De leerling als eigenaar van de leesvaardigheidslessen

Fetsje Reinsma  ·  26ste Conferentie Het Schoolvak Nederlands  ·  2012  ·  pagina 312 - 315

Download artikel

ZESENTWINTIGSTE CONFERENTIE HET SCHOOLVAK NEDERLANDS

Ronde 4

Fetsje Reinsma

Marne College, Bolsward

Contact: FBReinsma@marnecollege.nl

De leerling als eigenaar van de leesvaardigheidslessen1

  1. Inleiding

In de leesvaardigheidsmethodiek 'De leerling als eigenaar' ligt de keuze voor de teksten en het ontwerpen van geschikte verwerkingstaken grotendeels bij de leerlingen zelf, waardoor ze zelf verantwoordelijk zijn voor het onderwijs. De tekst met vragen staat niet langer centraal, maar wel het maken van alternatieve taken die tekstbegrip beter meten. De methodiek wordt op dit moment toegepast in de lessen Nederlands op het Marne College in Bolsward.

  1. Leesvaardigheid: didactiek en toetsing

Het aankondigen van leesvaardigheid als onderwerp van een les of lessenreeks wordt door leerlingen steevast klagend ontvangen. Leesvaardigheid wordt geassocieerd met saaiheid. Die associatie van de leerlingen is goed voor te stellen, want op dit moment worden de lessen leesvaardigheid voor een groot deel bepaald door de manier waarop dit onderdeel aan het eind van de schoolcarrière getoetst wordt. Op de meeste scholen zijn de lessen leesvaardigheid gericht op het juist kunnen beantwoorden van vragen bij teksten. Het centraal examen bestaat hier immers uit. Met andere woorden: de toetsvorm is inmiddels onderwijsvorm geworden (De Vos 2008). De Vos meent dan ook dat de leerlingen niet geleerd wordt goed te lezen, maar dat ze gedurende hun hele schoolcarrière de technieken leren beheersen die nodig zijn om een examen tot een goed einde te brengen.

Het idee dat het tekstbegrip niet valide en betrouwbaar getoetst wordt met het beantwoorden van vragen bij teksten, wordt ondersteund door Kamalski (2005) en Ekens (2008). Kamalski toonde dat aan met een onderzoek naar vier verschillende toetsmethodes voor het valide en betrouwbaar meten van tekstbegrip:

  •  de traditionele vragen;

  •  de Cloze test (gatentekst);

  •  de sorteertaak;

  •  het mental model.

312

11. Taalvaardigheid

De traditionele vragen kwamen als toetsvorm het slechtst uit het onderzoek naar voren. De sorteertaak bleek het meest valide en betrouwbaar meetinstrument voor tekstbegrip. Ekens meent zelfs dat de inhoud van een tekst en het werkelijke tekstbegrip in het gedrang komt door de traditionele vragen. Niet het begrijpen van de tekst is het doel van de leerlingen, maar het beantwoorden van de vragen. Dat alles maakt duidelijk hoezeer het leesvaardigheidsonderwijs baat zou hebben bij een andere aanpak: tekstbegrip moet centraal staan en niet de zoektocht naar de juiste antwoorden. De leerlingen zullen op die manier het doel van zakelijk lezen begrijpen: een tekst begrijpen door de juiste verbanden te leggen. Naar aanleiding van literatuuronderzoek kwam ik tot de volgende ontwerpprincipes voor een lessenserie die in mijn ogen noodzakelijk zijn om tot motiverende leesvaardigheidslessen te komen. De ontwerpprincipes zijn de volgende:

  •  leerlingen zijn eigenaar geworden van het leesvaardigheidsonderwijs;

  •  leerlingen hebben een actieve rol;

  •  leerlingen hebben keuzes die aansluiten bij hun interesse of hun niveau (differentiatie);

  •  leerlingen werken samen;

  •  er wordt gevarieerd in werkvormen;

  •  teksten hebben een realistische context;

  •  er wordt gebruikgemaakt van instrumenten die het tekstbegrip goed meten.

De bovenstaande ontwerpprincipes hebben geleid tot een uitwerking van de methodiek 'De leerling als eigenaar'. Zoals de naam van de methodiek al aangeeft, ligt de kracht van de nieuwe aanpak in de inbreng van de leerlingen. Zij selecteren zelf teksten en bedenken zelf opdrachten bij die teksten. Zo bepalen niet de docenten en de leergangauteurs de inhoud van de les, maar de leerlingen, met als gevolg dat leerlingen zich meer betrokken voelen. De methodiek is in eerste instantie ontworpen voor de bovenbouw2 van het hoger algemeen voortgezet onderwijs (havo) en het voorbereidend wetenschappelijk onderwijs (vwo), maar kan ook in andere niveaus en jaarlagen worden toegepast.

Naast eigenaarschap is de mogelijkheid tot differentiatie een belangrijk punt geweest bij het ontwerpen van de methodiek. Het onderwijs moet mogelijkheden bieden om aan te sluiten bij individuele interesses en bij het persoonsgebonden niveau.

 

3. Een lesmodel met drie fasen

De methodiek is een lesmodel waarin leerlingen drie taken hebben:

11

  1. ze zoeken en selecteren teksten;

  2. ze ontwerpen een door de docent vastgestelde set opdrachten; 3. ze voeren opdrachten (gemaakt door andere leerlingen) uit.

 

313

ZESENTWINTIGSTE CONFERENTIE HET SCHOOLVAK NEDERLANDS

Aangezien de leerlingen zelf bepalen welke teksten in de les behandeld worden en ze hierbij ook zelf opdrachten uitvoeren en ontwerpen, zal de betrokkenheid van de leerlingen vergroot worden. De docent houdt de kwaliteit van de taken in het oog.

De eerste fasevan de methodiek is de 'dokterswachtkamer'. Leerlingen mogen vrij lezen uit een aantal vooraf geselecteerde tijdschriften. De docent houdt het niveau van de tijdschriften in de gaten en kan de selectie van tijdschriften aanpassen aan het niveau waarop lesgegeven wordt. Leerlingen hoeven geen opdrachten te maken bij de teksten. Het lezen van teksten zonder opdrachten wordt ook door De Vos en het APS aanbevolen. Leerlingen maken op die manier 'meters' en hoeven niet na te denken over het oplossen van opdrachten. Leerlingen wordt wel gevraagd om titels op te schrijven van interessante teksten. Op die manier dragen de leerlingen zelf teksten aan voor een latere fase.

In de tweede fase maken de leerlingen kennis met voor hen onbekende taken bij teksten. Ze krijgen uitleg over de Cloze test, de husseltaak (een tekst waar alle alinea's door elkaar staan) en de sorteertaak. De leerlingen krijgen een tekst met een taak van de docent. De docent kiest hier best een tekst voor die in 'de dokterswachtkamer' door een leerling als interessant bevonden is. De leerlingen merken zo direct dat ze invloed op de lessen hebben. Wanneer de leerlingen bekend zijn met de taken, is het tijd voor de derde fase.

In de derde fase gaan de leerlingen zelf taken ontwerpen bij een zelfgekozen tekst. De basis van alle taken bestaat uit de Cloze test, de husseltaak of de sorteertaak. Leerlingen worden door een dergelijke opzet gedwongen om goed na te denken over de teksten die ze selecteren en de opdrachten die ze vervaardigen. Is de tekst van voldoende niveau? Vindt een klasgenoot de tekst ook interessant? Is de opdracht voor een klasgenoot niet te moeilijk of te gemakkelijk? ... Dat maakt aanspraak op hun reflectievermogen en stimuleert leerlingen om de tekst meer vanuit een metastandpunt te aanschouwen. De leerlingen werken in duo's, zodat ze over de tekst moeten spreken. Zo moeten ze wel proberen om hun ideeën over de tekst onder woorden te brengen.

4. Reacties uit de klas

De methodiek 'De leerling als eigenaar' slaat aan bij de leerlingen. Leerlingen zijn een stuk gemotiveerder voor de lessen leesvaardigheid. Tijdens 'de dokterswachtkamer' is het over het algemeen stil in de klas. Leerlingen stoten elkaar wel eens aan om elkaar te wijzen op een interessante tekst die ze aan het lezen zijn, waarop de tijdschriften van de twee leerlingen worden verwisseld. Tijdens het maken van de taken is er veel overleg tussen de leerlingen, waardoor ze gedwongen worden om de ideeën die ze bij een tekst hebben, te verwoorden voor een klasgenoot. Ook het ontwerpen was succesvol.

314

11. Taalvaardigheid

Een leerling verklaarde het succes: "Tijdens het uitvoeren van een sorteertaak, maar ook bij het ontwerpen, moet je echt heel actief bezig zijn om het juiste verband te leggen tussen begrippen. Met de tekst met vragen is dat veel minder; dan ga je echt gericht op een stukje tekst zoeken". De actieve rol en de eigen inbreng worden door de leerlingen zeer gewaardeerd en dragen bij tot een meer gemotiveerde houding tijdens de leesvaardigheidslessen.

Met dank aan dr. Ellen Jansen en drs. Carien Bakker, Rijksuniversiteit Groningen. Referenties

De Vos, B. (2008). Lezen! Achtergronden en ideeën om het leesonderwijs te verdiepen en te variëren. Utrecht: APS.

Ekens, T. (2008). Activerende lees- en schrijflessen. Een handreiking voor het vak Nederlands in de tweede fase. Enschede: SLO.

Katnalski, J. e.a. (2005). "Hoe kun je het beste meten of een leerling een tekst begrijpt? Een vergelijkend onderzoek naar vier methoden". In: Levende Talen Tijdschrifi, jg. 6, nr. 4, p. 3-9.

Noten

1 Deze tekst is een ingekorte versie van het artikel "De leerling als eigenaar van het lees- vaardigheidsonderwijs" dat in het decembernummer van Levende Talen zal verschijnen. In dat artikel wordt de sorteertaak nog nader toegelicht.

2 De bovenbouw is in het Nederlandse voortgezet onderwijs de algemene benaming voor het derde en vierde leerjaar van het voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs (vmbo), de vierde en vijfde klas van het hoger algemeen voortgezet onderwijs (havo) en de vierde, vijfde en zesde klas van het voorbereidend wetenschappelijk onderwijs (vwo).

11

315

Labels

doelgroep
NT1-leerlingen
domein
leesonderwijs
taalcompetenties
land
Nederland
onderwijstype
voortgezet/secundair onderwijs
thema
evaluatie van onderwijsopbrengsten
onderwijsleeractiviteiten

Dit artikel is onderdeel van

Onderdeel van

26ste Conferentie Het Schoolvak Nederlands · 2012