Patrick Missant · 8ste Conferentie Het Schoolvak Nederlands · 1994 · pagina 191 - 193
Poëzie bij beeld
Eén werkwijze om leerlingen
dichter bij dichten te brengen
Eén werkwijze om beeld en tekst
samen te laten functioneren
(Een poëzieproject voor de school, lezing 1)
Patrick Missant
Wat hier beschreven wordt, gebeurt in de les plastische opvoeding. Ik heb het uitgeprobeerd in het eerste, derde en vierde leerjaar van een humanioraschool.
De voornaamste bedoeling van deze taalactiviteit in een beeldend vak is de leerlingen ertoe brengen het beeld te lezen, aan te voelen welke expressie ervan uitgaat. Achteraf vormen de verkregen teksten de basis voor een opgave omtrent schrift en opmaak van een tekstbladzijde.
Ook de taalleraar kan de beschreven werkwijze in zijn les toepassen. Hij kan daarbij gebruik maken van bestaande tekeningen, foto's of reprodukties van schilderijen. Hij kan samenwerken met de vakleraar plastische opvoeding voor het maken van de tekeningen of collages en voor de latere verwerking van de teksten. Niets verhindert hem echter mijn voorbeeld te volgen en even buiten zijn 'vakje' te stappen om de leerlingen aan het tekenen te zetten.
1 Vooraf
-
Bij de start kennen de leerlingen de uiteindelijke bedoeling niet. Dit houdt de drempel laag. Zij zijn aan het dichten voor ze het goed beseffen.
-
Om het spontaan te houden wordt snel gewerkt. "Kijk wat je kan in weinig tijd, als je maar durft."
-
Een weinig kritische houding vanwege leraar en mede-leerlingen is aangewezen om niet te ontmoedigen en het uitdrukken van gevoelens een kans te geven.
Werk van leerlingen door mij gebruikt bij deze activiteit :
-
Collages. Uit delen van foto's (gezichten of andere elementen) stellen de leerlingen een nieuw gezicht samen.
-
Tekeningen van menselijke gezichten. Ik vraag de leerlingen met één aaneengesloten lijn te tekenen, dus zonder hun potlood van het blad op te hef-
192 Patrick Missant
fen. Zij tekenen de delen van het gezicht op mijn vraag en erg snel ("Teken een oog, teken de pupil, teken de wimpers, ga naar het andere oog...") De tekeningen worden geschilderd met veel varianten van één kleurgroep (b.v. soorten rood, roze, en roodgetint violet samen).
(3) Tekeningen van een menselijke figuur naar directe waarneming. Ook hier. wordt met één lijn en binnen de tijd van een paar minuten getekend. De leerlingen bepalen zelf een achtergrond en kiezen de kleuren in functie van de sfeer die zij in hun tekening ervaren.
Bij (2) en (3) maken de leerlingen meerdere tekeningen en werken er één uit met verf.
Snel tekenen met één lijn bezorgt verrassende, niet waarheidsgetrouwe maar erg expressieve tekeningen. De aanwezige expressie is niet door de makers bedoeld. Zij is door toeval of zelfs door onkunde ontstaan en wordt achteraf herkend.
Ik meen dat de gebruikte tekeningen veel ruimte mogen laten aan de verbeelding. Tranen, lachende monden, figuren gesitueerd tegen een herkenbare achtergrond (b.v. de werkplaats van een ambachtsman) werken eerder beperkend voor de fantasie.
2 Verloop van de activiteit
De hierna beschreven stappen (2) tot en met (4) hebben bij voorkeur binnen één lestijd plaats om het spontane verloop niet te storen.
(1) Uit het aanbod kies ik een vijftal tekeningen die duidelijke, van elkaar verschillende types voorstellen. Ik let er tevens op dat de sfeer van de tekeningen aanzet tot het ervaren van uiteenlopende emoties.
(2.1) Ik vraag de leerlingen individueel, snel, schriftelijk en bondig te antwoorden na elke vraag die ik hen zal stellen. Ik toon één tekening en stel er vier vragen bij.
Voorbeelden :
-
Wat is het eerste waaraan je denkt bij het zien van deze prent?
-
Aan welk voorwerp/plaats/beroep/hobby denk je bij het zien van deze persoon ?
-
Hoe voelt die persoon zich ? Hoe is zijn gemoedstoestand ?
-
Welk karakter heeft deze persoon ?
-
Waar zou die persoon op reis willen gaan ?
-
Geef hem een passende naam.
-
Wat zeg jij tegen deze persoon ?
-
Wat zegt deze persoon tegen jou ?
(2.2) Na elke tekening vraag ik één rij leerlingen hun antwoord op één gestelde vraag voor te lezen. Ik vermijd een oordeel uit te spreken, maak wel attent op gelijklopendheid of tegenstellingen in de antwoorden.
Poëzie bij beeld 193
Om het gebeuren levendig te houden is het nodig bij elke tekening één of meer vragen te wijzigen. Een vraag naar sfeer en/of gemoedstoestand lijkt mij telkens aangewezen.
(3.1) Wanneer de vijf tekeningen aan de beurt zijn gekomen, stel ik ze samen te kijk. De leerlingen maken bij één der werkjes – naar keuze – een korte poëtische tekst. Rijm mag maar moet niet.
(3.2) Na een vijftal minuten vraag ik de leerlingen in hun tekst te knippen, hem korter te maken door overtollige woorden te schrappen. Met een voorbeeld maak ik hen duidelijk wat ik bedoel :
`k sta op wacht in het bos en daar lig ik in het groene mos' wordt 'Op wacht in het bos / lig ik in het groene mos'.
(3.3) De leerlingen herlezen hun tekst en letten erop dat hij 'mooi en vlot klinkt'. Het kan nodig zijn de tekst weer aan te vullen of woorden van plaats te veranderen.
-
Per tekening nodig ik de leerlingen uit hun tekst voor te lezen. Een bemoedigende, niet kritische houding van de luisteraars, leraar en leerlingen, blijft aangewezen.
-
Buiten de les werken de leerlingen aan een tekst bij hun eigen tekening (of bij een tekening naar keuze).
-
Eventuele correctie (betreft vooral weglaten, knippen). Zie weer punt (4).
Ik wens u en uw leerlingen veel poezegenoegens.