Intertekstualiteit bij het vak Nederlands: een nieuwe uitdaging

Ad van de Logt  ·  20ste Conferentie Het Schoolvak Nederlands  ·  2006  ·  pagina 82 - 86

Download artikel

TWINTIGSTE CONFERENTIE HET SCHOOLVAK NEDERLANDS

In deze workshop zullen we allereerst ingaan op de vraag wat onder identiteit verstaan kan worden (in elk geval iets wat nooit af is en wat zich bij iedereen weer anders voltrekt). Vervolgens zullen we nagaan welke mentale mechanismen een rol kunnen spelen tijdens en na het lezen van een boek of het bekijken van een film. Multimediale fictie kan verschillende posities uitlokken. Er kan sprake zijn van de observantrol, waarbij de lezer kennis neemt van andere levens zonder veel herkenning maar wel met begrip, zodat empathie mogelijk wordt. De lezer kan ook gaan participeren in het verhaal: "hé, dat ben ik!". De schok der herkenning is dan een feit. Verhalen kunnen daarnaast de leveranciers zijn van protagonisten als rolmodel: "zo wil ik ook zijn!"

Indien we ons als docent meer bewust zijn van wat zich mogelijk tijdens en na het lezen afspeelt in de hoofden en harten van de leerlingen, zijn we wellicht beter in staat hen te begeleiden in het zich bewust worden van de eigen gevoelens en oordelen en hoe ze daarmee om kunnen gaan. Of moeten we daar juist van afzien en moeten we de magie van het lezen niet verstoren? Een punt van discussie. Een volgende vraag kan dan zijn hoe je leeservaringen in een groep bespreekbaar maakt. Hoe creëer je een veilige sfeer waarbinnen bijvoorbeeld een moreel beladen onderwerp met fictie als opstap besproken kan worden. En welke teksten gebruik je daarbij? Zijn dit alleen fictiever-halen of ook waargebeurde (sterke) verhalen? Leerlingen lijken niet zo'n scherpe grens te trekken tussen fictie en non-fictie.

Waar of niet, verhalen hebben de leerling – zelfs een (levens)verhaal in wording – een wereld te bieden!

De workshop richt zich vooral op fictieonderwijs in onder- en middenbouw.

Ronde 4/5

Ad van der Logt

Iclon, Universiteit Leiden

Contact: Logt@iclon.leidenuniv.nl

Intertekstualiteit bij het vak Nederlands: een nieuwe uitdaging

In zijn oratie Het mythische substraat, verhaalpatronen in de Nederlandse literatuur van de twintigste eeuw stelde prof. dr. Jaap Goedegebuure dat het intertekstueel lezen één van de grote kansen voor het literatuuronderwijs in het voortgezet onderwijs zou kunnen zijn) Hij veronderstelde dat leerlingen gestimuleerd zouden kunnen worden om ongekende routes door de (wereld)literatuur te bewandelen; routes die niet alleen

1   Oratie Universiteit Leiden, 30 mei 2006.

82

4. Literatuur

nieuwe ontdekkingen en inzichten opleveren, maar hen tegelijkertijd bewust maken van de rijkdom die de literaire traditie in zich bergt. Hoe docenten intertekstueel lezen zouden kunnen stimuleren, wordt niet aangegeven.

Dit artikel is een eerste verkenning van de didactisering van intertekstueel lezen. Hoe kunnen docenten het literatuuronderwijs een nieuwe impuls geven door leerlingen kennis te laten maken met intertekstuele verbanden en hen aldus te motiveren voor werken uit de literaire canon? Hoe is de situatie nu? De meeste leerlingen in de bovenbouw hebben een geringe kennis van de bronnen die door schrijvers in hun literaire werken bewust of onbewust worden gebruikt. De docent Nederlands kan er niet van uitgaan dat zijn leerlingen de verhalen uit de Griekse mythologie of de Bijbel paraat hebben. Het gevaar is levensgroot aanwezig dat deze docent zich genoodzaakt voelt om de intertekstualiteit uitgebreid te gaan behandelen, waardoor leerlingen nog meer in de rol van consument worden gedrukt. Laat de docent zich bij bijvoorbeeld Een roos van vlees van Jan Wolkers ontvallen dat de leerling er maar eens het Oude Testament op moet naslaan, dan moet hij teleurgesteld vaststellen dat ook deze losse sturing nauwelijks iets oplevert.

Moeten docenten helemaal herbeginnen omdat we moeten concluderen dat leerlingen helemaal niet op de hoogte zijn van intertekstualiteit? Als zij van die veronderstelling uitgaan, maken zij een grote fout. Leerlingen kennen het verschijnsel intertekstualiteit wel degelijk, alleen niet in de literatuur en niet onder die naam. Hoor ze maar eens praten over een film waarin bepaalde scènes verwijzen naar andere films. Zij zijn de eersten die deze verwijzingen opmerken. Hetzelfde verschijnsel herkennen ze bij muziek, stripverhalen, soaps en reclame.

In wat volgt wil ik een aantal strategieën bespreken die een docent kan toepassen om intertekstueel lezen vorm te geven.

1. Voorspellend lezen

Leerlingen zijn heel goed in staat om de inhoud van een roman te voorspellen. Om dat doel te bereiken moet een docent slechts een tiental, vijftiental zinnen of zeer korte tekstfragmenten aan hen voor te leggen. Vervolgens geeft hij de leerlingen de opdracht te raden wat de inhoud van de roman zal zijn. Tot zijn niet geringe verbazing zal hij vaststellen dat leerlingen in staat zijn om 60 tot 75% van de inhoud correct te voorspellen. Als een docent de nadruk wil leggen op intertekstualiteit, kan hij juist die fragmenten kiezen waarin deze intertekstualiteit aan het licht komt. Het bezoeken van de toneelvoorstelling Orpheus' vriend in Twee vrouwen van Harry Mulisch is dus een tekstfragment dat niet mag ontbreken. Door het brainstormen op deze manier zoveel mogelijk te stimuleren en te sturen, ontdekken leerlingen vaak de onderliggende intertekstualiteit in de roman. Het brainstormen kan gesublimeerd worden door de leerlin-

83

TWINTIGSTE CONFERENTIE HET SCHOOLVAK NEDERLANDS

gen ook alle associaties te laten nazoeken in de mediatheek en de uitkomsten van hun onderzoek te verwerken in een woordweb.

  1. Inzoomen

Bij de bespreking van een roman kan de docent ook inzoomen op een bepaald verhaalmotief. Zo kan hij bij de bespreking van Het dwaallicht van Willem Elsschot leerlingen laten discussiëren over het antwoord op de vraag of de vier Afghanen Maria zullen vinden of niet. Daarna kan een link gelegd worden naar het motief van de onbereikbare, ideale vrouw in de wereldliteratuur: Dulcinea van Don Quichote, Dante's Beatrice, Laura van Petrarca, Orpheus en Euridice, Martha uit Een vlucht regenwulpen..... Leerlingen kunnen in de populaire cultuur zoeken of ze in soaps, films, strips, etc. hetzelfde motief vinden.2 Een andere opdracht is de vergelijking tussen titels. Daarvoor is Lezen Etcetra, Pieter Steinz' gids voor de wereldliteratuur, van onschatbare waarde. Hierin vindt de docent 416 schrijverslemma's en 52 literaire schema's waarin intertekstuele verwijzingen zijn opgenomen.3

  1. Stripverhalen

Verschillende reeksen stripverhalen lenen zich uitstekend om intertekstualiteit te introduceren. In De poenschepper uit de reeks Suske en Wiske vindt de geletterde lezer de drie fasen van het duivelscontract, die hem doen denken aan de legende van Faust.4 In dit album zit Lambik in zak en as omdat zijn aandelen in een klap waardeloos zijn geworden. Vertwijfeld roept hij tegen zijn vrienden dat ze hem pas terug zullen zien als hij een geslaagde zakenman is geworden. Vervolgens tekent hij in een verlaten dorpsherberg een contract met Mazoutan en diens vrouw Belzabel. Aan het eind van het album komt hij tot inkeer nadat hij door zijn vrienden en de beeldhouwer Fantamoer is gered uit de klauwen van het duivelse tweetal. Het analyseren van de verschillende fasen van het duivelscontract kan een goede opstap zijn bij de bespreking van Marieken van Nieumeghen.

De rebelse Reinaert en Het ros Bazhaar bevatten verwijzingen naar Van den vos Reynaerde en De historie vanden vier heemskinderen. Door (gedeelten van) de stripver-

Opdracht is ontleend aan de site Willem Elsschot, een digitaal project. De site is te vinden op: http: //memling. rug. ac. be/elsschot.

3 Ook op de site http://www.the-ledge.com worden in dezelfde trant boeken aan elkaar gekoppeld. Zo vinden docent én leerling van Place de la Bastille van Leon de Winter directe verwijzingen naar o.a. De plaats van de ster van Patrick Modiano en Operatie Shylok van Philip Roth. Lezen op locatie, een ander boek van Peter Steinz kan eveneens goede diensten bewijzen.

In De poppenpakker wordt eveneens verwezen naar Faust. In een poppenmuseum steelt Lambiek het strikje van Mefisto, waardoor een nieuw avontuur wordt ingezet.

84

4. Literatuur

halen te laten lezen, kunnen leerlingen zelf een aantal motieven ontdekken die ze in de meer literaire werken ook zullen aantreffen.

  1. Webkwesties

De docent kan het intertekstueel lezen ook bevorderen door de leerstof aan te bieden in een webkwestie. Hij kan de bronnen die leerlingen op het internet moeten bestuderen danig kiezen dat de relatie met andere romans en verhalen erin opgenomen is. Voor romans waarin de Bijbel een grote rol speelt, is de site www.bijbelencultuur.nl, waarin de intertekstuele verbanden in tientallen romans, gedichten en toneelstukken vanaf de middeleeuwen tot de moderne tijd worden gepresenteerd, een uitstekende hulpbron. Wil een leerling de intertekstualiteit bij De doodshoofdvlinder van Jan Wolkers onderzoeken, dan wordt hij verwezen naar de geschikte tekstfragmenten in de roman en de oorspronkelijke bijbeltekst. Maar daarnaast is het voor dezelfde leerling een koud kunstje om via de button 'literatuur' een aantal vergelijkbare werken te vinden, waarin dezelfde passage voorkomt. Zijn zoektocht geeft hem het volgende resultaat: De avonden, Het bureau en De uitvreter.

  1. Werkvormen

Het ontdekken van intertekstualiteit in een roman kan door de docent worden gestuurd door een actieve didactische werkvorm te gebruiken. Nemen we Twee vrouwen van Harry Mulisch als voorbeeld. Aan deze roman liggen zowel de mythe van Orpheus als die van Oedipus ten grondslag. Een docent kan zijn klas opsplitsen in groepen van vier tot zes leerlingen. Leerlingen kunnen beide mythen onderzoeken met behulp van twee dossiermappen, waarin verschillende verhaalfragmenten, lemma's uit een encyclopedie, de mythe van Orpheus resp. Oedipous, afbeeldingen uit de beeldende kunst of dvd's met filmfragmenten geselecteerd zijn. Uitwisseling tussen beide subgroepen, uitmondend in een simultane presentatie in de groep van zes leerlingen, maakt de intertekstualiteit bespreekbaar.

  1. Hyperlinks

Bij het lezen van poëzie kan de docent de leerlingen helpen met intertekstueel lezen door bepaalde woorden in een gedicht weer te geven als hyperlink. Hiermee geeft hij aan dat dit betreffende woord verwijst naar andere literaire bronnen. De docent hoeft de hyperlink nog niet ingevuld weer te geven. Leerlingen zouden zelf op zoek kunnen gaan naar de 'verborgen' intertekstualiteit. De hyperlink wordt dus als zoekterm aan de leerling gepresenteerd. Edward Vanhoutte was één van de eersten die deze moge-

85

TWINTIGSTE CONFERENTIE HET SCHOOLVAK NEDERLANDS

lijkheid beschreef? De eerste strofe van Marsua van Hugo Claus kan dan aldus aan de leerlingen worden gepresenteerd:

MARS UA

De koorts van mijn lied, de landwijn van mijn stem Lieten hem deinzend achter, Wolfskeel Apollo, De god die zijn knapen verstikte en zwammen, Botte messen zong, wolfskeel, grintgezang.

Met het gebruik van de zoekmachine vinden leerlingen al snel de Marsyasmythe in Ovidius' Metamorfosen en de link met The golden Bough van James Frazer.

Natuurlijk moet een docent leerlingen op een intertekstueel spoor zetten, maar het maakt verschil of hij alle verbanden zelf gaat vertellen of de leerlingen handreikingen aanbiedt waardoor ze zelf op ontdekkingstocht kunnen gaan. Eenmaal op dit spoor gezet, blijken 5 en 6 VWO'ers boeken met intertekstuele verbanden als literatuur met een grote L te beschouwen.

Ronde 6

Mia Stokmans

Universiteit van Tilburg

Contact: m.j.w.stokmans@uvt.nl

Belemmeringen om vmbo-leerlingen tot lezen aan te zetten6

Onderzoek zoals dat van het SCP wijst uit dat jongeren steeds minder lezen in hun vrije tijd en dat ze het lezen steeds minder leuk vinden, maar dat het belang van een leesgewoonte in de huidige informatiemaatschappij niet is afgenomen. Het is dan ook niet verwonderlijk dat de belangstelling voor leesbevordering alleen maar is aangewakkerd. Maar kunnen leesbevorderingsprogramma's de leesgewoonte veranderen en zijn ze net zo effectief voor leeszwakke leerlingen als voor leessterke leerlingen? In deze paper zal aangetoond worden dat leeszwakke leerlingen juist minder veranderen in hun leesattitude dan leessterke leerlingen. Hiermee is de kans op een verandering in de leesgewoonte voor deze leeszwakke leerlingen ook kleiner. Om dit te onderbouwen volgt een korte theoretische uiteenzetting.

5   Zijn bespreking van het gebruik van hypertekst bij Marsua is te vinden op: http://www.kantl.be/ctb/vanhoutte/pub/ 1 9 97/marsua. htm

6   Dit onderzoek is mede mogelijk gemaakt door subsidiering van Stichting Lezen.

86

Labels

doelgroep
NT1-leerlingen
domein
leesonderwijs
leesbevordering
literatuuronderwijs
land
Nederland
onderwijstype
voortgezet/secundair onderwijs
thema
onderwijsleermateriaal
ICT
papier

Dit artikel is onderdeel van

Onderdeel van

20ste Conferentie Het Schoolvak Nederlands · 2006