Taalbeleid

Mark Van Bavel  ·  14de Conferentie Het Schoolvak Nederlands  ·  2000  ·  pagina 289 - 298

TAALBELEID Mark Van Bavel

Inleiding

Deze tekst is een poging tot beschrijving van wat we verstaan onder taalbeleid, een begrip dat de jongste tijd bij ons in voorschriften en inspectieverslagen almaar vaker valt. We willen nagaan waar het vandaan komt en waar het van toepassing is. Voorts vragen we ons af waarom we een taalbeleid nodig hebben en hoe we het kunnen aanpakken en implementeren.

Deze beschrijving is niet volledig en zal al heel snel bijgesteld moeten worden. Er is de jongste tijd namelijk veel aandacht voor 'taalbeleid'. Het begrip wordt ook veelkantiger. Zo gaat dat wel vaker met nieuwe begrippen. Maar is taalbeleid wel zo recent?

1 Wat verstaan we onder taalbeleid? 1.1 Elke leraar een leraar Nederlands

Heel wat oudere leraren zullen zich herinneren dat ze bij hun aanwerving te horen kregen: elke leraar is in de eerste plaats een leraar Nederlands. Dat hield in dat ze zorg moesten dragen voor het Nederlands op school in gesproken en geschreven woord. Maar of dit `taalbeleid' heette? / was? Waarschijnlijk is het bij ons wel de oudste definitie: leraars als behoeders van de taal van de leerlingen. Zo bekeken is `taalbeleid' ook niet eens zo recent.

1.2 Herkomst van 'taalbeleid'

In Engeland duikt de term voor het eerst op halfweg de jaren zestig, in een onderzoek, Writing across the curriculum naar de relatie in het schrijfonderwijs tussen schrijfdoelen en teksttypen. In de resultaten wordt erop gewezen dat een taalbeleid ingrijpende veranderingen met zich meebrengt in een school, t.a.v. opvattingen over leren, beoordelen, alledaagse taal en de vooruitgang van leerlingen. - Hier wordt voor het eerst een verband gelegd tussen taalgebruik en het leren van leerlingen.

Enige jaren later, in 1973, lezen we in een tweede onderzoek, het Bullock - report: In het voortgezet onderwijs moeten alle vakleerkrachten zich bewust zijn van:

  1. de talige processen met behulp waarvan hun leerlingen informatie en begrip verwerven en van de implicaties voor het eigen taalgebruik;

  2. de eisen die hun vak stelt aan de leesvaardigheid en de manier waarop zij hun leerlingen kunnen helpen daaraan te voldoen.

Elke school moet een, in de organisatie verankerd, taalbeleid hebben dat het mogelijk maakt dat elke leerkracht betrokken is bij de taalontwikkeling van de leesvaardigheid gedurende de hele schooltijd.

Taalbeleid - Mark Van Bavel 1 289

Na deze twee onderzoeken werd het windstil rond 'taalbeleid'. Tot het in de jaren negentig weer actueel werd door de aandacht voor de taalachterstand van migrantenleerlingen.

1.3 Taalbeleid: ook aandacht voor de (instructie)taal van leraren

Uit de Engelse onderzoeken blijkt dat taalbeleid meer is dan aandacht voor de taalzorg van de leerlingen. Ze wijzen een verband aan tussen de taalvaardigheid van de leerlingen en hun schoolse prestaties. Ze verplichten scholen om een taalbeleid op te zetten waarin alle leraren aandacht hebben voor de lees- en schrijfvaardigheid van hun leerlingen en voor hun eigen taalgebruik bij het lesgeven, zeg maar voor de vaktaal die ze dan gebruiken.

Dit wordt een moeilijke opgave: leraren staan nogal op hun autonomie en gebruiken nu eenmaal de metataal van hun vak. Didactici van bij ons stellen dat precies daar het probleem ligt. Vaktaal is immers 'ontworpen' om vakgenoten efficiënt en ondubbelzinnig met elkaar te laten communiceren. Op school wordt die vaktaal gebruikt voor niet-ingewijden, de leerlingen, vaak met onvoldoende gevulde termen, onduidelijke redeneerstappen, enz. (Bonset 1992).

Een andere didacticus noemt dat taalgebruik het leraars, dat volgende kenmerken vertoont:

  • nogal formele, schrijftaalachtige standaardtaal;

  • een tendens tot naamwoordstijl, b.v. wegens het ontbreken van een goede reden tegenover omdat er een goede reden was;

  • vaktaalwoordenschat;

  • veel vreemde, moeilijke woorden;

  • voorkeur voor abstracte en generaliserende formuleringen (Daems 1982).

Het gaat hier dus om aandacht voor het verschil tussen het dagelijkse, intuïtieve taalgebruik van de leerlingen en de abstracte onderwijstaal / de specifieke vaktermen in heel wat zaakvakken, wat voor heel wat modale leerlingen problemen stelt. Als je nu taalzwakke leerlingen voor je hebt, zullen de talige moeilijkheden nog scherper worden. A fortiori zal dit gelden voor leerlingen voor wie Nederlands niet de moedertaal is... Vandaar dat het Onderwijsvoorrangsbeleid (OVB) zoveel nadruk legt op de instructietaal in het taalbeleid. De hernieuwde aandacht voor de instructietaal in het taalbeleid komt overigens uit die hoek. In onderstaand schema geven we de analyse door het OVB van de kenmerken van de schooltaal in relatie tot de eisen die ze aan leerlingen stelt.

Taalbeleid voor taalzwakke leerlingen

Dit schema beschrijft hoe kennis overgedragen wordt binnen het onderwijssysteem en de leerlingvaardigheden die dat veronderstelt. Het toont duidelijk het belang aan van de aandacht voor instructietaal in het taalbeleid.

290 I Taalbeleid - Mark Van Bavel

kenmerken van het onderwijssysteem   vereisten aan leerlingen gesteld

 

kennis wordt aangeboden via gedecontextualiseerde

hoge taalvaardigheid: benoeming begrippen

boodschappen

uitdrukking verbanden

de kennis betreft welbepaalde domeinen van de

bepaalde mate van voorkennis / ervaringskennis

werkelijkheid, waarvan het systeem wordt blootgelegd

inlevingsvermogen in een 'wetenschappelijk'

en die worden aangeboden door insiders in dat

perspectief

domein en in een bepaalde cultuur

 

elk element van kennis is bouwsteen voor verdere

hoge cognitieve vaardigheden voor inzichtelijke

kennisverwerving, in een steeds meer

verwerking

abstraherende beweging

 

kennis wordt aangeboden in een, in functie van

bereidheid / ingesteldheid tot / voor het Ieren van

vakmatige en / of pedagogische criteria in een

dingen waarvan de relevantie doorgaans pas later

voorgestructureerd / voorgeprogrammeerd opzet

moet blijken

Aanbeveling vanuit dit schema: als er een kloof wordt vastgesteld tussen de linker- en de rechterkolom van het schema, dan zal het schoolteam, in alle vakken, inspanningen moeten leveren om die kloof te overbruggen. Die inspanningen worden door OVB ingeschreven in het taalbeleid. Het 'reguliere onderwijs' onderschrijft deze analyse steeds meer en neemt ze mee op in haar definitie van taalbeleid.

2 Voorlopige conclusie

Uit de beschrijving zover, blijkt dat taalbeleid op school opgezet werd omwille van:

  • de zorg voor de gesproken en geschreven taal van de leerlingen;

  • de aandacht van leraren voor de instructietaal: er is immers een aantoonbaar verband tussen schoolprestaties van de leerlingen en hun taalvaardigheid.

Maar er is meer... 'non scholae sed vitae'. Steeds meer blijkt immers dat de weerbaarheid van een individu in de samenleving op sociaal, economisch en cultureel vlak in grote mate afhangt van zijn niveau van taalbeheersing. Dit is met zoveel woorden te lezen in de doelstellingen van de leerplannen taal.

Tot nu toe heeft taalbeleid volgende dimensies: taalzorg, aandacht voor de instructietaal, aandacht voor taalzwakke leerlingen en de sociale weerbaarheid van de leerlingen. Vier goede redenen om aan taalbeleid te werken.

Maar hoe begin je daaraan? Voor we aan de invoering toe zijn, resten ons nog twee vragen:

  • welke voorwaarden moeten er vervuld zijn?

  • hoe werken we taalbeleid uit?

3 Voorwaarden voor het lukken van een taalbeleid 3.1 Alle leraren moeten het belang ervan inzien

Wil de invoering van een taalbeleid lukken, dan moeten alle leraren daarbij betrokken worden en aandacht (willen) hebben voor de ontwikkeling van de taalvaardigheid van hun leerlingen. Ook moeten ze over hun vakjargon (willen) waken voor het schoolse functio-

Taalbeleid - Mark Van Bavel 1 291

neren van hun leerlingen. Om die bereidheid te wekken en taalbeleid te laten lukken, moeten volgende punten in acht genomen worden:

de leraren taal bieden ondersteuning, o.m. door hun collega's van de zaakvakken te tonen hoe strategieën bij lezen en schrijven werken;

de autonomie van leraren moet gerespecteerd worden; dit kan door hun ideeën in het overleg over en de uitwerking van taalbeleid aan bod te laten komen. Dit kan problemen geven in scholen zonder overlegcultuur;

het 'talig toegankelijk maken van leerstof' is niet hetzelfde als het 'nivelleren van het onderwijsniveau'. Leerlingen moeten nu eenmaal het jargon van de vakken leren. Daarbij moeten ze vaardiger worden in het leren abstraheren en het gebruiken van de metataal van een vak. Leraren moeten wèl oog hebben voor dat proces. - Het is opmerkelijk hoe het leerplan wiskunde van de tweede graad leraren daartoe oproept (cfr. bijlage).

3.2 De schoolleiding werkt actief mee

Van de schoolleiding wordt verwacht dat zij duidelijk maakt aan alle leerkrachten dat het niet om een vrijblijvende aangelegenheid gaat en dat de realisering van een taalbeleid niet op korte termijn te bereiken is, maar vraagt om een structurele, jaren durende aanpak. De directie van de school speelt dan ook een actieve rol bij de invoering van het taalbeleid.

Zij zorgt ervoor dat het taalbeleid wordt geïntegreerd in het beleid van de school. Dat veronderstelt overleg met leraren; het stimuleren van vakgroepwerking en het ter beschikking stellen van middelen om taalbeleid mogelijk te maken.

Dat overleg kan handelen over:

- een visie op taalbeleid,

- een taalbeleidsplan als onderdeel van het schoolwerkplan,

- het persoonlijk werk van de leerlingen,

- initiatieven met betrekking tot de taalzorg van de leerlingen,

- noodzakelijke leermiddelen, ondermeer de beschikbaarheid van woordenboeken, - de invoering en beschikbaarheid van multimedia en ICT,

- remediëring van taalachterstand van leerlingen,

De aanpak moet inpasbaar zijn in de schoolorganisatie en de dagelijkse routines van de lespraktijk. Ingrijpende organisatorische en didactische wijzigingen worden best geleidelijk ingevoerd. Het is immers belangrijk dat taalbeleid past bij en ingebed wordt in het schoolklimaat.

3.3 Het taalbeleid ingebed in het schoolklimaat

Taalbeleid moet passen binnen het schoolklimaat. In elk geval ondersteunt taalbeleid het streven naar zorgverbreding: door aandacht voor de taalvaardigheid en de instructietaal stelt de school immers een groter aantal leerlingen in staat het onderwijs succesvol te volgen, met een betere doorstroming en minder schooluitval als gevolg. Ook de vakoverschrijdende eindtermen en thema's zoals leren leren en sociale vaardigheden zijn gebaat bij een taalbeleid. Voor OVB - scholen en scholen met een gemengde schoolbevolking komt

292 1 Taalbeleid - Mark Van Bavel

taalbeleid tegemoet aan de ontwikkeling van intercultureel onderwijs. De leerlingen zullen er zich met hun taal- en socioculturele achtergrond welkom voelen, en zich gesteund en eerlijk beoordeeld voelen.

4 Uitwerking van het taalbeleid 4.1 Wie neemt het voortouw?

De leraren Nederlands zijn de drijvende kracht in het taalbeleid. Ze werken conform de doelstellingen van hun leerplan aan de taalzorg en aan de bevordering van de (schoolse) taalvaardigheid. Ze kiezen taalmateriaal in functie van die doelstellingen. Ze leren leerlingen procedures en strategieën aan bij lees- en schrijfvaardigheid die ook in andere vakken dienstig kunnen zijn. Ze informeren hun collega's over de mogelijkheden tot transfer. Immers leerlingen zijn 'hokjesdenkers'. Door de jarenlange systeemscheiding zien ze niet dat ze de vaardigheden die ze in èèn vak hebben geleerd, ook kunnen toepassen in andere vakken. Tenzij iemand hen daar heel expliciet op wijst.

Een taalbeleid is echter niet alleen de zaak van de leerkrachten Nederlands, het heeft - zo zagen we al - consequenties voor alle vakken:

  • aandacht voor de doelstellingen die betrekking hebben op de bevordering van de schoolse taalvaardigheid van de leerlingen;

oog voor de bovengenoemde transfer: leerlingen expliciet wijzen op elders verworven vaardigheden die in nieuwe situaties van toepassing zijn;

  • inzicht in de talige problemen in hun vakgebied;

  • bereidheid hun didactiek interactief en taakgericht te organiseren.

Voor het opzetten van een taalbeleid is het dan ook wenselijk dat er een werkgroep wordt opgericht. Die werkgroep neemt het initiatief en stelt de visie en het taalbeleidsplan op in overleg met alle / zoveel mogelijk leraren en de directie. In die werkgroep zitten vertegenwoordigers vanuit alle betrokken geledingen binnen de school. Op die manier ontstaat er een breed draagvlak voor het taalbeleid. De problematiek van de schoolse taalvaardigheden is zo niet langer alleen de zorg van een individuele leerkracht of een enkele vakwerkgroep, maar van de hele school.

4.2 Met een interactieve didactiek

Werken aan een taalbeleid gebeurt in allerlei activiteiten van de hele school, met impulsen en facilitering door de directie van een aantal middelen. Maar het eigenlijke werk gebeurt - conform de visie op taalbeleid en de uitwerking in het taalbeleidsplan - achter de klasdeuren, met actieve werkvormen, die de interactie tussen de leerlingen in de klas bevorderen. Dit heeft voordelen:

  • de leerlingen voelen zich sterker / aanvaard doordat er iets met hun inbreng wordt gedaan;

  • nieuwe concepten worden door de leerlingen beter begrepen en onthouden als ze worden gekoppeld aan de eigen kennis;

Taalbeleid - Mark Van Bavel 1 293

  • de leerkracht krijgt meer inzicht in hetgeen er zich in de hoofden van de leerlingen afspeelt;

de eigen formuleringen van de leerlingen zijn voor het leerproces vaak beter dan uit het hoofd geleerde formuleringen uit het boek. Door daarop positief te reageren en er de goede elementen uit op te pikken, wordt de inbreng van de leerlingen gestimuleerd.

Die interactieve werkvormen passen bij een aantal recente didactieken en strategieën:

  • taakgericht werken: leerlingen voor opdrachten plaatsen, waarbij ze hun taalvaardigheid en hun probleemoplossende vaardigheden oefenen;

  • taal verwerven via een rijk taalaanbod in teksten met aandacht voor kennis van de wereld;

  • nieuwe woorden leren in context, in betekenisrelaties en door betekenisonderhandeling; consolidering van de nieuwe woorden en begrippen door oefening en controle door productie;

leesstrategieën: leerlingen leren vakteksten begrijpen en analyseren; die strategieën verlagen voor de leerlingen de drempel van lastige vakteksten o.a. door aandacht voor de buitenkant van de tekst (oriënterend of voorspellend lezen), door woorden uit de vaktaal en d schooltaal te behandelen en door informatie te laten schematiseren;

  • oefeningen en opdrachten aanbieden van receptief naar productief en van gesloten en gestuurd naar open;

  • heldere formuleringen in de vraagstelling bij toetsing: talige moeilijkheden kunnen de slaagkansen van de leerlingen beperken.

Deze didactiek die gedeeltelijk stamt uit het vaardigheidsonderwijs en het OVB, maar door steeds meer reguliere scholen wordt geadopteerd, kan / zal bijdragen tot de verhoging van het rendement van het leerproces binnen het eigen vakgebied. Met als uiteindelijk doel: de transfer van de in taalvakken / bij Nederlands ontwikkelde vaardigheden naar de andere schoolvakken.

4.3 Leerkrachtvaardigheden

Werken aan een taalbeleid stelt hoge eisen aan leerkrachtvaardigheden:

  • hoe de schooltaal en de vaktaal aanbrengen?

  • hoe interactie tussen leerlingen stimuleren?

  • hoe leesstrategieën gebruiken in niet - taalvakken?

  • hoe taakgericht onderwijs organiseren? leerlingen al doende (werkend aan een taak) probleemoplossend leren denken en werken;

  • hoe leerlingen spreekkansen geven bij de formulering van hun oplossingsstrategieën?

  • hoe aandacht hebben voor de vraagstelling in proefwerken?

Om aan de hoge eisen van dit pakket te voldoen, zal er werk moeten gemaakt worden van nascholing en schoolnabije begeleiding.

4.4 Omgaan met weerstanden

Misschien ligt in die hoge eisen en de omvang van de aanpak wel de achilleshiel van de invoering van een taalbeleid. De kans dat dit weerstanden oproept is reëel: misschien ingegeven:

294 1 Taalbeleid - Mark Van Bavel

  • door angst voor het nieuwe en de taakverzwaring;

  • door vasthouden aan autonomie: 'waarom zou ik met anderen /andere vakken samenwerken?'

door territoriumafbakening: 'wat heeft taalbeleid met mijn vak te maken'?

  • door zorg om mogelijke nivellering: 'als abstract taalgebruik of vakjargon al niet meer mag'...

door reactie tegen een taalbeleid dat van boven wordt opgelegd...

Als leraren weerstanden voelen / ontwikkelen, moeten we daarin niet meteen een negatieve reactie zien. Immers leraren hebben een persoonlijke theorie over effectief onderwijs. ( R. Vandenberghe 1995, 1999). Met Vandenberghe geloven we in het heil dat kan komen van het betrokkenheidsmodel: met leraren een eind weegs gaan, luisteren naar hun bezwaren en motiveringen; duidelijk feedback geven over hun handelen (waar ze staan, wat ze al doen en hoe ze dat aanpakken.) Discussie onder gelijkgezinden in een niet bedreigende situatie, of met een externe begeleider die aanvaard wordt, is daarbij zeer belangrijk. Wij geloven in ernstig genomen betrokkenheid bij het overleg over taalbeleid: uitnodigen mee te denken over de visie en mee te werken aan de uitwerking... en concreet materiaal ter beschikking stellen.

4.5 De school staat niet alleen

Om deze cultuuromslag en de bijbehorende bereidheid en vaardigheden mogelijk te maken moet de school kunnen rekenen op:

  • leerplannen die wijzen op het belang van vaktaal; zo pleit het leerplan wiskunde van de tweede graad voor aandacht voor de 'taal van de wiskunde' (zie bijlage); schoolboeken voor de `zaakvakken' die waken over een heldere vaktaal;

  • modellen voor het formuleren van vraagstelling bij de evaluatie - in de vakgroep uitgewerkt;

  • pedagogische begeleiders die scholen kunnen stimuleren om aan taalbeleid te werken, bijvoorbeeld door te zorgen voor professionele ondersteuning van leerkrachtvaardigheden en van de activiteiten van de werkgroep taalbeleid of door netwerken te vormen, zodat scholen kennis en ervaringen kunnen uitwisselen;

  • samenwerking tussen OVB - begeleiding en reguliere begeleiding;

  • enig begrip van de inspectie die scholen op taalbeleid controleert vooraleer die eigenlijk zicht hebben op wat taalbeleid is. Hopelijk worden de scholen door het appèl van de inspectie aangespoord om werk te maken van een taalbeleidsplan.

5 Algemene conclusie

In deze beschrijving van taalbeleid zijn we gekomen tot volgende vaststellingen en suggesties voor een concrete aanpak:

5.1 dat taalbeleid steeds meer dimensies krijgt

  • elke leraar is een leraar Nederlands met zorg voor het taalgebruik van de leerlingen dat was / is de eerste aanzet;

Taalbeleid - Mark Van Bavel 1 295

  • elke leraar heeft aandacht voor de vaktaal en instructietaal van zijn leervak omwille van de afstand tussen de dagelijkse taalvaardigheid van de leerlingen en de eisen van de schoolse taalvaardigheid - zo leerden ons de twee Engelse onderzoeken; later werd dit overgenomen door Nederlands als Tweede taal en de OVB - aanpak van taalzwakke leerlingen; die aanpak wordt steeds meer gevolgd door reguliere scholen;

  • de schoolleiding schept voorwaarden en een klimaat waarbinnen taalbeleid kan gedijen;

ze schept mogelijkheden in leermiddelen (woordenboeken, multimedia, ICT) en infrastructuur (taalklas) - deze 'eis' klinkt luid vanuit het Actieplan Moderne Vreemde talen;

een taalbeleid wordt ondersteund door didactieken en actieve / interactieve werkvormen;

  • het uiteindelijke doel is transfer van de verworven vaardigheden naar alle vakken.

5.2 dat het nodig is een taalbeleidsplan uit te werken

Een school die planmatig en structureel wil werken aan een taalbeleid, moet eerst in kaart brengen wat zij al aan taalbeleid doet. Na een grondige diagnose bepaalt de school vervolgens haar prioriteiten en komt ze tot een verantwoorde planning van taalactiviteiten in een taalbeleidsplan, dat ze opneemt in een schoolwerkplan.

In het taalbeleidsplan wordt ondermeer beschreven:

- wat de talige noden van de leerlingen zijn;

- welke aanpak wordt gekozen om eraan tegemoet te komen;

- welke mogelijkheden er zijn om die aanpak in de lessen een plaats te geven;

- welke leermiddelen en infrastructuur daarbij komen kijken; - op welke termijn de school denkt dit te realiseren; - of er studiedagen moeten worden georganiseerd;

- of extra scholing van het team nodig is.

Op die manier zal de school bijdragen aan de taalvaardigheid van de leerlingen, zodat ze beter meekomen op school, wat hun slaagkansen verhoogt in het vervolgonderwijs en hun functioneren in een maatschappij die almaar hogere talige eisen stelt.

6 Nawoord

Met deze tekst hebben we gepoogd een stand van zaken te geven van wat in de literatuur over taalbeleid te vinden is. Deze tekst heeft geen 'beleidsmatige' pretenties. Evenmin legt dit artikel prioriteiten of accenten: niet alle dimensies moeten even sterk uitgewerkt worden in alle onderwijsvormen. Er ontbreekt ook een `leerlijn' in de uitwerking van taalbeleid: sommige dimensies zullen sterker moeten zijn in de beginjaren van het secundair onderwijs; andere zullen doorheen de zes jaren sterk begeleid moeten worden.

Wij laten deze keuzes over aan de wijsheid van de school, in de wetenschap dat 'de school hier (toch) niet alleen staat'.

296 1 Taalbeleid - Mark Van Bavel

Bibliografie

Aalsvoort, M. van der & B. van der Leeuw (1992), Taal, school en kennis. Enschede: VALO-M, NtU.

Berg, R.M. van den & Vandenberghe, R. (1995), Het betrokkenheidsmodel. Alphen/Rijn: Samsom.

Berg, R. van den & R.Vandenberghe (1999), Succesvol leiding geven aan onderwijsinnovaties; investeren in mensen. Alphen/Rijn: Samsom.

Bonset, Helge (1992), Moedertaal in de basisvorming. Bussum: Coutinho.

Daems, Frans, Pepermanns, Jef, Roger, Roger (1982), Leren leven in taal. Malle: De Sikkel.

Jonghe, Hugo (1974), De, Taal en tekst. Leuven: Acco.

Hajer, Maaike & Theun Meestringa (1995), Schooltaal als struikelblok. Bussum: Coutinho.

KPC-groep, (Red.) Reader, Vlaams - Nederlandse conferentie ICO, NT2, oktober 2000 Laarschot, Monique van de & Gertrud Lemmens (1999), Nederlands als tweede taal in het VO. Amsterdam: Meulenhoff.

Leerplan Wiskunde 2de graad, Licap, D/1999/0279/035

Leidse werkgroep moedertaaldidactiek (1982), Moedertaalonderwijs in ontwikkeling. Meestringa, Theun (2000), Over de invoering van taalgericht vakonderwijs. In: Levende Talen, oktober.

Nederpelt, R.P. (1987) , De taal van de wiskunde. Versluys uitgeverij bv.

Spliethoff, Fritz (1999), Kun je een hond leren blaffen? Visie op taalbeleid 2000. Den Bosch: KPC.

Taalbeleid op drie vo-scholen in grote steden (1998). Enschede: SLO 27.

Tordoir, Atty & Theun Meestringa (1999), Taalbeleid in de lespraktijk. Utrecht, Enschede: APS / SLO.

Van de Ven, Piet-Hein (1996), Moedertaalonderwijs. Groningen:Wolters-Noordhoff.

Bijlage 1

De taal van de wiskunde - noot in het leerplan wiskunde

Wiskunde is uitgegroeid tot een wetenschap waarin begrippen en eigenschappen welomschreven moeten worden. Daartoe wordt de omgangstaal vaak verengd tot een meer specifieke vaktaal met eigen regels.

Begrippen, eigenschappen, procedures en wiskundige verbanden worden erin omschreven met behulp van typische vaktermen (b.v. vierkantswortel, evenredig, richtingscoëfficiënt, stelsel, evenwijdig met, middelloodlijn, ligt op gelijke afstand van, histogram,...) soms moet ook een onderscheid gemaakt worden tussen de wiskundige en de dagelijkse betekenis van een term. (...)

De wiskundetaal kent vanuit haar voorgeschiedenis een sterke formalisering en symbolisering die snelle communicatie en universalisering mogelijk maakt, maar die wiskunde voor sommige leerlingen precies zo moeilijk toegankelijk maakt. (...)

In de tweede graad moeten leerlingen vertrouwd geraken met de verschillende aspecten

Taalbeleid - Mark Van Bavel 297

van de wiskundetaal. In een actief leerproces krijgen de leerlingen heel wat kansen om de verschillende vaardigheden te hanteren en ze toe te passen op wiskundige situaties. In communicatie met andere leerlingen kunnen voorbeelden en tegenvoorbeelden van begrijpen en eigenschappen besproken worden, wat de begripsvorming ondersteunt. Speciale aandacht kan gaan naar de betekenis van de wiskundige vaktermen en kernwoorden... De leerlingen moeten leren de geëigende vaktermen correct te gebruiken. Ze moeten geleidelijk vertrouwd geraken met strengere eisen die aan wiskundige wendingen worden gesteld. Toch mag dit niet leiden tot een stroef en steriel gebruik van de wiskundetaal. Leerlingen moeten ook leren hun ervaringen, bevindingen, vermoedens, besluiten en oplossingen te verwoorden. Precies in het verwoorden van hun gedachten en hun inzicht kunnen ze beter de tekortkomingen ervan ervaren en daardoor hun inzicht verdiepen... (uit het leerplan Wiskunde, 2de graad, Licap 1999).

298 I Taalbeleid - Mark Van Bavel

Labels

doelgroep
NT1-leerlingen
domein
taal bij andere vakken
taalbeleid
land
Belgiƫ
onderwijstype
voortgezet/secundair onderwijs

Dit artikel is onderdeel van

Onderdeel van

14de Conferentie Het Schoolvak Nederlands · 2000