Kleine woorden, diepe gronden

Peter Nieuwenhuijsen  ·  27ste Conferentie Het Schoolvak Nederlands  ·  2013  ·  pagina 235 - 237

Download artikel

7. Taalkunde en taalbeheersing

Schuurs, U. (1988). “Het nut van zinscombinatie-onderwijs”. In: Tijdschrift voor Taalbeheersing, jg. 10, nr. 1, p. 59-71.

Noot

1 De ANS maakt ook melding van zogenoemde intransitieve voorzetsels en geeft daarbij voorbeelden als ‘Ik haal je vanavond wel af’of ‘Harm zit boven’ (Haeseryn e.a.: 460; 507; 916), maar net zoals Loonen (2003) beschouw ik een complement als doorslaggevend voor de voorzetselbenoeming. Af wordt door de ANS zelf dan ook een voorzetselbijwoord genoemd; boven beschouw ik als een bijwoord van plaats.

Ronde 4

Peter Nieuwenhuijsen

Stichting Conferentie Onderwijs Nederlands Contact: peternieuwenhuijsen10@gmail.com

 

Kleine woorden, diepe gronden

Wie in De Taalcanon bladert, kan het opvallen dat er maar zelden voorbeelden in voorkomen van taalelementen die aan een nadere beschouwing worden onderworpen. Zinnen, zinnetjes, woorden, klanken die in ‘zelfnoemfunctie’ worden aangeboden en als zodanig worden bekeken of geanalyseerd: een taalboek kan ermee doorspekt zijn, De Taalcanon niet. Daardoor is het niet onmiddellijk duidelijk hoe je, vanuit een tekst of een alledaagse gesprekssituatie, een link kunt leggen met de onderwerpen in De Taalcanon.

De exercitie die ik wil aanbieden, toont aan dat dit niettemin heel eenvoudig is voor wie wat taalkundige training heeft gehad. Ik heb gekozen voor buitengewoon elementair taalmateriaal en onderzoek hoe je van daaruit naar meer algemene, veelzijdige en belangwekkende onderwerpen kunt geraken. Vervolgens is het nog de vraag of deze onderwerpen dan ook inderdaad in De Taalcanon worden besproken.

Het genoemde ‘elementaire taalmateriaal’ bestaat uit woorden die uit één of twee spraakklanken zijn opgebouwd. Het eerste woord is ‘A’. Het laatste zou ‘zo’ kunnen zijn. Laat ik maar liever tonen wat ik bedoel.

A is een veel gebruikt woord. Je vindt het in voorbeeldzinnen als:

 

7

 

235

ZEVENENTWINTIGSTE CONFERENTIE ONDERWIJS NEDERLANDS

A! Daar zul je hem hebben. Gelukkig.

A! Je bedoelt natuurlijk Thomas Rosenboom. Tuurlijk.

Merkwaardig genoeg kom je dit woord eigenlijk nooit op schrift tegen, althans niet in deze vorm. Vaak kom je in deze context varianten tegen als ‘Ha!’ en ‘Aha!’. Daarin is duidelijk een ‘h’ hoorbaar, dus dat is niet hetzelfde woord. Ik bedoel een woord zónder ‘h’. Dat wordt echter dikwijls zo geschreven: ‘Ah!’ Ten onrechte.

Ik citeer nu even twee zinnen waarin volgens mij ‘A!’ wordt bedoeld, maar ‘Ah!’ wordt geschreven.

Ah, meneer Grunberg, ik heb nu een colbertje voor u dat gegarandeerd... (Voetnoot, dVk)

Ah! Het Italiaanse leven! Welke pareltjes hebt u al ontdekt? (Voyages SNCF)

‘Ah’ staat in Van Dale genoemd als een uitroep van verbazing, toorn, teleurstelling... Duidelijk een ander woord. Maar wat doet Van Dale dan met ‘A’? Verrassing: het staat er niet in. Zou het erin moeten staan? Wat staat er eigenlijk wel en niet in een woordenboek? Staan alle uitroepen erin? ‘Wowie’? Wat nog meer niet? Waarom geen namen, behalve de waternaam ‘A’? Waarom staat ‘woordendiarree’ er in en niet ‘woordenkakkerij’? De ‘letterjurk’ van mijn dochter en de ‘yoghurtkom’ van mijn vrouw ontbreken ook. Waarom?

Zo zijn we bij het thema ‘woordenboek’ beland, dus nu is de vraag of dit thema in De Taalcanon aan bod komt. Geert Booij stelt hierin de vraag “Staan alle woorden in Van Dale?” De vraag waarom ‘A’ er niet in staat, wordt niet behandeld, maar dat was niet wat ik wilde weten. Het thema komt aan bod; daar ging het nu even om.

Op dezelfde manier heb ik gekeken waar de inspiratie mij bracht vanuit de woorden ‘ie’ ‘o’ ‘mm’ ‘(‘)t’ ‘(‘)s ‘eh’ ‘uh’ ‘e’ ‘ei’ ‘ij’ ‘u’ ‘uw’ ‘ja’ ‘om’ ‘te’ ‘ui’ ‘en’ ‘of’ ‘er’

>   >   >   >   >   >   >   >   >   >   >   >   >   >   >   >   >   >   ,

‘de’, ‘die’, ‘bi(e)’, ‘do’, ‘goh’, ‘we’, ‘wie’, ‘hoe’, ‘af’, ‘aan’ en ‘na’.

Om daarvan nog een voorbeeld te geven: het woord ‘te’. Het is interessant dat dit woordje plotseling nodig is als je van ‘ik wil zitten’ een zin met ‘wensen’ maakt: ‘ik wens te zitten’. Zo verbluffend kan de syntaxis zijn. Een bekend ‘te’ vind je ook in de wijsheid “waar ‘te’ voor staat, is altijd verkeerd, behalve ‘tevreden’”, die een ieder altijd aan zijn of haar oma toeschrijft. Maar hoe gewoon dit woord ook zij, heel ongewoon is het in de zin van de hoofdconducteur van de NS-trein:

Eén goede middag, dames en heren, meisjes en jongens, over enkele ogenblikken komt deze trein aan te Zwolle.

’,

‘mee

236

7. Taalkunde en taalbeheersing

Het valt niet dadelijk op hoe ongewoon het is, zeker niet in deze quasi deftige context, maar iedereen zal moeten toegeven: in een alledaags gesprek zul je op de vraag waar je woont, nooit antwoorden dat je ‘te ...’ woont. (Mocht men hierover anders denken in Vlaanderen, dan moet ik deze bewering nuanceren.) Het is, met andere woorden, een schrijftaalwoord, althans een woord dat hier een betekenis krijgt die het alleen in de schrijftaal krijgt (en in deftige of quasi deftige gesproken taal natuurlijk).

Vanuit ‘te’ hebben wij in rap tempo de thema’s ‘syntaxis’ en ‘register’ bereikt. Nu schiet het register van De Taalcanon op deze punten enigszins tekort, maar het is niet moeilijk vast te stellen dat beide onderwerpen echt wel aan hun trekken komen.

Ook ‘die’ behoort tot de woorden die uit twee klanken zijn opgebouwd, al wordt het dan met drie letters geschreven. (Zo komen we op het onderwerp ‘spelling’, een onderwerp dat we sowieso gemakkelijk kunnen bereiken.) ‘Die’ heeft de eigenaardigheid in ‘tie’ te kunnen veranderen door assimilatie (‘Niet tie, maar die!’), waarmee we bij de klankleer belanden (in De Taalcanon kun je beter zoeken naar ‘fonologie’). Verder zien we ‘die’ sterk oprukken als betrekkelijk voornaamwoord bij onzijdige woorden (‘een artikel die de geschiedenis van een plaats behandeld’, Wikipedia), zodat we ook naar het onderwerp ‘taalverandering’ kunnen komen. Ten slotte kan er nog op worden gewezen dat er een persoonlijk voornaamwoord ‘die’ bestaat, dat niet in Van Dale is opgenomen. Maar het onderwerp ‘woordenboek’ waren we al eerder tegengekomen. Dit persoonlijke voornaamwoord is waarschijnlijk begonnen als dialectwoord, maar nu wordt het overal in het Nederlandse taalgebied gebruikt (onderwerpen: dialect en wederom: taalverandering) – over ‘die’, zie: Nieuwenhuijsen 2012. Alle bereikte onderwerpen worden ‘gecoverd’ door De Taalcanon.

Dat De Taalcanon ook in onze voorbeelden steeds in onze behoefte voorziet, is geen toeval: het zal blijken dat wij meestal met De Taalcanon kunnen doorborduren op het aangesneden onderwerp.

Referenties

Boogaard, M. & M. Jansen (2012). Alles wat je altijd al had willen weten over taal. De taalcanon. Amsterdam: J.M.Meulenhoff.

Nieuwenhuijsen, P. (2012). We hebben een d, we hebben een i! Groningen: De Hondsrug Pers.

7

237

Labels

domein
taalbeschouwing/argumentatie
land
Nederland

Dit artikel is onderdeel van

Onderdeel van

27ste Conferentie Het Schoolvak Nederlands · 2013