Maaike Jongerius & Petra Poelmans · 20ste Conferentie Het Schoolvak Nederlands · 2006 · pagina 166 - 171
TWINTIGSTE CONFERENTIE HET SCHOOLVAK NEDERLANDS
leur application spéciale á l'étude des langues. Paris: Borrani & Droz.
Marcel, Claude. 1867. L'étude des langues ramenée à ses véritables principes, ou l'Art de penser dans une langue étrangère. Paris: Borrani.
Otto, Ernst. 1925. Methodik und Didaktik des neusprachlichen Unterrichts. Bielefeld: Velhagen & Clasing.
Palmer, Harold. 1917. The scientific study and teaching of languages. London: Harrap.
Pinloche, A. 1913. La nouvelle pédagogie des langues vivantes; observations et réflexions critiques. Paris: Henri Didier.
Rombouts, Fr. S. 1937. Waarheen met ons vreemde-talenonderwijs: historisch-psychologisch-didactische beschouwing. Tilburg : Drukkerij van het R.K. Jongensweeshuis.
Strohmeyer, H. 1928. Methodik des neusprachlichen Unterrichts. Braunschweig: Westermann.
Viëtor, Wilhelm. 1882. Der Sprachunterricht muss umkehren. Heilbronn: Henninger.
Ronde 7
Maaike Jongerius & Petra Poelmans CINOP - 's-Hertogenbosch Contact: mjongerius@cinop.nl
ppoelmans@cinop.nl
Het inburgeringsexamen buitenland
Het Nederlandse inburgeringsbeleid is in de loop van de jaren heel erg veranderd. Stond in 1998 inburgeren in de praktijk nog gelijk aan het leren van de Nederlandse taal, dan werd in 2002 naast het leren van de taal meedoen aan de maatschappij belangrijk. Heden ten dage is taal nog een middel om in te burgeren, het leren van Nederlands is niet meer het uiteindelijke doel. Kernwoorden van het huidige beleid zijn: eigen verantwoordelijkheid, meedoen en tweezijdig proces. Van autochtonen wordt verwacht dat ze zich inspannen om het inburgeringsproces te laten helpen slagen. Op die manier wordt inburgeren een tweezijdig proces.
Bij het huidige inburgeringsbeleid horen inburgeringsexamens: het Examen Buitenland en het Examen Binnenland. Onderwerp van de presentatie vormt het Examen Buitenland: in deze bijdrage geven we u alvast achtergrondinformatie. Tijdens de presentatie zullen we ingaan op de achtergrond van het beleid, de examens, de
166
6. Taalbeleid
randvoorwaarden en de stand van zaken anno november 2006.
Voor wie is het examen bedoeld?
In het Hoofdlijnenakkoord van het huidige kabinet (16 mei 2003) wordt het inburgeringsexamen Buitenland behandeld. Er wordt gesteld dat iedere nieuwkomer(1) die in het kader van gezinshereniging of gezinsvorming naar Nederland wil komen en valt onder de doelgroepen van de Wet Inburgering Nieuwkomers (WIN), in eigen land het Inburgeringsexamen Buitenland succesvol moet afleggen om in aanmerking te komen voor een Machtiging tot Voorlopig Verblijf (MVV). Om een definitieve verblijfsvergunning te krijgen, moet men in Nederland opnieuw slagen voor een examen, het Inburgeringsexamen Binnenland. Het inburgeringstraject begint dus al in het land van herkomst en is sinds 15 maart 2006 wettelijk verplicht.
De hoofdgroep die het examen zal moeten maken, wordt gevormd door gezinsherenigers en gezinsvormers. Daarnaast moeten ook geestelijk bedienaren, die voor werk in loondienst naar Nederland komen, voor het Inburgeringsexamen Buitenland slagen. Groepen vreemdelingen die slechts tijdelijk naar Nederland willen komen (studenten, au pairs en arbeidsmigranten) hoeven geen examen te maken in het land van herkomst. Ook migranten die uit één van de landen van de EU, Zwitserland, de Verenigde Staten, Canada, Australië, Nieuw Zeeland en Japan komen, hoeven geen examen af te leggen. Het verdrag dat Nederland met deze landen heeft, verbiedt namelijk het stellen van extra eisen aan migranten. Vreemdelingen die vanwege hun gezondheid niet kunnen reizen – zij kunnen bijvoorbeeld niet naar de ambassade gaan om het examen te maken – en asielzoekers en hun gezinsleden zijn ook vrijgesteld. Als bovengenoemde migranten volgens de WIN nieuwkomer zijn, zullen ze, nadat zij in Nederland zijn aangekomen, wel het inburgeringstraject in Nederland moeten volgen (dat uiteindelijk afgesloten wordt met het Inburgeringsexamen Binnenland) .
De eisen aan de toets
Het mag duidelijk zijn dat een examen met een dergelijk civiel effect – wel of niet een MVV krijgen – aan strenge eisen moet voldoen. Naast algemene eisen die aan om het even welke toets gesteld worden (betrouwbaarheid, validiteit en uitvoerbaarheid), moet het Examen Buitenland aan enkele specifieke voorwaarden voldoen. Zo moet het examen geschikt zijn voor heterogene groepen, zowel qua opleidingsniveau als qua taalvaardigheidsniveau, de gekozen techniek moet wereldwijd inzetbaar zijn zonder begeleiding van een NT2 expert, en het examen moet gerelateerd zijn aan het Europees Referentiekader (het CEF (2001)). Gelet op deze eisen, is gekozen voor een toetssysteem op basis van spraaktechnologie: de Phonepass technologie2.
1 Nieuwkomers zijn allochtonen die recent naar Nederland zijn gekomen, in ieder geval na 1998
2 Het CINOP is hiertoe een samenwerkingsverband aangegaan met het Amerikaanse bedrijf Ordinate en Language Testing Services (LTS) in Velp.
167
TWINTIGSTE CONFERENTIE HET SCHOOLVAK NEDERLANDS
De technologie
De door Ordinate ontwikkelde Phonepass-technologie van de toetsen is gebaseerd op onderzoek op het gebied van spraakherkenning, statistische modellen, linguïstiek en toetstheorieën. Met deze kennis is een spraakherkenningssysteem ontwikkeld, specifiek voor het herkennen van de spraak van taalleerders. In feite is de omschrijving 'herkenner' in het geval van het examen niet helemaal terecht. Wat er tijdens het examen gebeurt, is het automatisch scoren van de spraak. De uitingen van de kandidaten worden 'vergeleken' met hoe de uiting idealiter zou geformuleerd zijn (kwalitatief & kwantitatief)3. Er is hier eerder sprake van een vergelijker dan van een herkenner.
Om een toets af te leggen heeft men een vaste telefoonverbinding nodig. Via de telefoonlijn treedt de kandidaat in verbinding met de computer (in de VS) waar het toets-systeem is opgeslagen. Vervolgens vindt de testafname automatisch plaats. Na afronding van de test is de score binnen enkele minuten beschikbaar. Voor de afname in het buitenland wordt gebruik gemaakt van de eigen telefoonverbindingen van het Ministerie van Buitenlandse Zaken ( het zogenaamde MFA net).
Het niveau
Nadat het toekomstig beleid uiteengezet was in het Hoofdlijnenakkoord, werd de commissie Franssen aan het werk gezet om tot een niveaubepaling te komen waar nieuwkomers minimaal aan moeten voldoen als ze een MVV willen krijgen. De commissie werd gevraagd een, aan het CEF gerelateerd, advies uit te brengen over de minimale niveauvereisten. Op grond van overwegingen op gebied van functionaliteit, redelijkheid en selectiviteit naar opleiding en motivatie, adviseerde de commissie Franssen het vereiste niveau voor mensen die beogen zich in Nederland te vestigen, op Al-min te stellen (Fransen et al, 2004), d.w.z. een niveau onder het laagste officiële niveau van het CEF. Het examen moet dus uitvoerbaar zijn voor mensen met een (mondelinge) taalvaardigheid van Al-min.
Hoe ziet het examen er uit?
Het. Examen Buitenland bestaat uit de onderdelen Toets Gesproken Nederlands en de Toets Kennis van de Nederlandse Samenleving (KNS).
Examenonderdeel Taalvaardigheid: de Toets Gesproken Nederlands De Toets Gesproken Nederlands bevat drie soorten opgaven.
I. Herhaalopdrachten
De kandidaat krijgt de opdracht een gesproken zin letterlijk na te zeggen. De herhaal-opdrachten vormen een steekproef van uitingen die men in gesproken taal tegenkomt,
3 Voor een gedetailleerde beschrijving van de technologie en een verantwoording van de TGN, zie: Verantwoording Inburgeringsexamen Nederlands als tweede taal (Kerkhoff e.a. 2005).
168
6. Taalbeleid
bijvoorbeeld 'Daar heb ik nog nooit van gehoord'. De stimuli worden op een alledaagse spontane manier gesproken, zoals men deze ook in normale gesprekken, nieuwsberichten en/of aankondigingen zou kunnen aantreffen. De zinnen worden aan de kandidaat in oplopende moeilijkheidsgraad aangeboden, die vooral bepaald wordt door de lengte van de zinnen.
-
Korte-antwoordvragen
De kandidaat krijgt mondeling een korte vraag aangeboden en moet hierop een kort antwoord geven. Een voorbeeld is 'Een auto, heeft die twee wielen of vier wielen?'. Uitgangspunt is dat de vragen inhoudelijk moeten kunnen worden beantwoord door een 12-jarige zonder specifieke kennis van Nederland. Culturele verschillen tussen landen mogen de toetsresultaten niet beïnvloeden. Met het oog op zeer laaggeschoolde kandidaten in de doelgroep zijn vragen die een beroep doen op rekenvaardigheid vermeden.
-
Tegenstellingen
De kandidaat moet van een gegeven woord het tegengestelde zeggen. De kandidaat hoort bijvoorbeeld 'hoog' en moet dan antwoorden 'laag'. De kandidaat moet het aangeboden woord herkennen en begrijpen en het tegengestelde woord vinden en uitspreken.
Telkens wanneer een kandidaat inbelt om het examen te maken zal ad random een toets van 45 examen-items getrokken worden uit een itembank. Uiteraard wordt er, per opgavesoort, rekening gehouden met de moeilijkheid van de afzonderlijke items.
Het onderdeel Kennis van de Nederlandse Samenleving
Het hart van dit onderdeel bestaat uit de film Naar Nederland. Deze film heeft als doel een beeld te geven van hoe de Nederlandse samenleving in elkaar steekt en werkt. Een presentatrice loodst de kijker door de film en geeft informatie over thema's die in de film voorkomen (Nederland, geografie, vervoer en wonen, geschiedenis, staatsinrichting, politiek en wetgeving, de Nederlandse taal en het belang ervan, opvoeding en onderwijs, gezondheidszorg, werk en inkomen). Ten slotte is er ook nog een aflevering over hoe het examen op de ambassade in zijn werk gaat. De keuze van de thema's en de invulling ervan zijn in de eerste plaats bepaald op basis het advies van de Cie. Franssen; verder kwamen ze tot stand aan de hand van gesprekken met de opdrachtgever en historici en aan de hand van bijeenkomsten met migranten inburgeraars. De film is ontwikkeld in het Nederlands maar is nagesynchroniseerd verkrijgbaar in de volgende talen: Frans, Engels, Spaans, Portugees, Turks, Koerdisch, Standaard Arabisch, Marokkaans Arabisch, Tamazight/Berbers, Chinees, Russisch, Indonesisch en Thai. De keuze voor deze talen is gemaakt op basis van migratiecijfers van de afgelopen jaren. Geschat wordt dat door middel van deze talen meer dan 95% van de doelgroep wordt bereikt.
169
TWINTIGSTE CONFERENTIE HET SCHOOLVAK NEDERLANDS
Bij het examenonderdeel Kennis van de Nederlandse Samenleving (KNS) moet de kandidaat vragen over de film Naar Nederland beantwoorden. Ter visuele ondersteuning hoort bij elke vraag een foto uit de film.
In het examen komen drie soorten vragen voor:
I Ja/nee vragen
bijvoorbeeld: Zijn de kranten radio en televisie vrij in hun mening?
II Of-vragen
bijvoorbeeld: Is discriminatie strafbaar of toegestaan?
III Korte open vragen
bijvoorbeeld: Hoe heet de nationale luchthaven?
Na de ontwikkel- en testfase van de KNS-toets bleven er 100 vragen en bijbehorende foto's over. Deze 100 vragen vindt de kandidaat met de bijbehorende antwoorden in het oefenpakket en de kandidaat kan zich daar dus op voorbereiden. Tijdens het examen zal de kandidaat een selectie van dertig vragen moeten beantwoorden.
Voor het onderdeel KNS wordt – net als bij de TGN – de PhonePass technologie ingezet. Dit betekent dat de kandidaat via de telefoon een vraag hoort en deze moet beantwoorden. De kandidaat krijgt tijdens het examen het boekje met de 30 foto's die bij de vragen horen, ter ondersteuning voorgelegd. Het antwoord van de kandidaat wordt automatisch gescoord.
Kandidaten kunnen bij het bestellen van het examenvoorbereidingspakket (dat kan bij o.a. Nederlandse boekhandels en bij de website www.naarnederland.nl ) aangeven of ze de film op dvd (alle talen) of op video (taalselectie in combinatie met het Nederlands) willen en of hun voorkeur naar de gekuiste of naar de originele versie uitgaat.
Hoe wordt het examen afgenomen?
De afname van de toetsen vereist van de examenlocatie in beginsel niet meer dan een rustige ruimte en een goed werkende vaste telefoonlijn. De examenleiders ter plaatse verzorgen de toetsinstructie en de toetsafname. De beoordeling en scoring verlopen door middel van een automatisch scoringsproces.
Op de ambassade start het examen met het onderdeel KNS, dat circa 20 minuten duurt. Hierna krijgt de kandidaat een pauze van maximaal 10 minuten waarna het examenonderdeel TGN begint, dat ongeveer 12 minuten duurt.
Referenties:
Council of Europe (2001): Common European Framework of References for Languages
170
6. Taalbeleid
Hoofdlijnenakkoord voor het kabinet CDA, VVD en D66 (2003): Meedoen, meer werk, minder regels
Kerkhoff, A, P. Poelmans, J. de Jong & M. Lennig (2005): Verantwoording Inburgeringsexamen Nederlands als tweede taal.
Tijssen, M., A. Berntsen, J. de Jong & M. Lennig (2005): Verantwoording Inburgeringsexamen Kennis van de Nederlandse Samenleving.
Poelmans, P. & Tijssen, M. (2006): Het Inburgeringsexamen Buitenland. In Journaal Vreemdelingenrecht juli 2006 - 6
171