Theo Witte & Monique Metzemaekers · 23ste Conferentie Het Schoolvak Nederlands · 2009 · pagina 209 - 213
6. Literatuur
(2008) vindt de geïnteresseerde lezer een leidraad in de intussen immense zee van strips, of zoals geformuleerd wordt in de ondertitel: een overzicht van de stripklassiekers “die niet in je boekenkast mogen ontbreken”.
Referenties
Cumps, J. & K. Morissens (2007). Laat ze strips lezen. Informatie en suggesties voor school, thuis en bibliotheek. Leuven: Acco.
Cumps, J. (2008). “Van Elsschot tot Matena. Van Kaas tot kunst”. (http://www.stripelmagazine.be/pivot/entry.php?id=2313).
Cumps, J. (2009). “Zijn strips wel te vertalen?” (http://www.stichtingbeeldverhaal.nl/ 719/comics-in-translation.htm)
De Weyer, G. (2008). 100 stripklassiekers die niet in je boekenkast mogen ontbreken. Amsterdam/Antwerpen: Atlas.
Kempeneers, M. (2007). “Spoedcursus graphic novel”. In: De Standaard (Letteren), 2 november 2007.
Van Dievel, L. (2007). “Over Kiekeboe, de erfgenaam van Nero”. In: Stripgids, jg. 1, nr. 3, p. 64-65.
Zanettin, F. (2008). Comics in translation. Manchester: St. Jerome Publishing.
Â
Ronde 5 |
6 | |
Theo Witte (a) & Monique Metzemaekers (b)
Contact: t.c.h.witte@rug.nl mmetzemaekers@home. nl |
Lezen voor de lijst
Standards and quality are essential to education. Learning means changing, and changing implies some continuum ofstandards along which those changes can be marked. Learning also entails errors, and errors are most useful to learners when they are interpreted in terms of developing competence (Gardner 2008)
209
DRIEËNTWINTIGSTE CONFERENTIE HET SCHOOLVAK NEDERLANDS
-
Inleiding
In het hoger algemeen voortgezet onderwijs (havo) en het voorbereidend wetenschappelijk onderwijs (vwo) worstelen veel docenten met de vraag hoe ze de kloof tussen adolescente leerlingen en literatuur voor volwassenen moeten overbruggen. Er is weinig bekend over wat leerlingen aankunnen en op welke competenties literaire teksten een beroep doen. Tot voor kort was evenmin bekend welke literaire ontwikkeling leerlingen tussen 15 en 18 jaar doormaken. Docenten weten bovendien vaak niet hoe ze moeten omgaan met de nogal grote verschillen in lees- en levenservaring die ze in hun klassen aantreffen. Het onderzoek van Witte (2008) naar het literaire ontwikkelingsproces van havo- en vwo-leerlingen heeft hier verandering in gebracht. Er is een literatuurdidactisch instrument beschikbaar gekomen waarmee docenten 6 niveaus van literaire competentie kunnen onderscheiden en hun boekadviezen en verwerkingsopdrachten beter op een bepaald niveau kunnen afstemmen. Voor de implementatie van dat instrument wordt op dit moment de website http://www.lezenvoordelijst.nl ontwikkeld. Voordat we uiteenzetten wat die site voor het literatuuronderwijs kan betekenen, zullen we enkele problemen schetsen die de aanleiding vormden voor dit initiatief.
-
Enkele problemen
Een algemeen probleem van het literatuuronderwijs is het gebrek aan concrete doelen en een concrete richting. Leerlingen weten via pta’s, studiewijzers, boekenlijstjes, etc. wel wat ze allemaal voor literatuur moeten doen, maar niet wat ze gaan leren. Leerlingen lezen in de instructie dat ze hun literaire competentie moeten ontwikkelen, maar het is vaak onduidelijk wat dat precies inhoudt. Er staat bijvoorbeeld nergens wat je moeten weten en kunnen om bijvoorbeeld een boek als De aanslag goed te kunnen lezen en interpreteren. Ook docenten vinden het vaak moeilijk om de ontwikkelingsdoelen voor leerlingen te verhelderen. Concrete plaatsbepalingen (“hier sta je”), bestemmingen (“daar moet je naartoe”) en manieren van gidsen (“zo kom je er”) ontbreken op de weg van het literatuuronderwijs.
Voor veel leerlingen is de overgang van belevend lezen van jeugdliteratuur in de onderbouw naar literair-esthetisch lezen van volwassenenliteratuur in de bovenbouw veel te groot. Uit onderzoek is bekend dat docenten weinig kennis hebben van overgangsliteratuur (Van Lierop-Debrauwer 2002). Bovendien is gebleken dat docenten vaak te snel de stap zetten naar analyse en de neiging hebben de moeilijkheid van volwassenenliteratuur voor leerlingen van 15-18 jaar te onderschatten (Witte 2008). Wat geletterde volwassen docenten als een gemakkelijk, toegankelijk boek beschouwen, wordt door leerlingen met minder lees- en levenservaring vaak als een ‘vaag’ en ‘saai’ boek ervaren. Hiermee wordt niet alleen de lezer, maar ook het boek onrecht aangedaan.
210
6. Literatuur
Leerlingen krijgen onvoldoende begeleiding bij hun boekkeuze. Vaak krijgen ze de vrijheid om zelfstandig boeken uit een boekenlijst te kiezen. Maar keuzevrijheid leidt vaak tot twijfelachtige keuzes, omdat leerlingen meestal geen idee hebben waar ze uit kunnen kiezen. De informatie die over de boeken wordt verstrekt, reikt in veel gevallen niet verder dan informatie over de auteur, de titel, het jaartal en soms het aantal pagina’s. Voor leerlingen met weinig literaire kennis zegt zo’n boekenlijst net zoveel als een willekeurige pagina uit een telefoonboek. Veel docenten kampen eveneens met een zeker gebrek aan boekenkennis. Het enorme aanbod is voor vrijwel niemand meer te overzien: de bibliotheken en boekwinkels staan vol met boeken en jaarlijks komen er honderden nieuwe romans bij. Naast een gebrek aan gedifferentieerde boekenkennis is er ook sprake van een gebrek aan meer specifieke vakdidactische kennis. De vragen en opdrachten die de leerlingen over een boek krijgen, zijn vaak heel algemeen en sluiten onvoldoende aan bij het betreffende boek en de kennis van de leerling. Hierdoor werken de leerlingen de taken vaak plichtmatig af en wordt er weinig diepgang bereikt.
Een recent probleem is de ‘vergroening’ van het docentenkorps: de oudere docenten die tijdens hun studie vaak veel moesten lezen en gedurende hun loopbaan een enorme boekenkennis hebben opgebouwd, worden opgevolgd door jonge docenten met veel minder literaire bagage. Die docenten weten vaak niet hoe ze hun achterstand in moeten halen en zouden veel baat hebben bij een zekere standaardisering van de boekkeuze, opdat ze zich gericht zouden kunnen inlezen en bijscholen. Ook schoolmediatheken en openbare bibliotheken kampen met het probleem dat ze niet goed weten welke boeken ze voor het literatuuronderwijs in hun collectie moeten opnemen en hoe ze die voor het literatuuronderwijs op peil moeten houden.
Samenvattend kunnen we stellen dat zowel leerlingen als docenten en ook de (school)bibliotheken baat hebben bij een zekere standaardisering van de keuzemogelijkheden. Ook is er sterke behoefte aan een didactisch hulpmiddel waarmee de keuze en verwerking van boeken geoptimaliseerd kan worden.
3. Didactische hulp
Stichting Lezen heeft in het najaar van 2008 het initiatief genomen om samen met Theo Witte de mogelijkheid te onderzoeken om een website te ontwerpen die in de behoeften van docenten, leerlingen en (school)bibliotheken kan voorzien. Op dit moment werkt een redactie, die bestaat uit docenten, letterkundigen en vakdidactici, aan de website http://www.lezenvoordelijst.nl. Die site zal in de nabije toekomst docenten en leerlingen hulp bieden bij de advisering, keuze en verwerking van boeken. Ook helpt de catalogus mediathecarissen bij het samenstellen en actualiseren van de boekencollectie op school. De productie van de site is voorlopig in handen van het
6
211
DRIEËNTWINTIGSTE CONFERENTIE HET SCHOOLVAK NEDERLANDS
Universitair Onderwijscentrum Groningen (UOCG) van de Rijksuniversiteit Groningen. Stichting Lezen ondersteunt de ontwikkeling van de site. Waarschijnlijk zal de Stichting Passionate Bulkboek de site adopteren.
Het hart van de site is een catalogus van 200 boeken waaruit leerlingen bewust kunnen kiezen voor hun leeslijst Nederlands. Jaarlijks zal de catalogus met 5 à 10 boeken worden geactualiseerd. Een bijzonder kenmerk van de catalogus is dat de boeken zijn ingedeeld naar 6 niveaus. De leerlingen krijgen bij elk boek informatie over het niveau, de inhoud, de stijl en de leeservaringen van enkele leeftijdgenoten, zodat zij een welbewuste keuze kunnen maken. Ook zullen bij elk boek enkele ‘aanwijzingen voor de lezer’ worden gegeven, opdat de leerling zich goed zou kunnen oriënteren op de leestaak.
Docenten krijgen bij elk boek hoogwaardige letterkundige en didactische informatie. Bij letterkundige informatie moet men denken aan informatie over de auteur, de inhoud, de structuur, de thematiek, de ontvangst, enz., zoals in het Lexicon van Literaire werken. De didactische informatie zal bestaan uit vragen, opdrachten en extra materiaal, zoals interviews en recensies. Bij elk boek zal een reeks opdrachten worden gegeven op 3 niveaus: ‘relatief gemakkelijk’, ‘gemiddeld’ en ‘moeilijk’. Men kan dus zowel differentiëren met het niveau van het boek als met het niveau van de opdrachten. Leerlingen die een relatief moeilijk boek hebben gekozen, kunnen betrekkelijk eenvoudige opdrachten krijgen, en omgekeerd kunnen bij relatief gemakkelijke boeken moeilijke opdrachten worden verstrekt. Het doel van de opdrachten is dat ze de lezer aanzetten tot verdieping van de leeservaring.
Docenten hebben een belangrijke stem bij de samenstelling van de catalogus. In het voorjaar van 2009 werden docenten opgeroepen om te reageren op een eerste selectie van 100 boeken en om zelf suggesties aan te dragen. Hieraan werd massaal gehoor gegeven: bijna 1000 docenten hebben de lijst beoordeeld en suggesties aangedragen. Op basis van die ‘veldraadpleging’ heeft de redactie een catalogus van 200 titels samengesteld en die ingedeeld naar 6 niveaus. De lijst is sinds september beschikbaar en kan via de site worden gedownload. In het voorjaar van 2010 zullen docenten opnieuw worden benaderd om suggesties te doen voor opdrachten bij de boeken. Op die manier probeert de redactie docenten alvast vertrouwd te maken met de site en het denken in leesniveaus.
4. Planning
De ontwikkeling van de site is een meerjarig project, waardoor de definitieve website pas in 2011 voor docenten en leerlingen operationeel zal zijn. Vervolgens zal de site
212
6. Literatuur
worden uitgebreid voor de moderne vreemde talen zodat leerlingen en alle literatuurdocenten gebruikmaken van dezelfde bron. Verwacht wordt dat dit een jaar in beslag zal nemen zodat de site aan het eind van 2012 voor alle talen operationeel zal zijn. Gedurende de looptijd van het project is het de bedoeling in samenwerking met de Taalunie een soortgelijke site voor het literatuuronderwijs in Vlaanderen te ontwikkelen.
De redactie verwacht dat de site http://www.lezenvoordelijst.nl het literatuuronderwijs een nieuwe impuls zal geven. Het zal docenten en leerlingen in elk geval helpen om op het juiste moment het juiste boek te kiezen en om het niveau van literaire competentie van alle leerlingen te verhogen, met als resultaat – hopelijk – meer voldoening in het lezen en onderwijzen van literatuur.
Â
Referenties |
||
Van Lierop-Debrauwer, H. (2002). “Een gemiste kans. De adolescentenroman voor de jeugd in het literatuuronderwijs in de tweede fase”. In: A. Raukema, D. Schram & C. Stalpers (red.). Lezen en leesgedrag van adolescenten en jongvolwassenen. Stichting Lezen reeks 5. Verslag van het congres van 23 en 24 mei 2002 georganiseerd door Stichting Lezen en de Provinciale Bibliotheek Centrale Noord-Brabant. Delft: Eburon, p. 15-25. Witte, T. (2008). Het oog van de meester. Een onderzoek naar de literaire ontwikkeling van havo- en vwo-leerlingen in de tweede fase van het voortgezet onderwijs. Stichting Lezen Reeks 12. Delft: Eburon. |
6 | |
Ronde 6 |
||
Niels Bakker VU/Stichting Lezen, Amsterdam Contact: nielsjbakker@gmail.com Help, de woorden bewegen! Over het lezen van literatuur in een digitaal tijdperk
1. Van print naar digitaal lezen |
||
De Nederlandse samenleving ontleest in een hoog tempo. De vrije tijd die mensen besteden aan gedrukte media halveerde volgens gegevens van het Sociaal Cultureel |
213