Leesvaardigheid als studievaardigheid

Dick van 't Hof  ·  3de Conferentie Het Schoolvak Nederlands  ·  1988  ·  pagina 95 - 98

- 95 -

Dick van 't Hof

LEESVAARDIGHEID ALS STUDIEVAARDIGHEID

1.: Het belang van leesvaardigheid

1.1. Leesvaardigheid in het tertiair onderwijs

Op een aantal plaatsen komt de vraag naar goede leesvaardigheid van leerlingen steeds sterker naar voren. In het tertiair onderwijs wordt een te geringe studievaardigheid vrij snel genoemd als het gaat om reductie van uitval van studenten. Leesvaardigheid is daarvan misschien wel de meest voor de hand liggende vaardigheid die docenten graag verbeterd zouden willen zien.

Over deze vraag spreken publicaties van de Vereniging van Samenwerkende Nederlandse Universiteiten (VSNU) en ook de ARVO-II nota (Advies Raad Voortgezet Onderwijs - bovenbouw) zich sterk uit voor het belang van de voor het tertiair onderwijs "noodzakelijke deelkwalificaties". In genoemde publicaties wordt de verantwoordelijkheid gelegd bij het Voortgezet Onderwijs. Met name in het universitair onderwijs wordt een bepaalde studievaardigheid als basis verondersteld.

In het HBO heeft de aandacht voor studievaardigheden een iets ruimere plaats. HBO-opleidingen besteden voornamelijk in hun eerste studiejaar aandacht aan dergelijke vaardigheden.

Deze aandacht vereist enige ruimte in het leerplan en juist op die plek die als propedeuse gaat functioneren. Dat betekent dat als men in het HBO de propedeuses voldoende vakspecifiek wil laten selecteren, de verantwoordelijkheid sterker dan voorheen bij het voortgezet onderwijs zal komen te liggen. In het verschiet ligt bijvoorbeeld het aanscherpen van de toelatingseis van een Havo-diploma naar een voldoende voor het vak Nederlands op dat examen.

1.2. Studievaardigheden voor het voortgezet onderwijs

Leesvaardigheid als studievaardigheid is in het voortgezet onderwijs niet alleen van belang als een door het tertiair onderwijs teruggeschoven verantwoordelijkheid. Ook binnen het voortgezet onderwijs zijn er belangrijke redenen aan te wijzen om gerichter aandacht te besteden aan leesvaardigheid.

Allereerst moet genoemd worden het hoge percentage leerlingen met leesproblemen. Afhankelijk van hoe men dat probleem inschat, hoor je 20 tot 30 % noemen.

Een gerichter programma leesvaardigheid zou als doel moeten hebben vroeger te constateren wat de problemen zijn die leerlingen bij het lezen ondervinden en hier een remedie voor te geven.

- 96 -

Dat remediëren heeft voor wat betreft het vak Nederlands betekenis voor het verbeteren van het leesgedrag bij de grote groep trage lezers. Diepere oorzaken van leesmoeilijkheden (bijvoorbeeld als gevolg van dyslexie) vallen buiten het bestek van die 20-30 % en in hoeverre deze diepere oorzaken in verband gebracht kunnen worden met de competentie van de leraar Nederlands, wil ik even buiten dit betoog houden. Het gaat om een grote groep leerlingen met slechts een verkeerd leesgedrag. De oorzaken daarvan moet je in eerste instantie niet dieper zoeken.

Er is nog een tweede aspect te noemen waarom leesvaardigheid in het voortgezet onderwijs belangrijker kan worden. De komende ontwikkelingen in het VO-Il zullen een steeds sterker licht werpen op de voorwaarden voor het efficiënter laten verlopen van leerprocessen. Het meest voor de hand ligt de relatie van leesvaardigheid met modulering. Als de tendens tot modulering zich in het VO-Il voortzet, zal een zekere basis van studievaardigheid vereist zijn om een module naar behoren te doorlopen. Het zou uiteraard een slechte zaak zijn als een leerling door een slechte leesvaardigheid faalt voor een module die de naam "Leesvaardigheid" draagt.

2. Leesvaardigheid en studievaardigheid

2.1. Vormen van onderwijs in studievaardigheden

Bij leesvaardigheid als studievaardigheid zijn twee kanten belangrijk.

  1.  De leerling wordt geacht leesvaardigheid als instrument te beheersen. Een didactische werkwijze moet de leerling op een zeker niveau van beheersing kunnen brengen.

  2. De toepassingskant. Het benadrukken van alleen de instrumentele kant van leesvaardigheid zou de verantwoordelijkheid voor het goed doorlopen van een leerproces slechts bij de leerling leggen. De binnen het vak Nederlands geleerde leesvaardigheid moet een transfer hebben naar toepassing bij andere vakken.

In de volgende drie vormen van onderwijs in studievaardigheden kunnen we zien op welke manier met deze twee kanten rekening wordt gehouden.

  •  Separatie.

De vorm waarin opleidingen in eerste instantie denken bij gerichte aandacht voor studievaardigheden is aparte studielessen. Deze aparte studielessen hebben het nadeel dat de transfer slechts verondersteld wordt. Er is nauwelijks een garantie dat leerlingen de in de studieles geleerde vaardigheden ook zullen toepassen in de vaklessen. In de praktijk blijkt ook het geringe succes van de pure separate vorm.

  •  Adoptie.

Bij deze vorm maakt de vakdocent de studievaardigheid tot onderdeel van de leerstof en veronderstelt dat deze vaardigheid bij andere vaardigheden beheerst wordt. Zo is leesvaardigheid door het vak Nederlands geadopteerd.

 

- 97 -

- integratie.

Bij deze vorm wordt de stof door de vakdocent zo gepresenteerd dat de leerlingen zich de stof gaandeweg eigen maken.

Van belang bij deze drie vormen is de genoemde transfer van de vaardigheid. Als we deze vormen betrekken op leesvaardigheid en het geringe effect van aparte studielessen in ogenschouw nemen, kunnen we concluderen dat een geadopteerde aandacht voor deze vaardigheid een sterk geïntegreerd vervolg moet hebben. Je kunt leerlingen beter leesgedrag aanleren, maar dat vereist een presentatie van leerstof bij zaakvakken die ruimte laat om de geleerde vaardigheid ook te kunnen toepassen. Sterker nog: een vlotte, oriënterende leeshouding moet bij zaakvakken een hoofdbestanddeel van de werkwijze worden.

Vaak gebeurt het tegendeel. Een belangrijk deel van lessen leesvaardigheid bij het vak Nederlands is onder andere dat leerlingen sneller, meer oriënterend met teksten kunnen. omgaan. Een strikt analytische methode levert een beduidend minder goede verwerking van tekstinformatie op. De leerling leest dan alle tekstpassages met gelijke snelheid, denkt dat alles even belangrijk is, etcetera.

Docenten van zaakvakken kunnen in scherp contrast met de ideale leesdoelen bij het vak Nederlands nogal eens een direkt analytisch appèl op leerlingen doen met hun leesopdracht: "Lees deze tekst aandachtig door".

De docent Nederlands kan met zijn lessen leesvaardigheid pas wat betekenen als het belang van studievaardigheid (sterker dan in de regel het geval is) ingezien wordt door de school als gehele organisatie. De neerlandicus kan in z'n eentje geen voorschrijvende positie innemen.

Modulering en de veranderingen rond het eindexamen HAVO-VWO kunnen een goede aanleiding zijn om het belang van een koppeling van een goede manier van lezen aan een werkwijze bij zaakvakken te onderstrepen.

2.2. Studievaardigheden en modulair onderwijs

De leraar Nederlands blijft meer dan docenten van andere vakken degene die door zijn vak zicht heeft op oorzaken van leesproblemen en daadwerkelijk ook iets kan doen aan de basisvaardigheid van leerlingen. De noodzaak om het probleem niet op het niveau van de leerling te laten hangen, vereist echter een direkte relatie tussen de geadopteerde vorm van studievaardigheden en de integratie daarvan in andere vakken.

In een modulair systeem is het goed denkbaar dat als start van een modulenreeks (bijvoorbeeld in de bovenbouw van het voortgezet onderwijs) een module "Leesvaardigheid als studievaardigheid" gegeven wordt. Maar in de vervolgmodulen zal dan een gedeelte van de moduleninhoud gereserveerd moeten worden voor de toepassing (de integratie) van de geleerde basisvaardigheid. Gebeurt dat niet, dan kan bij een eindtoets van zo'n module niet gezegd worden of het resultaat bepaald wordt door de mate van kennis en vaardigheden van het betreffende zaakvak dan wel door een gebrekkige studievaardigheid. Ieder vak (of module) zal een

- 98 -

zekere transparantie moeten vertonen op vakinhoud en verwerkingswijze.

Misschien kan afhankelijk van de plaats van de module in de tijd de aandacht voor studievaardigheden langzamerhand afnemen ten gunste van aandacht voor de inhoud van het zaakvak. Bij de plaatsing van modulen kan daar rekening mee gehouden worden.

3. Leesmethode

In mijn voordracht heb ik waarschijnlijk naar de wens van de toehoorders te weinig tijd besteed aan een leesmethode die geschikt is om de leesproblemen te remediëren en als studievaardigheid te fungeren. Het principe van "voorspellend lezen" veronderstelde ik als voldoende bekend. Ik heb me daarom beperkt tot het kort schetsen hoe inspirerend deze methode voor leerlingen is om op een redelijke snelle en actieve manier met tekstinhouden om te gaan.

Als afsluiting heb ik me beperkt tot een literatuurverwijzing.

BEPERKTE LITERATUURLIJST

M.M. van Daalen-Kapteijns e.a.

Harmke Gerritsma

Inge Hofmans-Okkes

Bart van der Leeuw

Studievaardigheid in het voortgezet onderwijs. SCO-rapport 144 (1988).

Problemen bij tekstbegrip van allochtone leerlingen, (1987) SLO-publicatie.

Schoolboeken leren lezen, adviezen voor leraren. Muiderberg, 1987.

De rol van taal bij het leren op school - SLO-publicatie. deel 1: Van probleem tot leerplanvernieuwing in een school (1983).

deel 4: Theoretische achter gronden van het Paulusproject (1984).

Willibrord J.B. Lohman   Selectief lezen (Project Spaans) SLO-publicatie, 1983.

G.J. Westhoff   Voorspellend lezen. Groningen, 1981.

Labels

doelgroep
NT1-leerlingen
domein
leesonderwijs
begrijpend lezen
land
Nederland
onderwijstype
voortgezet/secundair onderwijs

Dit artikel is onderdeel van

Onderdeel van

3de Conferentie Het Schoolvak Nederlands · 1988