Ververs de klas

Geert De Kockere  ·  16de Conferentie Het Schoolvak Nederlands  ·  2002  ·  pagina 333 - 342

VERVERS DE KLAS

Geert De Kockere

1   Inleiding

Onderstaande tekst is een 'proefje' van wat tijdens de sessie op de HSN-conferentie aan bod is gekomen. De heer De Kockere is een zeer bevlogen spreker die vooral ingaat op reacties van zijn publiek en dan zijn verhaal aanpast en bijstuurt. Wat tussen aanhalingstekens staat, zijn letterlijke uitspraken van de heer De Kockere. Bij elke tip heeft de spreker daadwerkelijk getoond wat hij bedoelt. Op die manier hebben we als toehoorders de gelegenheid gekregen een stuk mee te stappen in wat poëzie is en wat muzisch werken met gedichten is.

Geert De Kockere wil poëzie om de poëzie brengen, niet 'in functie van' gewone lessen, niet als louter startpunt.

"Poëzie is een soort geschenk van jou aan de kinderen. Wie het niet graag doet, blijft er beter af. Je kan wel leren het graagte doen. "Een leerkracht moet beseffen dat poëzie dus zeker niet moet maar dat poëzie wel prettig is om te geven én om te ontvangen.

"Denk niet te gauw dat poëzie te moeilijk is. Het gaat vooral om het uitlokken van een gevoel van schoonheid, een prettig gevoel. Kinderen voelen doorgaans wel waarover het gaat bij een goed gedicht. Laat mysterie over en spreek niet altijd van versjes: gebruikversj es, gedichten en poëzie door elkaar. Splits het geheel van poëzie niet op in onbestaande vakjes."

"Een gedicht is mooi en schoon als je dat zelf vindt. Leer te vertrouwen op je eigen gevoel van schoonheid, daardoor zal je er goed mee kunnen werken. Neem afstand van het idee dat het voor een kind is. (binnen kinderliteratuur natuurlijk) Taal is een primitieve vorm van communiceren, dus een hulpmiddel om zich uit te drukken. Een schrijver heeft heel wat meer vaardigheid daarin. Gebruik 'pulp' als start maar bied nog andere zaken aan: bied prikkels.

Ververs de klas 1 333

Besteed meer aandacht aan je eigen manier van spreken in de klas: zo kan je een zekere alertheid bij de kinderen en jezelf teweeg brengen, zo kan je mensen met taal beroeren. In het begin is dit moeilijk maar je groeit erin en zal er zelfmeer plezier in krijgen. Zo kan je dit plezier doorgeven en krijg je taalgevoel, zowel bij jezelf als bij anderen."

" Een gedicht is iets waarin gedachten heel dicht bij elkaar staan en daarom zijn ze korter dan een verhaal. Door de herhaling blijven de gedachten langer hangen maar er is meer: de gedachten zijn mooi als geheel: je moet er stil van worden, er ook mee kunnen lachen. De gedachten moeten je beroeren, ze moeten je veranderen.

  1. Er zit meestal veel muziek in: laat dit dan horen, laat luisteren! Laat muziek uit gedicht op zichzelf horen, daarna alleen de woorden, daarna trommelen en woorden samen bv. Werk met het ritme van een gedicht, met tempo, zaken die ook 'echt' spelen en ontdek zo zelf en met de kinderen het muzische.

Niet elk gedicht bevat evenveel muziek. Alles wat een dichter erin stopt, kan je er als lezer wel terug uithalen. Bijvoorbeeld bij voordragen: door te buigen na de titel zie je waar het gedicht begint wanneer je ernaar luistert, bij het lezen zie je gemakkelijker waar het gedicht begint.

Soms klinkt de muziek van een gedicht oud, soms jong. Maak de kinderen wakkervoor taalspel, klankspel, maakhen attent zodat de boodschap overkomt. Overdrijf niet met echte muziekinstrumenten: ze staan enkel ten dienste van het gedicht zelf

  1. Er zit ook theater, poppenspel in gedichten.

  2. Schilderijen zijn soms ook aanwezig in gedichten. Met woorden worden soms schilderijen in het hoofd gemaakt: kleuren en beelden. Hoe meer gedichten je leest, hoe meer schilderijen je in je hoofd stopt en zo kan je een heel museum opbouwen."

"Met oudere kinderen kan je het zelfschrijven van gedichten inleiden door hen rijmpjes te laten maken. Dan beginnen ze met een zinnetje. Om een echt gedicht te schrijven heb je een visie nodig: je moet weten wat je wil schrijven (een idee).

( 1) eerst een idee nodig. Altijd voorzichtig zijn: ideeën zijn breekbaar. Werk bv. met een eierdoos en laat de vergelijking maken met een ei: een dichter moet ook broeden, als er nl. niets mee gebeurt, komt er niets.

334 1 Ververs de kas

Hoe kom je tot ideeën? Door met de kinderen alle zintuigen te oefenen en gebruiken. Dit onderscheidt kunstenaars van anderen: goed kijken, goed in je hoofd stoppen, goed zaken achterafuit je hoofd halen. Verder ook goed luisteren, raden ... zintuigen worden nog te stiefmoederlijk behandeld in het onderwijs hoewel zij ervoor kunnen zorgen dat we de helft minder zouden moeten leren. (Op deze manier is er een duidelijke vakoverschrij dende band met wereldoriëntatie!)

Je moet de hele tijd kinderen en jezelf manen tot functioneel luisteren bv. hoeveel woorden rijmen en zo krijg je aandacht voor het verschil tussen klankspel en rijm. Je kan gedichten gebruiken om tussendoor iets over taal te zeggen, om het taal-beschouwen aan te scherpen.

  1. hoe aanschouwelijk maken? Met een blokkenpuzzel. Een idee wordt weggestopt: woord op bord en associaties, zo een verband zoeken en tot een piepklein verhaal komen, dan daaraan werken met de gereedschapskist van rijmen, mooie klanken en beelden. Zo kan je inkaderen om de inhoud mooier te laten zijn en zo wordt het gedicht een geheel."

"Poëzie in de klas? Is geen noodzaak en hoeft dus niet geëvalueerd te worden! Een aantal concrete tips om poëzie -voor het eerst- in de klas te brengen:

(1) geheimzinnige sfeer bv. kastje of doos waarover niets gezegd wordt. Pas na een tijd expliciet aandacht zonder er al te veel aandacht aan te besteden en zo een mysterie opbouwen als basis van het poëtisch moment: het moment waarop een gedicht of een voorwerp i.v.m. het gedicht uit de doos gehaaldwordt. Hoe curieuzer hetvoorwerp, hoe mooierhetkan doorwerken. Op deze manier werk je vooraf veel aan het poëtische maar verknoei je het gedicht op zichzelf niet.

(2) Als leerkracht opvallende dingen doen bv. i.p.v. een zakdoek een papier uit je zak halen, het verfrommelde openplooien en lezen --> zo sfeer scheppen. Een geschenk van poëzie leren ontvangen en niet te voorspelbaar werken. (Voorspelbaarheid maakt dat het leven saai wordt)

  1. Zeer curieuze envelop meebrengen -> leeg of één zeer klein papiertje dat nog eens zeer klein is opgevouwen.

  2. Pupiter gebruiken (zit al mysterieus in elkaar, je kan er grappig mee werken) Wel zorgen dat de sfeer die gecreëerd wordt, klopt met het gedicht dat wordt gelezen. Op de pupiter een dichtbundel van de week zetten; op deze manier heeft het geheel een sfeer gekregen, mag een kind zelf een gedicht kiezen en komen voorlezen. Zet wel steeds de titel en auteur (liefst ook de andere bibliografische gegevens!) bij een gedicht: zo heb je de mogelijkheid er als lezer mee verder te werken.

Ververs de klas 1 335

  1. Bijzonder boek: van hout (weer zintuigen oefenen)

maak er een bijzondere doos van die open schuift en leg er dingen in die zorgvuldig dienen bewaard te worden, zo kan je het verhaal van hoe een boek ontstaat, vertellen.

  1. Kloklezen: om het uur een gedicht lezen, zo zijn kinderen functioneel bezig met kloklezen en wordt het spannend.

  2. Één gedicht: per groepje andere figuren, andere situaties oefenen.

  3. Spelletjes bij gedichten: echte of met taal.

Werk dus vooral aan zintuigen!

Een leerkracht hoeft niet te doen alsof hij de dichter is: hij/ zij moet echt overkomen en kan dus beter spelen dat hij/zij een schrijver kent en daarvan informatie meedelen. Een dichter kan nl. zaken neerschrijven en als leerkracht blijf je geloofwaardig.

Volgende zaken passen ook bij de sessie van de heer De Kockere maar zijn een aanvulling vanuit de cursus Nederlandse didactiek van een hogeschool waar hij al geregeld studenten van het eerste jaar heeft toegesproken. De spreker vindt deze gegevens waardevol als aanvulling.

2 Poëzie is TAAL

A. Gewone taal

Gewone taal benoemt. Met taal geven wij namen aan de dingen om ons heen. Door ze te benoemen geven we een zekere ordening aan. We klasseren bijvoorbeeld soort bij soort, we delen in klassen in bv. dat is een stoel — een stoel is een meubel — een meubel is een zaak.

Op die manier krijgen we min of meer greep op de werkelijkheid: we kunnen de dingen die op ons afkomen, ordenen en er zo 'greep' op krijgen.

Taal legt ook verbanden. Tussen benoemde dingen leggen wij verbanden, relaties. Wij zeggen bv. 'De stoel is bruin.' Op deze manier geven wij hem dus de kleureigenschap bruin.

Door te benoemen en verbanden te leggen, ordenen we de wereld om ons heen. Taal is daar het middel bij uitstek voor.

336 1 Ververs de klas

Taal kan echter ook op een aparte manier gebruiktworden. We kunnen bv. zeggen: een boom van een kerel, een wolk van een baby, de zon is in de wolken (voor een prachtige dag). Op deze manier leggen we ongewone banden, ongewone namen en komen we in de buurt van poëzie. Het spreekt vanzelf dat taalbeschouwing hier om het hoekje komt kijken: wie niet verwonderd is om de wereld en taal en de dingen die taal met die wereld doet, ziet niet de kracht van taal en zal kinderen zeker niet die kracht kunnen laten ervaren.

B.   Poëtische taal

Poëtische taal verzint nieuwe namen voor dingen, benoemt ze ongewoon en legt nieuwe, totnogtoe niet bekende verbanden.

De lente is een spinet in de wind ... (Bernlef) Ik droomde dat ik langzaam leefde ... (Vasalis)

Op deze manier schept poëzie met taal een nieuw geheel, een nieuwe werkelijkheid, een nieuwe lente.

Een voorbeeld van zo'n nieuw geheel vinden we in Herfstlandschap van Geert De Kockere. De eigenschappen die hier aan opa toegekend worden, steunen op taalspel: een herfstgezicht waarin de kraai haar pootjes heeft gezet, een neus die de mis trompet, mist in zijn ogen, een baard als een kastanje in de bolster enz. In dit gedicht wordt de vertrouwde zichtbare, geordende wereld op losse schroeven gezet door de opa te beschrijven vanuit `wero-ervaringen'. De werkelijkheid wankelt even, het lijkt even of we gek zijn en niets lijkt nog wat het is.

Een ander voorbeeldvinden we bij De handvan mijn vadervan Armand vanAssche. Het is duidelijk dat de buitenkant van de hand van een vader geen polderland is, de binnenkant kan evenmin een stafkaart met snelwegen en wandelpaden zijn. Door dit nieuwe taalgebruik wordt ons een nieuw geheel geschetst: een vertrouwensrelatie tussen een kind en zijn/haar vader.

Poëzie is dus een vorm van 'nieuw' kijken, 'opnieuw' benoemen, 'opnieuw' ordenen van de werkelijkheid. Het is niet vreemd dat in de kunst, in de literatuur telkens weer dezelfde gegevens, dezelfde thema's terugkeren (liefde, dood), het is net erg logisch aangezien er telkens een nieuwe uitspraak gedaan wordt over het `oude'. De manier waarop poëzie dit doet, geeft ons een aparte gewaarwording, ze raakt ons muzisch gevoel en daardoor gebeurt iets waardoor de lezer de wereld, het beschrevene anders zal bekijken.

Ververs de klas 1 337

De gewaarwording krijg je niet als je het gedicht in proza omzet of met eigen woorden omschrijft (parafraseert). Poëzie bedient zich nl. zo van de taal dat er een flits / rilling / verwondering ontstaat.

We kunnen de manier waarop de dichter zich van de taal bedient, analyseren en bestuderen. We weten wat een rijm is en een alliteratie, maar wat een rijm precies doet om die gewaarwording te voorschijn te helpen halen, weten we minder goed. Poëzie verdicht, verkort, dikt in. Daardoor komt er een kristalletje tevoorschijn. Dat kristalletje ontroert ons, schudt ons door elkaar.

Vorm en inhoud zijn dus één. Een gedicht waarin duidelijk rijmdwang aanwezig is, ofwaarin het ritme stokt, zegt ook inhoudelijk niet wat het te zeggen heeft. Zo'n gedicht faalt, niet omdat de emotie die erachter steekt, niet echt is of omdat de manier van kijken naar de werkelijkheid niet echt nieuw is maar doordat de verdichting mislukt is en die mislukking is dan in de vorm, de taal te zien.

Omgekeerd kan ook een valse emotie of een cliché aan de basis liggen van een gedicht. Het is dan vrijwel zeker dat hetverwachte schokeffect niet zal plaatsvinden: alles valt terug in de alledaagse werkelijkheid.

Goede poëzie voor kinderen moet deze eenheid van vorm en inhoud bereiken én deze nieuwe manier van kijken aanleren, dit schokeffect teweegbrengen. Het effect kan ook een schaterlach zijn. Gedichten zijn niet per se droevig.

De hand van mijn vader

Armand van Assche

Aan de buitenkant

Is de hand van mijn vader Een polderland

Met riet en pluimgras

Blauw gezwollen beken

En hier en daar, verstrooid, Wat zonnebloemen.

Aan de binnenkant

Is de hand van mijn vader

Een stafkaart Met snelwegen

En wandelpaden.

Ik vind er altijd

De weg op Naar huis.

In: VAN COILLIE, J., Poëzie graag! Werken met gedichten in de kleuterklas en de basisschool, Averbode educatief/ Altiora, Averbode/ Apeldoorn, 1990, p.68-69.

338 1 Ververs de klas

Herfstlandschap

Geert De Kockere

Opa heeft een herfstgezicht, Waarin de kraai

Haar pootjes heeft gezet.

Zijn neus staat er als een kerk, Die af en toe de mis trompet.

En in zijn ogen is er mist, Terwijl zijn mond

Naar de juiste woorden vist.

Zijn baard

Prikt als een kastanje Die nog in de bolster zit.

Maar uit de ruwe schil

Van zijn gezicht,

Valt nog steeds een zachte pit.

In: DE KOCKERE, G., Gezicht in zicht, Pigmalion, Oudenaarde, 1993, p.26.

Rozen

Geert De Kockere

Ik had het

Moeten weten:

Ma is jarig,

Ik ben de bloemen Weer vergeten ...

Ik pomp gauw

Een emmer water En ga er even later,

Als twee

Boeketjes rozen, Zelf in staan

Openblozen ...

In: DE KOCKERE, G., Torentjes van plezier, De Eenhoorn, Wielsbeke, 1991, z.p.

Ververs de klas 1 339

3 Poëzie en GEVOEL

Op deze manier komen we terecht bij een aspect waarover veel misverstand bestaat. Is poëzie uitgedrukte emotie?

Nee! Een zinnetje als "Ik ben bang" zou dan nl. ook poëzie zijn. Wordt het poëzie als ik er een aantal poëtische middelen aan toevoeg? Misschien maar het is helemaal niet zeker. Het is pas als iets van die extra dimensie zichtbaar wordt, dat ook die aparte gewaarwording waarover al gesproken is, tevoorschijn komt.

Wat dan met het aandeel van het emotionele?

Poëzie schept nieuwe relaties, voegt nieuwe dimensies toe, laat een ongewone visie zien die al het geordende een beetje op losse schroeven zet.

Hoe komt een dichter ertoe zo anders te denken en ordenen? Waarschijnlijk door een onbevangen blik op de werkelijkheid: een hand kan een landschap zijn, een meisje kan een reiger zijn, een zon kan op wolkjes gaan liggen. Een dichter vindt het kijken, benoemen en relaties-leggen opnieuw uit. Daardoor komt hij in de buurt van 'treffende' uitspraken van kinderen: een kind ziet ook alles voor de eerste keer, legt zelf relaties zonder rekening te houden met gangbare afspraken.

Het nieuwe kijken is niet alleen een zintuiglijke bezigheid of een intellectuele handeling van ordenen en klasseren, het is ook een kwestie van 'gevoel'. Het is echter niet alleen gevoel, het is in de eerste plaats nieuw kijken, mét gevoel meestal, maar gevoelens kunnen ook met opzet door de dichter uitgeschakeld worden.

Voorbeelden van gedichten waarin de dichters zelfduidelijke uitspraken doen over dit kijken, zijn Lijsterbessen van Rutger Kopland, Simplicity van C. Buddingh en De zee van J. Herzberg.

Kijken is dus echt het begin! De dichter zet alle poriën open om met allezintuiglijke waarnemingen de wereld opnieuw te ontdekken. Hij doet dit met heel zijn wezen, en dus ook met gevoel maar niet uitsluitend daarmee.

De lezer kan een gedicht dus ook niet uitsluitend met gevoel benaderen. Bezig zijn met poëzie is niet vooral een kwestie van emotie: het is óók een kwestie van emotie. Poëzie doet een beroep op de héle mens, óók op zijn verstand, óók op zijn zintuigen, óók op zijn eigen creatief vermogen.

340 1 Ververs de Kas

Samengevat: de dichter máákt een nieuwe wereld (een gedicht); daarin wordt iets als `nieuw' getoond. Dat nieuwe is uitdrukking van en doet een beroep op de héle mens.

Simplicity

Cees Buddingh

Men aarzelt te zeggen de stoel Staat in de kamer de tafel

Staat naast de stoel op de tafel Ligt vaders pijp moeder zit In een stoel naast de kachel En de kinderen spelen

In de tuin met de hond

Toch als men daarvan uitging Was het geen slecht begin

In: FENS, K., Goedemorgen, welterusten, Querido, Amsterdam, 1976, p.22.

Bibliografie

(bundels met didactische gegevens i.v.m. gedichten en poëzie)

BOLTEN, M., 'Voordragen kun je leren! "Maandsluiting Nieuwe stijl" voor het basisonderwijs', in Praxis - Bulletin, oktober 2000, nr.2, p. 10-13.

DE GEEST, D., Creatief schrijven in het poëzie-onderwijs, Acco, Leuven, 1982.

DE STERCK, M., Lees je mee? Een gids voor wie boeken en kinderen wil samenbrengen, Lannoo, Tielt, 1997, p. 134-142.

KEMMEREN, C., VAN KOEVEN, E., e.a. (projectgroep leesbevordering),Aan de slagmet kinderboeken Eenprogramma lees bevorderingten behoeve vanpabostudenten, Biblion, Den Haag, 2001, p.47-86.

LUYTEN, W. en STEVENS, M., Gedichten door-zien, Acco, Leuven/Amersfoort, 1986.

MEELIS-VOORMA, T., MOOLENAAR,P. en OVERMEIJER, H., Leren lezen Laten lezen Praktijkboek, Wolters-Noordhoff, Groningen, 2001, p. 93-108.

Ververs de klas 1 341

MEELIS-VOORMA, T., MOOLENAAR,P. en OVERMEIJER, H., Leren lezen Laten lezen Studieboek, Wolters-Noordhoff, Groningen, 2001, p. 159-172.

REYNDERS, B., Twee sporen naar poëzie, Davidsfonds, Leuven, 1995.

REYNDERS, B. & WARSON, N., 'Poëzie leren kennen, waarderen en schrijven in de tweede en derde graad. Twee sporen naar poëzie.', in Christene Basisschool, jg. 102 ( 1995), nr. 14-15, p. 9-15.

REYNDERS, B. & WARSON, N., 'Poëzie leren kennen, waarderen en schrijven in de tweede en derde graad. Dl.2 t Begint altijd klein ... ', in Christene Basisschool, jg. 102 ( 1995), nr. 19, p. 4-9.

REYNDERS, B. & WARSON, N., 'Poëzie leren kennen, waarderen en schrijven in de tweede en derde graad. Dl. 4/ Via verwondering via verbijzondering naar verwondering.', in Christene Basisschool, jg. 103 ( 1996), nr. 3, p. 6-12.

REYNDERS, B. & WARSON, N., 'Poëzie leren kennen, waarderen en schrijven in de tweede en derde graad. Dl.5 Verbijzondering vraagt bijzondere middelen.', in Christene Basisschool, jg. 103 ( 1996), nr. 14-15, p. 11-15.

REYNDERS, B. & WARSON, N., 'Poëzie leren kennen, waarderen en schrijven in de tweede en derde graad. Dl.6 Verpersoonlijking en stijlbeleving.', in Christene Basisschool, jg. 103 ( 1996), nr. 12-13, p. 9-14.

Voorgaande artikels zijn ook gebundeld in één uitgave:

REYNDERS, B., WARSON, N. e.a., Poëzie kennen, waarderen en schrijven in de 2' en 3de graad van het basisonderwijs, KCLB, Antwerpen, 1995.

ROZEB OOM, R., 'Gedichten lees je met plezier!' inPraxis– bulletin, maart 2001, nr. 7, p. 17-19.

STEVENS, M., LUYTEN, W. en SCHRAUWEN, W., 'Over de drempel van poëzieboeken', in Vonk, 26e jrg (1997), nr. 5, p. 39-49.

VAN COILLIE, J., Poëzie graag! Werken met poëzie in de kleuterklas en de basisschool, Altiora, Averbode/ Apeldoorn, 1990.

VAN COILLIE, J., Leesbeesten en boekenfeesten Hoe werken (met) kinder- en jeugdboeken?, Davidsfonds/ Infodok, Leuven, 1999, p. 245-256 en p. 364-386.

VOS, J., Het huis lijkt wel een schip. Handleiding voor het poëzieonderwijs op de basisschool, Bekadidact, Baarn, 1996.

WILMINK, W., Koen, maak je mijn schoen?, Van Holkema & Warendorf, Bussum, 1983.

WILMINK, W., Schriftelijke cursus Dichten, Bert Bakker, Amsterdam, 1996.

342 1 Ververs de klas

Labels

doelgroep
NT1-leerlingen
domein
literatuuronderwijs
land
België
onderwijstype
basisonderwijs

Dit artikel is onderdeel van

Onderdeel van

16de Conferentie Het Schoolvak Nederlands · 2002