 1
Theun Meestringa & Tiddo Ekens SLO, Enschede
Contact: t.meestringa@slo.nl t.j.ekens@hccnet.nl
Beoordeling en feedback bij het schrijven in de bovenbouw van havo/vwo
Als leraren hetzelfde schrijfproduct beoordelen met hun eigen beoordelingsmodellen, levert dat grote verschillen in het cijfer op. SLO heeft daarom, samen met drie scholen, beoordelingsmodellen ontwikkeld en in de praktijk getest. Netzo lang tot de cijfers slechts marginaal van elkaar verschilden. Behalve een beoordelingsmodel zijn ook feedbackformulieren ontwikkeld voor ‘de uiteenzetting’, ‘het betoog’ en ‘de beschouwing’. Deze zijn gebaseerd op het Referentiekader Taal. Doel van de formulieren is dat leerlingen meer feedback krijgen op schrijfproducten, doordat ze elkaars teksten bespreken. Het beoordelingsmodel en de feedbackformulieren delen één ambitie: beter schrijfonderwijs met taakverlichting voor de leraar.
In deze workshop beoordeelt u een schrijfproduct en geeft u feedback op een schrijfproduct.
Ronde 2
Pleuni Hooft van Huysduynen IJburg College, Amsterdam Contact: pleunih@hotmail.com
Leesvaardigheid oefenen
Op dit moment wordt tekstbegrip bij het vak Nederlands meestal geoefend en getoetst aan de hand van een tekst met daarbij open vragen en meerkeuzevragen.
80