Els Leenders · 22ste Conferentie Het Schoolvak Nederlands · 2008 · pagina 93 - 97
3. Competentieleren
Hajer, M. & T. Meestringa (2004). Handboek taalgericht vakonderwijs. Bussum: Coutinho.
Ministerie van OC&W (2004). “Van A tot Z betrokken’. Aanvalsplan Laaggeletterdheid 2006-2010” (http://taalinmbo.kennisnet.nl/bronnen/aanvalsplan).
Neuvel, J., T. Bersee, H. Den Exter & M. Tijssen (2004). Nederlands in het Middelbaar Beroepsonderwijs. Een verkennend onderzoek naar het onderwijsaanbod Nederlands en de taalvaardigheid van de leerlingen. ‘s-Hertogenbosch: CINOP
Verhallen, S. (2007). “Een brede visie op taalontwikkeling”. In: Profiel, jg. 16, nr. 2, p. 21-23.
Ronde 7
Els Leenders
SLO, Enschede
Contact: e.leenders@slo.nl
Mbo, toets je taal! Taalvaardigheid Nederlands beoordelen in competentiegericht onderwijs
1. Inleiding
Het ontwikkelen van competentiegericht beroepsonderwijs is een complexe onderneming. Nederlands daarin een plaats geven kost denk- en ontwikkelwerk. Bovendien moeten docenten aan de slag met hun competenties rond beoordelen: als deelnemers beoordeeld worden op grond van relevante taaltaken, zullen ze sneller inzien wat er verwacht wordt en dat verbetert hun taalvaardigheid. Maar taaltaken ontwikkelen en het beoordelen ervan is niet eenvoudig. Dat was immers de ervaring van de projectgroep ‘Talen van de Bedrijfstakgroep Uiterlijke Verzorging’ (BTG-UV). In dit artikel worden enkele vraagstukken besproken die ontstonden tijdens de ontwikkeling van de publicatie UV, toets je taal!
De Bedrijfstakgroep Uiterlijke Verzorging heeft voor de docenten Nederlands in die sector twee publicaties ontwikkeld: UV, beheers je taal! en UV, toets je taal! Deze publicaties zijn te vinden op: www.mboraad.nl
3
93
TWEEËNTWINTIGSTE CONFERENTIE HET SCHOOLVAK NEDERLANDS
-
Competentiegericht onderwijs
In competentiegericht onderwijs worden vakken geïntegreerd en wordt kennis aangeboden als ondersteuning bij integrale opdrachten. Functioneren in de beroepspraktijk is de belangrijkste richtlijn. Echter, de moeizame ontwikkeling naar kwalitatief goed competentiegericht onderwijs, de zorg om de afnemende taalvaardigheid van mbo-deelnemers en de maatschappelijke aandacht voor de verminderde taalbeheersing van alle leerlingen hebben ertoe geleid dat de eisen voor taalniveaus expliciet zijn vastgelegd1. Daarmee zijn de problemen natuurlijk niet opgelost. Opdat deelnemers de eisen kunnen halen, moeten docenten functioneel taalonderwijs ontwikkelen dat past bij integrale opdrachten en moeten ze taalvaardigheid leren beoordelen.
-
UV, beheers en toets je taal!
De BTG-UV is in 2006 een taalproject begonnen om expliciet aandacht te schenken aan taalvaardigheid in het competentiegerichte UV-onderwijs. Eerst heeft een werkgroep van zeven docenten Nederlands en een SLO-leerplanontwikkelaar UV, beheers je taal! ontwikkeld. Deze publicatie geeft inzicht in de taalgebruikssituaties waarin beginnende beroepsbeoefenaars taalvaardig zijn. Deze situaties zijn afgeleid uit de kwalificatiedossiers en vormen een basis voor het ontwikkelen van taaltaken en van een taalleer-lijn. Vervolgens is de werkgroep in 2007 aan de slag gegaan met het ontwikkelen van taaltaken (assessments) waarmee taalvaardigheid beoordeeld kan worden. Hierbij doken enkele vraagstukken op waarvan er vier werden uitgediept, omdat ze illustratief zijn voor de moeilijkheden waarmee docenten te maken krijgen als ze taalvaardigheid willen beoordelen.
-
Het ontwikkelen van functionele taaltaken
Voor de UV-docenten Nederlands was het ontwikkelen van functionele taaltaken om taalvaardigheid te beoordelen erg lastig. Functionele taaltaken komen uit de beroepspraktijk. De taak moet zich afspelen in een realistische beroepssituatie – die natuurlijk ook gesimuleerd kan worden – zoals bijvoorbeeld het invullen van een klantenkaart of het voeren van een gesprek over een gezichtsbehandeling.
Er zijn twee redenen waarom het ontwikkelen van functionele taalopdrachten lastig is. Ten eerste zijn docenten Nederlands door hun opleiding meer gericht op algemene taalvaardigheid dan op specifieke beroepstaalvaardigheid. Werkstukken maken, het lezen en samenvatten van een krantenartikel, etc. zijn belangrijke activiteiten. Het lezen van vakteksten, het voeren van een verkoopgesprek, etc. staan meestal verder van hen af.
Ten tweede wordt bij competentiegericht onderwijs veel gewerkt met integrale opdrachten die in de beroepspraktijk voorkomen. Voor de docent Nederlands is het
94
3. Competentieleren
niet altijd duidelijk welke taalondersteuning op welk moment daarbij gegeven kan worden, laat staan dat de docent uit die integrale opdrachten taaltaken kan halen om taalvaardigheid te oefenen en te beoordelen. Bovendien heeft de docent bij een functionele taaltaak ook vakkennis en beroepscontext nodig, want dat is de inhoud van de taalhandeling. Taaldocenten en vakdocenten moeten dus nauw samenwerken.
-
Het beoordelen van receptieve vaardigheden
Spreken en schrijven zijn productieve vaardigheden: ze leveren een product op, bijvoorbeeld een gesproken of een geschreven tekst. Dit product kan beoordeeld worden op verschillende aspecten zoals woordenschat, functionaliteit, lengte, spelling, etc. Lezen en luisteren zijn receptieve vaardigheden: ze leveren geen direct meetbaar product op. Of iemand iets begrepen heeft, kun je ‘van buitenaf niet zien’; het speelt zich in zijn hoofd af. Het beoordelen van de vaardigheden lezen en luisteren is bijgevolg complexer dan de beoordeling van productieve vaardigheden, omdat de opbrengst van het lees- of luisterproces – het tekstbegrip – voor anderen onzichtbaar is.
Vaak gebeurt de beoordeling door vragen te stellen over de inhoud van een (lees- of luister-) tekst. Dit is enigszins kunstmatig, maar wel een manier om een bewijs van lees- of luistervaardigheid te verzamelen zonder dat een beroep gedaan wordt op spreek- of schrijfvaardigheid. Ook kunnen twee teksten vergeleken worden, bijvoorbeeld een presentatie of artikel met een (onjuiste) samenvatting. Zo kan je de deelnemer bijvoorbeeld vragen om wat hij gehoord heeft te vergelijken met een mondelinge samenvatting waarin kernpunten verkeerd zijn weergegeven. Als hij de fouten ontdekt, heeft hij de kern van de presentatie goed begrepen en heeft hij goed geluisterd. Daarnaast kan ook gedrag als bewijs voor begrip dienen, bijvoorbeeld door mensen te laten handelen naar aanleiding van een instructie.
-
De criteria Raamwerk Nederlands in (v)mbo
Het Raamwerk Nederlands in het (v)mbo (Bohnenn e.a. 2007) geeft voor elke vaardigheid per niveau kenmerken van de taakuitvoering. Deze kenmerken beschrijven wat je moet zien als een taalproduct of taalgedrag op een bepaald taalniveau ligt. Echter, niet alle kenmerken komen in elke taaltaak voor. Zo is bijvoorbeeld ‘samenhang in de tekst’ niet direct een kenmerk dat past bij het invullen van een formulier. Docenten moeten dus een selectie maken, wat betreft de kenmerken die ze per taalproduct beoordelen. Ook moeten ze selecteren in het aantal criteria per kenmerk, want anders wordt het beoordelen ervan een onmogelijke opgave. Praktische toepasbaarheid van een beoordelingsmodel is immers erg belangrijk. Daarnaast moeten docenten gevoel ontwikkelen voor beschrijvingen als ‘meestal correct’, ‘af en toe’, ‘soms’, e.d. Hiervoor is het zinvol om per kenmerk de beschrijvingen van de verschillende niveaus naast elkaar te leg-
3
95
TWEEËNTWINTIGSTE CONFERENTIE HET SCHOOLVAK NEDERLANDS
gen. Bedenk wel dat het gaat om een holistische beoordeling, niet om de details. De ‘bewijskracht’ ontstaat doordat de deelnemer veel bewijzen levert die globaal worden beoordeeld. Voor het ontwikkelen van goede beoordelingsmodellen is inzicht nodig in de opbouw van het Raamwerk Nederlands in (v)mbo.
Bron: Raamwerk Nederlands in (v)mbo, kenmerken van de taakuitvoering, niveau B1 Schrijven
7. Ontwikkelingsgericht beoordelen versus examineren
De docenten van de UV talenprojectgroep waren reeds voldoende vertrouwd met competentiegericht beoordelen en hadden dan ook vooral oog voor de manier waarop het Raamwerk Nederlands in (v)mbo zichtbaar maakt wat iemand al kan. Ze hadden moeite om op grond van een taaltaak te zeggen: ‘nee, jij hebt niveau B1 niet gehaald’. Belangrijk is dat deelnemers vaak en veel bewijzen leveren van uitgevoerde taaltaken. Dit voorkomt dat de docent een deelnemer moet afwijzen bij de eindbeoordeling. Bij het oefenen van de taaltaken geven docenten volop feedback waarmee deelnemers aan de slag kunnen om hun competenties verder te ontwikkelen. Daarbij is het ook voor de deelnemer noodzakelijk dat de niveaus helder zijn, want de deelnemer moet weten wat er van hem wordt verwacht en wat er nog aan ontbreekt. De eindbeoordeling wordt pas gedaan als de deelnemer eraan toe is. Op die manier wordt recht gedaan aan de ontwikkelingsgerichtheid van competentiegericht beoordelen.
Taaltaken ontwikkelen met goede beoordelingsmodellen erbij kost enorme inspanningen, maar er is een wereld te winnen, namelijk de competenties van docenten rond beoordelen verbeteren. Bovendien zullen deelnemers als ze weten wat ze moeten laten
96
3. Competentieleren
zien in welke situaties zich dit snel eigen proberen te maken. Daarom zijn voorbeelden van taaltaken op grond waarvan beoordeeld kan worden erg belangrijk. Het is te hopen dat meerdere sectoren het voorbeeld van de BTG-UV volgen en voorbeelden van taaltaken gaan ontwikkelen die passen bij hun beroepspraktijk. |
|
Referenties
Bohnenn, E. e.a. (2007). Raamwerk Nederlands, Nederlands in (v)mbo-opleiding, beroep en maatschappij. ’s Hertogenbosch: Cinop. (zie: www.mboraad.nl)
Noten
1 In kwalificatiedossiers (www.colo.nl) en in Document leren, Loopbaan en Burgerschap (www.mbo2010.nl) |
3 |
97