Anouk van Eerden & Mik van Es · 27ste Conferentie Het Schoolvak Nederlands · 2013 · pagina 144 - 146
ZEVENENTWINTIGSTE CONFERENTIE ONDERWIJS NEDERLANDS
Ronde 1
Anouk van Eerden (a) & Mik van Es (b)
-
Hanzehogeschool Groningen
-
Rijksuniversiteit Groningen
Contact: a.van.eerden@pl.hanze.nl
Meten en maximaliseren van schrijfvaardigheid bij eerstejaarsstudenten in het hoger onderwijs
-
Inleiding
In Nederlandstalige schrijfproducten van eerstejaarsstudenten in het hoger onderwijs staan opvallend veel taalfouten. Tegelijkertijd zijn er geen duidelijke gegevens beschikbaar over het niveau van hun schrijfvaardigheid. Dat leidde tot een foutenonderzoek met de volgende vraag: hoeveel en wat voor soort fouten maken eerstejaarsstudenten in het hoger onderwijs als zij een tekst in het Nederlands schrijven? Na de beschrijving van het foutenonderzoek noemen we enkele uitkomsten van een onderzoek naar methodes om de schrijfvaardigheid van eerstejaars hbo-studenten te verbeteren.
-
Foutenonderzoek
Gewoonlijk worden taaltoetsen gebruikt om gegevens te verzamelen over het niveau van schrijfvaardigheid, maar het is de vraag of de score op een dergelijke toets wel voorspelt hoe goed een student in de praktijk schrijft (Peters, Van Houtven & El Morabit 2010; Zwiers 2010). Het zou beter zijn om door de studenten geschreven teksten te gebruiken, maar in de praktijk leidt de beoordeling daarvan vaak tot een geringe of niet meer dan middelmatige overeenstemming tussen beoordelaars (Rijlaarsdam & Wesdorp 1984; Hyslop 1990; Gamaroff 1999; Meuffels 2002; Vanmaele 2002). Tijdens de presentatie wordt aangegeven hoe wij dat probleem getracht hebben op te lossen en wat de resultaten waren van het foutenonderzoek. Onze conclusie op grond van het foutenonderzoek is dat studenten in het hoger onderwijs zeer hoge aantallen fouten per A4 (500 woorden) maken.
3. Evaluatie taalmethodes
Zeventien papieren en negen digitale taalmethodes over elementaire taalfouten op het gebied van spelling en stijl zijn beoordeeld met het oog op hun geschiktheid als infor-
144
5. Hoger onderwijs
matiebasis, oefenboek en feedbackmiddel. Informatie over de leerwinst van de methodes was niet voorhanden. De papieren methodes waren geschikter als informatiebasis en scoorden, tegen de verwachting in, ook iets hoger als oefenboek. De digitale methodes deden het als feedbackmiddel belangrijk beter dan de papieren methodes. Toch bleken de papieren en digitale methodes die het hoogst scoorden, slechts een matige hoeveelheid oefenmateriaal te hebben, met oefeningen die amper oplopen in moeilijkheidsgraad.
De spelling van werkwoordsvormen werd vrijwel altijd behandeld, namelijk in alle onderzochte digitale methodes en in vijftien van de zeventien papieren methodes. Uit de resultaten van het foutenonderzoek kwam naar voren dat ‘verkeerd woord’ de meest voorkomende foutsoort was, maar alleen in twee papieren methodes werd hier iets over opgemerkt. Met de andere meest voorkomende fouten werd eveneens nauwelijks geoefend. De methodes bleken met name te oefenen met veronderstelde fouten en niet met fouten die vaak gemaakt worden als studenten schrijven. De onderzochte taalmethodes werden ook op dit punt niet als geschikt beoordeeld om de schrijfvaardigheid van studenten te verbeteren. Verder was opvallend dat informatie over het effect van de methodes ontbrak, evenals duidelijke doelstellingen. Onze conclusie is dat geen enkele van de onderzochte methodes aangetoond effectief is en dat ook geen enkele methode qua inhoud en opzet in die richting komt.
4. Eindconclusie
Op basis van beide onderzoeken is de eindconclusie dat Nederlandse studenten in het hoger onderwijs gemiddeld genomen bij het schrijven aantoonbaar veel fouten maken per A4, terwijl de onderzochte taalmethodes niet geschikt lijken te zijn om de gebrekkige schrijfvaardigheid te remediëren.
Referenties
Gamaroff, R. (2000). “Rater reliability in language assessment: the bug of all bears”. In: ScienceDirect, vol. 28, nr. 1, p. 31-53.
Hyslop, N. B. (1990). “Evaluating Student Writing: Methods and Measurement”. In: ERIC Clearinghouse on Reading and Communication Digest. Online raadpleegbaar op www.eric.ed.gov/ERICDocs/data/ericdocs2sql/content_storage_01/0000019b/ 80/1f/ea/b8.pdf.
Meuffels, B. (2002). “De beoordeling van schrijfvaardigheid in de tweede fase”. In: L. Derriks (red.). Retoriek en praktijk van het schoolvak Nederlands. Gent: Academia Press, p. 129-136.
5
145
ZEVENENTWINTIGSTE CONFERENTIE ONDERWIJS NEDERLANDS
Peters, E., T. Van Houtven & Z. El Morabit (2010). ‘Is meten echt meer weten? Taalvaardigheid van instromende studenten in het hoger onderwijs in kaart gebracht’. In: E. Peters & T. Van Houtven (red.). Taalbeleid in het hoger onderwijs: de hype voorbij? Leuven: Acco, p. 51-66.
Rijlaarsdam, G. & H. Wesdorp (1984). Het beoordelen van taalvaardigheid in het onderwijs. Amsterdam: SCO-publicatie.
Vanmaele, L. (2002). Leren Schrijven van Informatieve Teksten: Een ontwerponderzoek bij beginners secundair onderwijs. Leuven: Studia Paedagogica.
Zwiers, R. (2010). ‘Taalbeleid voor de pabo’. In: E. Peters & T. Van Houtven (red.).
Taalbeleid in het hoger onderwijs: de hype voorbij? Leuven: Acco, p. 201-212.
Ronde 2
Lieve Verheyden (a) & Cathérine Van Eyen (b)
-
CTO, KU Leuven
-
DLO, KHLeuven
Contact: lieve.verheyden@khleuven.be catherine.van.eyen@khleuven.be
Taalontwikkelend vakonderwijs in bacheloropleidingen. Een dubbelexperiment op teamniveau
1. Taalontwikkelend vakonderwijs
De rol van taal bij het verwerven van vakkennis en vakgebonden vaardigheden allerhande kan moeilijk worden overschat. Vakinhouden worden in (verbale) taal geformuleerd en grotendeels via (verbale) taal ontsloten: taal biedt de gelegenheid om concepten af te bakenen, om verbanden en redeneringen tussen concepten te expliciteren, om (abstracte) inhouden te contextualiseren, om eigen ervaringen en belevingen aan vakinhouden te koppelen, om vakinhouden samen te (re-)construeren... Bovendien hebben studenten de verbale (vak)taal nodig om hun vakkennis en -vaardigheden te toetsen, uit te breiden, te demonstreren... En ook in hun toekomstige professionele context zullen ze zich dagelijks van het geëigende vakjargon moeten bedienen.
De verwerving van vakinhouden en het professionele jargon dat erbij hoort, is echter geen sinecure. De precieze betekenis van concepten of collocaties (receptief) verwerven, o.a. door ze te relateren aan verwante begrippen en/of door ze in te passen in een ruimer vaktheoretisch kader, vraagt aandacht en inspanningen (Prenger 2005).
146