Vakdocenten en taal in het beroepsonderwijs. Onderzoek naar competentieontwikkeling in de lerarenopleiding

Carolien Frijns, Piet Litjens & Lieve Verheyden  ·  27ste Conferentie Het Schoolvak Nederlands  ·  2013  ·  pagina 151 - 155

Download artikel

5. Hoger onderwijs

Ronde 3

Carolien Frijns (a), Piet Litjens (b) & Lieve Verheyden (a)

  1. CTO, KU Leuven

  2. ITTA

Contact: carolien.frijns@arts.kuleuven.be

Piet.litjens@itta.uva.nl

Lieve.verheyden@khleuven.be

Vakdocenten en taal in het beroepsonderwijs. Onderzoek naar competentieontwikkeling in de lerarenopleiding

  1. Inleiding

In opdracht van de Nederlandse Taalunie, hebben het Instituut voor Taalonderzoek en Taalonderwijs Amsterdam (ITTA UvA – Piet Litjens) en het Centrum voor Taal en Onderwijs van de Katholieke Universiteit Leuven (CTO, KU Leuven – Lieve Verheyden en Carolien Frijns) in de tweede helft van 2012 een onderzoek gedaan naar de wijze waarop toekomstige leraren worden voorbereid op lesgeven in het beroepsgericht onderwijs.

  1. Centrale vraagstelling

De Nederlandse Taalunie heeft het initiatief genomen om een duidelijk beeld te krijgen van de wijze waarop opleidingen hun toekomstige leraren voorbereiden op de taalproblematiek die zij tegenkomen in het beroepsgericht onderwijs. Hoe worden leraren Nederlands geschoold en getraind om lessen Nederlands te geven en hoe worden vakleraren voorbereid om taalgericht vakonderwijs te verzorgen in het beroepsgericht onderwijs? Daarbij zijn drie elementen in het geding:

  1. de eigen taalvaardigheid van leraren;

  2. de taaldidactische competenties van taal- en vakleraren;

3. de wijze waarop taal- en vakleraren omgaan met leerlingen met een zwakke taalvaardigheid.

Het onderzoek in Vlaanderen (Frijns, Verheyden & Litjens 2013) is gericht op het technisch secundair onderwijs (tso) en het beroepssecundair onderwijs (bso). In samenspraak met een klankbordgroep met experts uit Vlaanderen en Nederland is bepaald om het onderzoek in Vlaanderen toe te spitsen op de voorbereiding van leraren die lesgeven aan leerlingen in de tweede en derde graad (14 tot 18 jaar):

5

151

ZEVENENTWINTIGSTE CONFERENTIE ONDERWIJS NEDERLANDS

  • in de studiegebieden ‘Nederlands’ en ‘Project Algemene Vakken’ (PAV);

  • in de studiegebieden ‘Auto’ (bso) en ‘Autotechniek’ (tso);

  • in de studiegebieden ‘Haarzorg’ (bso) en ‘Schoonheidsverzorging’ (tso).

Eveneens in overleg met een klankbordgroep is bepaald dat het onderzoek in Nederland (Litjens, Frijns & Verheyden 2013) is gericht op de voorbereiding van leraren die lesgeven aan leerlingen in het (voorbereidend) middelbaar beroepsonderwijs (14 tot 18 jaar):

  • in het studiegebied ‘Nederlands’;

  • in het studiegebied ‘Gezondheidszorg en Welzijn’ (Uiterlijke verzorging: kappersvak en schoonheidsspecialiste);

  • in het studiegebied ‘Autotechniek en Automotive’.

3. Onderzoeksmethode

De gegevens zijn in drie stappen verzameld:

  1. een onlinebevraging van alle relevante lerarenopleidingen;

  2. een documentanalyse van een geselecteerd aantal lerarenopleidingen (acht in Vlaanderen, vijf in Nederland);

  3. interviews met een beperkt aantal medewerkers van enkele lerarenopleidingen waarvan de documenten geanalyseerd zijn.

  4. Algemene resultaten

De respons op het vragenlijstonderzoek in Vlaanderen is hoog: 81,3% van de (geïntegreerde) lerarenopleidingen aan de hogescholen werkte aan het onderzoek mee. Voor de (specifieke) lerarenopleidingen aan de Centra voor Volwassenenonderwijs (CVO’s) is de respons eveneens hoog: 78,3%. De respons in Nederland op de onlinebevraging is zeer beperkt: 5 van de 33 (= 15%) aangeschreven opleidingen vulden een vragenlijst in. Ook het aanreiken van documenten (opleidingsprogramma’s en taalbeleidsplannen) is beperkt.

4.1 Resultaten Vlaanderen

In Vlaanderen komt, op basis van het vragenlijstonderzoek en deels ook uit de documentenanalyse, een positief beeld naar voren van taalbeleid, -vaardigheid en -didactiek. De antwoorden op de vragen van de onlinebevraging doen een vrij stevig uitge-

152

5. Hoger onderwijs

bouwd taalbeleid vermoeden: visietekst, structureel werken aan taalvaardigheid, aandacht voor taaldidactiek (meer bepaald taalontwikkelend vakonderwijs) – ook bij niet- taalleraren, professionalisering van hogeschooldocenten, speciale aandacht voor de didactiek in relatie tot zwaktaalvaardige leerlingen. De geïntegreerde opleidingen (GLO’s) laten op de bovengenoemde punten een positiever beeld zien dan de specifieke lerarenopleidingen (SLO’s).

De documentenanalyse bevestigt in eerste instantie het beeld dat er sprake is van taalbeleid in de lerarenopleiding. Het discours laat zien dat de lerarenopleidingen het belang van communicatieve effectiviteit onderschrijven en ook veel belang hechten aan correctheid, nauwkeurigheid, normbewustzijn en beheersing van het Standaardnederlands. Dieper indalend in de opleidingen via de ECTS-fiches1, instaptoetsen en stagebeoordelingsformulieren zien we het beeld verschuiven. In die documenten worden taalcompetenties geformuleerd in termen van gedragsindicatoren. De documenten laten zien dat men in de uitwerking van taalbeleid lijkt ‘terug te vallen’ op de snel, gemakkelijk en objectief observeerbare aspecten van taalvaardigheid, zoals ‘correcte uitspraak’ en ‘foutloos schrijven’. Dat wordt ook meermaals bevestigd door de gesprekken met docenten van de lerarenopleidingen. Vastgesteld wordt dat – met uitzondering van de coördinatoren die de visie uitdragen en het discours beheersen – de feitelijke opleidingspraktijk niet altijd en niet per definitie overeenkomt met de in woord en geschrift gepresenteerde werkelijkheid. Op basis van dit verkregen inzicht kan gesteld worden dat lerarenopleidingen het belang van communicatieve effectiviteit niet naast het belang van correctheid, maar doorgaans in termen van correctheid begrijpen. Communicatieve effectiviteit krijgt (minstens voor een aantal docenten uit de teams) de betekenis van: juist kunnen spreken, goed kunnen spellen, nieuwe woorden verwerven. Hoewel in de taalbeleidsplannen steevast naar de dertien doelen (Paus, Rymenans & Van Gorp 2003) verwezen wordt, blijkt in de feiten dat er minder sterk ingegaan wordt op het voorbereiden van niet-taalleraren op de talige kant van het lerarenberoep (zoals goede instructies geven, communiceren met ouders...) en op het verhogen van de taalvaardigheid van taalzwakke leerlingen in het beroepsgericht onderwijs.

4.2 Resultaten Nederland

In het onderzoek op de Nederlandse lerarenopleidingen zijn, zoals hoger vermeld, op kwantitatief niveau onvoldoende data verzameld en geanalyseerd. Er kan dus geen sprake zijn van conclusies op basis van voldoende gegevens. Er kan enkel een (voorzichtig) beeld geschetst worden op basis van reflecties, beschouwingen, ervaringen en standpunten van een beperkt aantal geïnterviewden. Het beeld is dat lerarenopleidingen Nederlands redelijk gevorderd zijn in de ontwikkeling en implementatie van hun taalbeleid. Taalbeleid staat stevig op de agenda en is in de meeste gevallen goed uitgewerkt in het opleidingscurriculum. Dat blijkt niet zozeer uit de beschikbare beleidsdocumenten en -instrumenten, maar uit de studieplanners en -wijzers.

5

153

ZEVENENTWINTIGSTE CONFERENTIE ONDERWIJS NEDERLANDS

Taalbeleid in de lerarenopleiding Nederlands is niet enkel gericht op het wegwerken van deficiënties van specifieke groepen studenten – bijvoorbeeld: meertalige studenten en dyslectische studenten – maar op de ontwikkeling van taal en taalvaardigheid van alle studenten. Op de lerarenopleidingen is men bezig met de implementatie van taalbeleid en is men bekend met de concepten ‘taalgericht vakonderwijs’ en ‘taalontwikkelend onderwijzen’. Dat blijkt uit de studiewijzers van enkele opleidingen en uit de interviews met enkele professionals. De publicaties van Hajer & Meestringa (1995; 2009) zijn in veel gevallen richtinggevend voor de invulling van dit onderdeel van het opleidingscurriculum. In de lerarenopleidingen Gezondheidszorg en Welzijn en Autotechniek ligt dat geheel anders. Men is vooral gefocust op het – vroegtijdig in de opleiding – wegwerken van taalachterstand. Lerarenopleidingen voeren beleid om de taalvaardigheid van studenten bij aanvang (of in ieder geval vroeg in de opleiding) te toetsen en geven vervolgens prioriteit aan het bijspijkeren van een (te) laag taalvaardigheidsniveau. Kortom: de invoering en realisatie van taalbeleid en taalontwikkelend onderwijzen zijn nog geen zaak van alle opleidingen en alle (vak)docenten. In de lerarenopleiding Nederlands staat taalbeleid hoog op de agenda; in de lerarenopleidingen Gezondheidszorg en Welzijn en Autotechniek staat het proces nog in de kinderschoenen.

5. Van de theorie terug naar de (taalontwikkelende) praktijk: taal, toch niet “zoiets theoretisch in een leslokaleke”?

Het onderzoek in Vlaanderen heeft in kwantitatieve zin meer opgeleverd dan dat in Nederland. De respons op de onlinevragenlijsten was in Vlaanderen hoog, zeker in vergelijking met die in Nederland. Daarom spreken we voor het onderzoek in Vlaanderen van conclusies en voor dat in Nederland van bevindingen. Tijdens de presentatie gaan we dieper in op de resultaten van beide onderzoeksluiken en op hun betekenis voor de dagelijkse onderwijspraktijk en het beleid in Vlaanderen en Nederland. We laten daarbij onder andere enkele lerarenopleiders aan het woord, die met ons delen hoe zij naar taal kijken: “Dat dat niet zoiets theoretisch is in een leslokaleke [...]. Voor ons is taal heel ruim, breder dan enkel schrijven en lezen, en geen fouten mogen schrijven”.

Referenties

Frijns, C., L. Verheyden & P. Litjens (2013). Beroepsgericht voorbereid op het beroepsgericht onderwijs? Onderzoek naar taal(didactiek) in lerarenopleidingen NederlandsPAV, Elektriciteit -Mechanica, Haartooi-Bio-esthetiek in Nederland en Vlaanderen. Deelrapport Vlaanderen. Leuven: Centrum voor Taal en Onderwijs.

Hajer, M. & T. Meestringa (1995). Schooltaal als struikelblok. Bussum: Coutinho.

154

5. Hoger onderwijs

Hajer, M. & T. Meestringa (2009). Handboek taalgericht vakonderwijs. Bussum: Coutinho.

Litjens, P., C. Frijns & L. Verheyden (2013). Onderzoek Nederlands in Beroepsgericht Onderwijs. Deelrapport Nederland. Amsterdam / Leuven: Instituut Taalonderwijs en Taalonderzoek Amsterdam (ITTA) / Centrum voor Taal en Onderwijs (CTO).

Paus, H., R. Rymenans & K. Van Gorp (2003). Dertien doelen in een dozijn: een referentiekader voor taalcompetenties van leraren in Nederland en Vlaanderen. Den Haag: Nederlandse Taalunie.

Noot

1 In de ECTS-fiches vind je voor elk opleidingsonderdeel de verwachte voorkennis, de doelstellingen (beoogde competenties), de inhouden en de evaluatiewijze terug.

 

Ronde 4

 

5

Jeroen Lievens

KU Leuven @ KHLim, Diepenbeek Contact: jeroen.lievens@khlim.be

Een routeplanner voor 21 ste-eeuwse communicatie. Meervoudige geletterdheid in de praktijk gebracht

  1. Inleiding

 
   

In deze workshop maakt u kennis met Bee-com a 21st century communicator, een routeplanner voor 21ste-eeuwse communicatie die werd ontwikkeld in een onderwijsontwikkelingsproject (2011-2013) van de Associatie KU Leuven. De routeplanner ondersteunt studenten in het hoger onderwijs bij het plannen, conceptualiseren en realiseren van multimodale en -mediale communication designs.

 
  1. Is er behoefte aan een dergelijk instrument?

   

De laatste jaren toont het hoger onderwijs een sterke interesse voor taal. Er wordt getest en geremedieerd. Spelling, grammatica en de stilistische, structurele en formele eigenschappen van de academische genres eisen hun plaats op in het curriculum. Op die manier wordt de student ondersteund in zijn academisch parcours. Maar bereidt

 

155

Labels

doelgroep
NT1-leerlingen
domein
project algemene vakken
taal bij andere vakken
taalbeleid
land
België
Nederland
onderwijstype
lerarenopleiding
volwassenenonderwijs
thema
evaluatie van onderwijsopbrengsten

Dit artikel is onderdeel van

Onderdeel van

27ste Conferentie Het Schoolvak Nederlands · 2013