Tiba Bolle & Inge van Meelis · 28ste Conferentie Onderwijs Nederlands · 2014 · pagina 239 - 244
9. Taalbeleid en -screening
Ronde 4
Tiba Bolle & Inge van Meelis ITTA
Contact: Tiba.bolle@itta.uva.nl Inge.vanmeelis@itta.uva.nl
Taalbewust beroepsonderwijs. Vijf vuistregels voor effectieve didactiek1
1. Inleiding Taalontwikkeling en de ontwikkeling van vakkennis kunnen samen opgaan. Zelfs meer dan dat: ze kunnen elkaar versterken. Vooral in het vmbo en het mbo geeft ‘taalbewust lesgeven’ kansen om leerlingen sterker te betrekken bij het vak Nederlands en bij hun eigen taalontwikkeling. Daarvoor is het nodig dat vakdocenten en taaldocenten de handen in elkaar slaan. |
-
Begrijpelijk, leerzaam en aantrekkelijk onderwijs
Taalgerichte didactiek, of ‘taalbewust lesgeven’, kan docenten en leerlingen veel bieden. Aandacht voor vakkennis en taal, hand in hand, vergroot de leeropbrengst. Hoe taalvaardiger leerlingen zijn, des te sneller ze vakkennis kunnen verwerven en des te beter ze zich ontwikkelen in de beroepspraktijk. En andersom worden leerlingen die veel lezen, praten en schrijven over hun vak in een snel tempo taalvaardiger. Taalbewuste didactiek stimuleert een actieve werk- en leerhouding en dat inspireert docenten. Wie taalbewust lesgeeft, maakt het onderwijs begrijpelijker, leerzamer en aantrekkelijker. Leerlingen boeken betere resultaten in de taal- en de vaklessen en zijn meer betrokken.
-
Taal en vak verbinden door taaltaken
Een manier om het Nederlands zinvoller en relevanter te laten zijn voor leerlingen is de leerstof Nederlands verbinden met het uitvoeren van beroepsgerichte taaltaken. Een taaltaak is bijvoorbeeld ‘het voeren van een telefoongesprek’, ‘het luisteren naar een instructie’, ‘het notuleren van een vergadering’, ‘het schrijven van een werkover-
9
239
28ste HSN-CONFERENTIE
dracht’ of ‘het voeren van een klachtgesprek’. Taaltaken uitvoeren is een belangrijk aspect van de beroepscompetenties. Zo kan je in de lessen Nederlands aandacht besteden aan stage-opdrachten, vakteksten uit de studieboeken of projecten en werkstukken die voor andere vakken moeten worden uitgevoerd. In overleg met de vakdocent, kan de docent Nederlands helpen bij het voorbereiden van presentaties, het voeren van gesprekken en het schrijven van verslagen. Ook kan hij/zij betrokken worden bij het feedback geven op de taalproductie.
4. Voorwaarden voor taalontwikkeling
Kennisontwikkeling en taalgroei kunnen elkaar dus versterken, als de radertjes maar op de juiste manier in elkaar grijpen. Nemen we de drie pijlers – ‘context’, ‘interactie’ en ‘taalsteun’ – uit het handboek Taalgericht vakonderwijs (Hajer, 2009) en voegen we daarbij de belangrijkste inzichten van Hattie (2011) en Marzona (2013) dan komen we tot een aantal belangrijke voorwaarden:
-
Doelgericht werken in een praktijkgerichte context
Het is belangrijk dat leerlingen het gevoel hebben dat ze zinvol leren en uitgedaagd worden om zichzelf te verbeteren. Dat werkt positief op hun motivatie en betrokkenheid.
-
Leerzaam aanbod van de lesstof
In een stimulerende leeromgeving is het taalaanbod betekenisvol en leerzaam en voeren leerlingen zinvolle activiteiten uit in een interessante context. Daag leerlingen uit om vakkennis in te zetten in situaties die een beroep doen op taalvaardigheid (lezen, luisteren, spreken, schrijven en gesprekken voeren).
-
Aandacht voor woordenschat en woordgebruik
Een (vak)taal leren betekent woorden, (vak)begrippen en taalregels leren toepassen in betekenisvolle situaties. Heb systematisch aandacht voor woordenschatverwerving.
-
Voldoende interactie en taalproductie
Om de taalvaardigheid en vakkennis te vergroten en om nieuwe kennis te kunnen verwerken, is het uiteraard nodig dat leerlingen zelf ‘taal produceren’. Werk met spreek- of schrijftaken rond vakkennis, want zo oefent een leerling en lokt hij reacties uit. Die reacties geven weer nieuw taalaanbod dat past bij zijn eigen (taal)kennis, bijvoorbeeld door meer uitleg van de docent.
-
Feedback op inhoud en vorm
Terugblikken en feedback geven versnelt en versterkt de vak- en taalontwikkeling.
240
9. Taalbeleid en -screening
Zorg dus voor feedback: door de docent, door medeleerlingen, door andere gesprekspartners of door meelezers. Het werkt als bevestiging (wat gaat goed?) en draagt bij aan verbetering (wat kan beter?).
5. Vijf vuistregels
Bovenstaande inzichten hebben geleid tot vijf bondige vuistregels, die zowel voor onderwijs in zaakvakken en beroepslessen als voor de lessen Nederlands gelden:
-
Vuistregel 1. Werk doelgericht
Het vaststellen van een betekenisvol en concreet les- en leerdoel vergroot de leeropbrengst. Je geeft doelgerichter les als je goed voor ogen hebt wat je de leerlingen wilt leren en waarom. Een duidelijk doel motiveert en activeert de leerlingen. Leerlingen blijken actiever te zijn en betere resultaten te halen als ze begrijpen wat ze gaan leren, waarom ze iets moeten doen en er ook een eigen belang in zien. We zouden graag zien dat elk docent zinvolle, concrete en duidelijke les- en leerdoelen stelt.
-
Vuistregel 2. Zorg voor leerzaam taalaanbod
Voorwaarde voor effectieve overdracht van kennis en informatie is dat het aanbod goed is afgestemd op de ontvanger (de leerling). De inhoud van de boodschap en het taalgebruik moeten aansluiten op het kennis- en taalniveau van de leerlingen – of liever: er net boven zitten. Ook hun persoonlijke leerdoelen, belevingswereld en interesses spelen een belangrijke rol. Hou je daar geen rekening mee, dan ‘bereik je ze niet’ of ‘raak je ze kwijt’. Met als gevolg dat leerlingen zich passief opstellen, opstandig worden en minder oppikken of presteren dan je zou willen. Een goede docent streeft er naar de lesstof op een begrijpelijke, uitdagende en interessante manier over te dragen.
-
Vuistregel 3. Werk aan woordenschat
Bij de overdracht van vakkennis en bij het leren van een taal speelt woordenschat een belangrijke rol. In iedere les worden nieuwe woorden en begrippen geïntroduceerd. Woordkennis vormt de basis voor het begrip van teksten, toetsen en instructies. Het leren van nieuwe woorden beperkt zich zeker niet tot de les Nederlands, maar vindt plaats in alle leer- en onderwijssituaties. Wij raden alle docenten aan om op systematische wijze aandacht aan het aanleren van woorden te besteden.
-
Vuistregel 4. Stimuleer toepassing en interactie
In het beroepsonderwijs zijn de onderwijs- en leeractiviteiten vooral gericht op beroepshandelingen op de werkvloer. Dat kunnen niet-talige praktijkhandelingen zijn: iets doen, maken, repareren of organiseren. Taal speelt daarbij altijd een belangrijke rol. Er moet met klanten en collega’s gecommuniceerd worden, bijvoorbeeld over de uitvoering van taken en de tijdsplanning. Het vergt oefening om de communicatie op
9
241
28ste HSN-CONFERENTIE
een goede en professionele manier aan te pakken. Daarom past bij elke beroepshandeling ook een spreek- of schrijfoefening. Ook om vakkennis te begrijpen en te onthouden, is steeds interactie nodig (spreken en schrijven), naast lees- en luistervaardigheid. Interactie nodigt leerlingen uit om hun kennis productief te maken en toe te passen. Het is daarom van belang leerlingen veel te laten lezen, luisteren, schrijven en spreken, naar aanleiding van de lesstof.
-
Vuistregel 5. Geef feedback
Waardering is een belangrijke drijfveer voor leerlingen. Leerlingen horen graag dat ze iets goed kunnen, hoe goed ze iets hebben gedaan en wat voor cijfer ze ervoor krijgen. Een goede beoordeling is een belangrijk doel voor hen. Het is immers een concreet bewijs dat ze iets (goed) gedaan hebben. Elke vorm van terugkoppeling, hoe minimaal ook, heeft effect. Een cijfer (1-10) of waardering (onvoldoende-voldoende-goed) wordt zeer op prijs gesteld door leerlingen. Het stimuleert hen om kennis op te slaan, opdrachten uit te voeren en producten in te leveren die aan de eisen voldoen. Het is leerzaam voor leerlingen om te horen wat ze goed (of fout) hebben gedaan en om te weten hoe het cijfer tot stand is gekomen, of om te horen wat ze kunnen doen om alsnog het gewenste resultaat te behalen. Zorg dus voor adequate feedback op inhoud, vorm (taalgebruik) en aanpak.
Figuur 1: Vuistregels voor taalbewust beroepsonderwijs.
242
9. Taalbeleid en -screening
In het boek Taalbewust beroepsonderwijs laten we, aan de hand van voorbeelden, zien hoe een docent van vaak voorkomende onderwijssituaties krachtige taalleersituaties kan maken door de vuistregels toe te passen.
Acht krachtige taalleersituaties in het beroepsonderwijs:
Studieteksten en opdrachten lezen Instructie en uitleg begrijpen Samenwerken en overleggen Argumenteren in discussie en betoog
Beoordelings- en reflectiegesprekken voeren
Presentaties geven
Brieven en e-mails schrijven
Een verslag of werkstuk schrijven
Figuur 2: Krachtige taalleersituaties in het beroepsonderwijs.
9 | |
Figuur 3: Taalbewust beroepsonderwijs (illustratie van Martina Strusny).
243
28ste HSN-CONFERENTIE
Referenties
Hajer, M. & T. Meestringa (2009). Handboek taalgericht vakonderwijs. Bussum: Uitgeverij Coutinho.
Hattie, J. (2011). Visible learning for teachers. Milton Park/Abington: Taylor& Francis Ltd.
Marzano, R.J. (2013). Wat werkt in de klas? Rotterdam: Bazalt.
Noot
1 Deze bijdrage is een bewerking van een artikel van Tiba Bolle en Inge van Meelis, verschenen in het tijdschrift van 12 tot 18, mei 2014.
Ronde 5
Anne Decelle (a) & Greet Goossens (b)
-
Katholieke Hogeschool Leuven
-
CTO, KU Leuven
Contact: anne.decelle@khleuven.be greet.goossens@arts.kuleuven.be
Gezocht: lerarenopleiders en leerkrachten in spe met geletterdheidsbril! Kennismaking met het School of Education-project Een G-krachtige praktijk
1. Functionele geletterdheid: waar het om draait
Lees-, schrijf-, reken- en ict-taken zijn onlosmakelijk verweven met ons leven. Om een beroep te kunnen uitoefenen, om te kunnen functioneren in de maatschappij, om lessen en cursussen te kunnen volgen op school, om allerlei alledaagse activiteiten te kunnen uitvoeren, etc. moet je kunnen lezen, schrijven, rekenen en met allerhande digitale media kunnen omgaan. De meest gangbare definitie van het begrip ‘functionele geletterdheid’ luidt:
“De competentie om informatie te verwerven, te verwerken en gericht te gebruiken. Dat betekent met taal (lezen en schrijven), cijfers en grafische gegevens kunnen omgaan, m.i.v. digitale informatievaardigheden. Geletterd zijn is belangrijk om zelf-
244