Marita Van Auwenis · 12de Conferentie Het Schoolvak Nederlands · 1998 · pagina 21 - 23
HET REFERAAT IN EEN LEERLIJN
LUISTEREN EN SPREKEN
Marita Van Auwenis
Iedereen die met taal begaan is, weet dat momenteel de mondelinge communicatie steeds meer op de voorgrond komt en duidelijk aan belang wint. De samenleving waarin wij leven, verlangt dat mensen assertief zijn, duidelijk hun mening kunnen zeggen, mondelinge opdrachten goed verstaan én uitvoeren,... Zelfs de spitstechnologie in de informaticawereld volgt de mondelinge communicatie op de voet. Het is dan ook vanzelfsprekend dat de recente leerplannen en eindtermen uitgebreid belang hechten aan spreek-, luister- en kijkvaardigheid.
Schoolboeken die echt willen voldoen aan deze nieuwe inzichten binnen het vak Nederlands, zorgen voor een evenwichtig uitgebouwde leerlijn voor de vaardigheden, niet alleen voor luisteren en spreken, maar ook voor lezen en schrijven! Tijdens deze sessie is aan de deelnemers, aan de hand van één totaalvaardigheid - het referaat - de leerlijn luisteren en spreken van de methode Netwerk Nederlands voorgesteld.
1 SITUERING VAN HET REFERAAT BINNEN DE LEERLIJN
In de eerste graad maken de leerlingen kennis met de OVUR-strategie (Oriënteren -Voorbereiden - Uitvoeren - Reflecteren). Een aantal deelvaardigheden daaruit worden aangeleerd en ingeoefend, steeds rekening houdend met het afstandsprincipe. Concreet wil dat zeggen dat ze zich voorbereiden op communicatiesituaties die voor hun leeftijd relevant zijn. Tijdens het eerste jaar van de tweede graad oefenen de leerlingen deze deelvaardigheden verder in. De opdrachten worden moeilijker, de leerlingen moeten ook meer nadenken over datgene waarmee ze bezig zijn. Ze beseffen dat de hele strategie hen wil leren om vlot en doeltreffend te spreken én te luisteren!
In het tweede jaar van de tweede graad gaan de leerlingen nog een stapje verder en komen ze in contact met een meer formele monoloog, het referaat. Hier worden de resultaten van een goed gestructureerde leerlijn voelbaar! Leerlingen van deze leeftijd beseffen dat iemand die zijn mening goed en duidelijk kan verwoorden, iemand die mensen kan overtuigen van zijn gelijk of warm kan maken voor zijn ideeën, een serieuze voorsprong heeft. Niet alleen als leerling of student, maar ook in hun latere beroeps-of verenigingsleven worden zij geconfronteerd met 'referaten'. Naast het gewone referaat is er ook ruimte voor het betogend referaat. Het principe is hetzelfde; de leerlingen moeten nu echter ook leren omgaan met argumenten. Ze leren de verschillende soorten argumenten onderscheiden én doeltreffend gebruiken.
In de derde graad steunen de leerlingen verder op de kennis en de praktijk die ze vroeger al hebben opgebouwd. Vooral actief luisteren en goed argumenteren zijn hier van groot belang. Deze twee vaardigheden zijn immers onmisbaar bij efficiënt deelnemen aan debat of discussie.
22 Maffia Van Auwenis
2 HET REFERAAT
Het uiteindelijke doel van het referaat in de leerlijn luisteren en spreken, ook wel mondelinge taalvaardigheid genoemd, is leerlingen te leren hoe zij op een gestructureerde manier informatie over kunnen brengen aan eén geïnteresseerd publiek. Het referaat heeft de volgende kenmerken:
(1) Het is een echte monoloog:
-
één persoon zorgt voor een inleiding, in het middenstuk geeft hij de informatie die hij wil meedelen en rondt af met een passend slot;
-
het publiek heeft pas achteraf de mogelijkheid om te reageren en vragen te stellen.
(2) Het is formeel én voorbereid:
-
de boodschap is vastgelegd;
-
zender en ontvanger zijn voorbereid.
(3) De nadruk ligt op het overbrengen van informatie, op de boodschap. Soms geeft een spreker niet alleen feiten, maar deelt hij ook van zijn eigen mening mee: een betogend referaat.
3 DE AANPAK IN NETWERK NEDERLANDS 3.1 Spreekangst vermijden
Een monoloog houden wekt bij veel leerlingen een grote spreekangst. Ze zijn immers nog niet gewend om alleen een 'groot' publiek toe te spreken, dat niet onmiddellijk reageert of deelneemt aan de spreeksituatie. Precies om de leerlingen niet aan hun spreeklot over te laten wordt de leerlijn mondelinge taalvaardigheid duidelijk gevolgd. Door kleine, concrete oefeningen leren zij de verschillende technieken om doeltreffend te spreken en, zeker zo belangrijk, winnen zij aan zelfvertrouwen. Om de grootste spreekangst te overwinnen, is het interessant om eerst enkele spreekopdrachten in groepswerk te laten gebeuren. De leerling staat dan toch niet helemaal alleen voor zijn publiek en ervaart nog de steun van een gedeelde verantwoordelijkheid. Op die manier wordt meteen ook een kans geboden om een aantal sociale vaardigheden en attitudes te bespreken en te trainen.
Dit soort groepswerk kan op verschillende manieren gebeuren: ofwel zorgt iedere leerling voor eigen materiaal en brengt dat ook zelf voor de klas, ofwel verzamelt iedereen informatie en wordt het eigenlijke spreekwerk later verdeeld. Een serieuze eindredactie is in ieder geval nodig om overlappingen te vermijden en om te zorgen voor een duidelijke structuur. Op deze manier spaar je veel lestijd uit. Zo blijft er meer ruimte over voor verschillende momenten mondelinge taalvaardigheid. Stelselmatig worden nieuwe opdrachten ingevoerd: probleemstelling inbouwen, relevantie van het onderwerp voor de luisteraars aantonen, bronnen vermelden, presentatiemiddelen uitbreiden, referaat-plan opstellen en inleveren... (dwarsverband leren leren/schrijven).
HET REFERAAT IN EEN LEERLIJN LUISTEREN EN SPREKEN 23
3.2 Trainen van luistervaardigheid
Bij deze vorm van mondelinge taalvaardigheid krljgt de spreker uiteraard de grootste rol toebedeeld, maar toch komt de luistervaardigheid ook aan bod (dwarsverband leren leren). De leerlingen die niet als spreker aan de beurt zljn, oriënteren zich op hun rol als actieve luisteraar (cf. leerlijn derde jaar). Zo oefenen zij niet alleen hun kritische luistervaardigheid, maar doen zij ook ervaring op in verband met hun rol als spreker (dwarsverband lezen van zakelijke teksten/leren leren mogelijk). Ook hier geldt des regel dat oefening kunst baart: hoe vaker een leerling als luisteraar wordt geconfronteerd met de nabespreking van een monoloog, hoe meer hij zijn luistervaardigheid traint én hoe beter hij zichzelf als luisteraar kan beoordelen!
3.3 Evalueren
Na elke korte spreekoefening volgt een evaluatiemoment. Het reflecteren gebeurt aan de hand van een beoordelingsschema dat wordt gebruikt door de luisteraars en een persoonlijke controlelijst die door de spreker zelf wordt ingevuld. Beide schema's behandelen proces- en productevaluatie (dwarsverband leren leren). Vooral dit reflectiemoment mag niet ontbreken: de spreker weet nu wat zijn sterke en zwakke punten zijn en waaraan hij bij een volgende spreekopdracht meer aandacht moet besteden. Waardecijfers kunnen nuttig zijn om vooruitgang te meten. Al doende leert men!