Taaleisen in economielessen: hoe werkt dat?

Bart van der Leeuw & Theun Meestringa  ·  24ste Conferentie Het Schoolvak Nederlands  ·  2010  ·  pagina 328 - 335

Download artikel

VIERENTWINTIGSTE CONFERENTIE HET SCHOOLVAK NEDERLANDS

Ronde 6

Bart van der Leeuw & Theun Meestringa SLO

Contact: b.vanderleeuw@slo.n1

t.meestringa@slo.nl

Taaleisen in economielessen: hoe werkt dat?

1. Inleiding

Het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap in Nederland heeft bij wet het Referentiekader taal vastgesteld. Hierin staat beschreven wat leerlingen op verschillende momenten in hun schoolloopbaan op het gebied van taal moeten kennen en kunnen (Ministerie OCW 2010). De wet is voorbereid door de `Expertgroep doorlopende leerlijnen taal en rekenen'. In een advies aan de minister wijst de Expertgroep (2008: 30) erop dat er niet alleen in de lessen Nederlands aandacht moet zijn voor het realiseren van de referentieniveaus taal: "De taalzorg dient in het onderwijs verbeterd te worden door een gericht taalbeleid in de scholen, door taalgericht vakonderwijs, door lessen Nederlands in het beroepsonderwijs en door centrale examinering. [...1 Taalgericht vakonderwijs staat voor een didactiek die gebruik maakt van het feit dat taal een belangrijke rol speelt bij het leren, wat er ook geleerd wordt. Er moet dan veel aandacht uitgaan naar uitbreiding van de woordenschat en mondelinge en schriftelijke productie gericht op inhouden van het vak".

Met taalgericht vakonderwijs is de afgelopen vijftien jaar op veel scholen (zowel scholen voor primair als voor voortgezet onderwijs) ervaring opgedaan (Hajer Meestringa 2009; van Beek & Oerhallen 2004), maar het is beslist nog geen gemeengoed in de huidige onderwijspraktijk. Dat komt niet in de laatste plaats doordat de relatie tussen taalgebruik en vakinhoud gecompliceerd is. Het gaat om veel meer dan het aanleren van een aantal vaktaalwoorden. Bij het ontwerpen en uitvoeren van een aantal lessenseries voor verschillende schoolvakken bleek onder andere dat elk vak specifieke inzichten hanteert over hoe de wereld in elkaar zit en hoe je die wereld kunt beschouwen. Die inzichten en beschouwingswijzen worden zichtbaar in vaktaal: "Bij biologie bijvoorbeeld gaat het vooral om het beschrijven, ordenen en systematiseren wat in flora en fauna aan de hand is. [...1 Bij natuurkunde gaat het om wetmatigheden die altijd aan de hand zijn, ook als ze onzichtbaar zijn. Krachten, energie, bouwstenen: alles wordt beschreven in termen van wetten die altijd gelden binnen een model. [...1 Bij economie gaat het om prijsbewustzijn, winst en verlies, kosten en baten en de mate waarin mensen risico willen lopen. Dit geeft, in tegenstelling tot natuur-

328

11. Taalvaardigheid

kunde, allerlei onzekerheden, waarschijnlijkheden en mogelijkheden die tot uitdrukking komen in het taalgebruik" (Hajer, van der Laan & Meestringa 2010: 19-20).

In ons onderzoek proberen we preciezer in beeld te krijgen hoe vakmatig denken en handelen tot uitdrukking komt in taalgebruik. Daarbij concentreren we ons op schrijftaken die leerlingen binnen de schoolvakken `biologie' en `economie' voorgeschoteld krijgen. Welke talige eisen worden aan leerlingen gesteld? Zijn die eisen te verbinden met het Referentiekader taal? Zijn vakleraren zich bewust van die eisen? Hoe gaan leerlingen met die eisen om en wat voor teksten schrijven ze? We illustreren de werkwijze en resultaten van het onderzoek met behulp van een schrijfopdracht uit het economieonderwijs: `De prijs van voetbal'.

2. Het taalvaardigheidsniveau van een schrijfopdracht economie

In het vernieuwde economieonderwijs voor het hoger algemeen voortgezet onderwijs (havo) en het voorbereidend wetenschappelijk onderwijs (vwo) wordt gewerkt vanuit de zogenoemde context-conceptbenadering (Welp & Verlee 2009; Welp 2010). Dat wil zeggen dat er voortdurend sprake is van een wisselwerking tussen een stelsel van begrippen en concepten (economische theorie) en contexten in de alledaagse werkelijkheid, waarin die concepten toegepast moeten worden. Regelmatig – ook tijdens toetsen – worden leerlingen geconfronteerd met een concrete maatschappelijke casus die economisch geduid en geanalyseerd moet worden. De leerlingen gaan met een dergelijke casus aan de slag, hetgeen moet resulteren in een (beoordeelbare) geschreven tekst. In de beoordeling bekijkt de docent of er in de tekst sprake is van voldoende `kennis', `begrip' en `toepassen' (denkvaardigheden van lagere orde) en of er sprake is van `analyseren', <evalueren' of `creëren' (denkvaardigheden van hogere orde). In figuur 1 geven we een voorbeeld van zo'n contextopdracht economie.

329

VIERENTWINTIGSTE CONFERENTIE HET SCHOOLVAK NEDERLANDS

De prijs van voetbal

Het Brabantse Deurne stond op zijn kop toen bleek dat de amateurvoetballers van SV Deurne tijdens de loting van de KNVB-beker gekoppeld werden aan de profvoetballers van Feyenoord. De voorzitter van SV Deurne: "Dit is een droom die uitkomt, en we spelen ook nog thuis. Gezien de verwachte vraag naar kaartjes voor deze wedstrijd moeten we zelfs uitwijken naar het stadion van sportclub Helmond Sport, het stadion verderop, want onze tribune is te klein." Het bestuur van de SV Deurne discussieert over de hoogte van de prijs per toegangskaartje, uitgaande van de verwachte vraag naar kaartjes (bijlage 1, 2 en 3). De penningmeester van de club heeft toegezegd met een voorstel te komen. De penningmeester is van mening dat de beschikbare plekken in het stadion eigenlijk zouden moeten worden toegewezen aan de eigen fans. Gezien de betalingsbereidheid ook nog eens een stuk lucratiever. Maar ja, op welke manier is dat te regelen? Los nog even van alle bezwaren van het bestuur en de supporters van Feyenoord.

Oftewel, jij moet de penningmeester van de SV een weloverwogen advies geven zodat hij het voor elkaar krijgt de opbrengst voor de komende voetbalwedstrijd te maximaliseren.

(Toegevoegd zijn 3 bijlagen met respectievelijk de toeschouwerscapaciteit van het stadion, de betalingsbereidheid van de Deurne-supporters en de betalingsbereidheid van de Feyenoord-supporters.)

Figuur 1: Een schrijfopdracht economie: `een weloverwogen advies'.

Wanneer we de bovenstaande opdracht bezien in het licht van de referentieniveaus voor de vaardigheid `schrijven' zijn de volgende taakomschrijvingen relevant:

 

2F

3F

4F

Kan onderhoudende teksten

schrijven en overtuigen met

Kan uiteenzettende,

beschouwende en betogende

Kan teksten schrijven met een

uiteenzettend, beschouwend of

argumenten.

teksten schrijven.

betogend karakter waarin

verbanden worden gelegd

Kan verslagen en werkstukken

Kan vanuit een vraagstelling een

tussen afzonderlijke onderwerpen.

schrijven met behulp van een

verslag, werkstuk of artikel

stramien en daarbij informatie

schrijven waarbij een argument

Kan verslagen, werkstukken en

uit verscheidene bronnen

wordt uitgewerkt en daarbij

artikelen schrijven over complexe

samenvoegen.

redenen aangeven voor of

onderwerpen en relevante

tegen een bepaalde mening en

opmerkelijke punten daarin

de voor- en nadelen van

benadrukken met gebruikmaking

verschillende keuzes uitleggen.

van verscheidene bronnen.

Kan informatie uit verschillende

bronnen in één tekst

synthetiseren.

Figuur 2: Niveaubeschrijving voor de vaardigheid `schrijven' uit het Referentiekader.

330

11. Taalvaardigheid

We zien clan het volgende:

  • In de opdracht is sprake van een weloverwogen advies. Zo'n tekst heeft zowel een uiteenzettend (de overweging) als een betogend (het advies) karakter. Er is maar één onderwerp aan de orde, met name de prijsbepaling van de toegangskaarten voor een voetbalwedstrijd. Wat dat betreft is de taakomschrijving van 3F het meest passend.

  • In de opdracht gebruikt de leerling zowel de opdrachttekst als de bijgevoegde tabellen met informatie over de capaciteit en de betalingsbereidheid als bron. In die zin past de opdracht bij alle drie de referentieniveaus. Daarin is steeds sprake van gebruik/synthese van verschillende bronnen.

  • De opdracht voorziet de leerling niet van een stramien. Hoe hij zijn tekst structureert, moet hij zelf bedenken. In die zin overstijgt de opdracht niveau 2F.

  • De opdracht heeft als centrale vraagstelling: <Hoe kan de penningmeester de opbrengst van de kaartverkoop maximaliseren?' Hij moet daarbij rekening houden met de betalingsbereidheid van de supporters van Feyenoord en FC Deurne. De voor- en nadelen van bepaalde keuzes zullen ten opzichte van elkaar afgewogen moeten worden. In die zin past de opdracht uitstekend bij niveau 3F.

  • Of de <prijsbepaling van toegangskaarten' een complex onderwerp is, is de vraag. Vanuit het vak economie waarschijnlijk niet: er spelen bijvoorbeeld geen macro-economische aspecten een rol.

Concluderend kunnen we vaststellen dat de schrijfopdracht het beste past bij de taakomschrijvingen van niveau 3F, dat wil zeggen einde havo/einde mbo-41.

3. De eisen van het vak economie aan de uitvoering van een schrijfopdracht

Via docenten economie verzamelden we een flink aantal leerlingenteksten, waarin de bovenstaande opdracht is uitgewerkt. De kwaliteit ervan varieerde sterk. De vraag is echter hoe je die kwaliteit(verschillen) het best kunt benoemen. Voor de vakinhoudelijke kwaliteit konden we gebruikmaken van het door economiedocenten gehanteerde beoordelingssysteem, waarin de aspecten `kennis', inzicht , <toepassen', <analyseren', <evalueren' en <creëren' worden geturfd en gewogen. Voor de taalkwaliteit konden we gebruikmaken van het Referentiekader taal, waarin de taakuitvoering wordt gemeten langs de dimensies van <samenhang', <afstemming op doel en publiek', <woordgebruik' en <spelling en leesbaarheid'. Gezien de aard van de opdracht zouden de leerlingenteksten op al die dimensies niveau 3F moeten halen. Beide beoordelingsystemen gaven ons echter te weinig houvast voor het vaststellen van de gewenste vaktalige kwaliteit die de adviestekst zou moeten hebben. We vroegen daarom aan een vakdeskundige om de opdracht zelf uit te voeren, zodat we over een `modeltekst' konden beschikken. In figuur 3 is die modeltekst (enigszins ingekort) weergegeven.

331

VIERENTWINTIGSTE CONFERENTIE HET SCHOOLVAK NEDERLANDS

Voordat ik met een oplossing kom (een advies voor de penningmeester) zou ik een aantal zaken willen noemen die van belang zijn:

  • er is grote belangstelling voor de wedstrijd

  • je wilt een zo hoog mogelijke omzet/winst; dus mensen selecteren met een zo hoog mogelijke betalingsbereidheid

  • deze bereidheid 'kun je aan de persoon zelf zien'

  • het product is identiek; een voetbalwedstrijd

  • je kunt mensen een 'betere' plek aanbieden (1 e, 2e, 3e rang)

  • je hebt te maken met je eigen reputatie, dus eenmalig een hoge prijs levertje weinig goodwill op.

Ik schets drie scenario's die doorlopen kunnen worden mijns inziens

- betalingsbereidheid Deurre [een tabel uit de opdrachtbijlage omgezet in een grafiek] - betalingsbereidheid Feyenoord: niet relevant, alleen Deurne fans

Scenario 1: het meest eenvoudige is de verkoopprijs op ? 30,00 te stellen. Nu haal je een omzet van ? 30 x 5.900.00 = bijna ? 180.000,00, maar dit levert je niet de hoogste winst op.

Er zijn nu Deurre supporters die ? 30,00 betalen terwijl ze eigenlijk ? 50,00 of ? 40,00 wilden betalen. In de praktijk, rekening houdend dat het lastig is om in het stadion verschillende plaatsen te creëren; het meest logisch.

Scenario 2 is de mogelijkheid creeren om verschillende plaatsen 'weg te zetten'. De mensen met een hoge bereidheid krijgen een mooie plaats enzovoort. Deze optie en de mogelijke omzet/winst hangt nu af van de 'te onderscheiden plaatsen'. Stel dat je nu:

 

200 plaatsen

le rang á

30,00

=

10.000,00

3.000 plaatsen

2e rang á

40,00

=

120.000,00

2.700 plaatsen

3e rang á

30,00

=

81.000,00

211.000,00

Deze omzet is fors meer dan scenario 1. Als penningmeester kan deze mogelijkheid wel eens wat weerstand opleveren. Maar ja, aan de andere kant wordt het verschil in prijs ook gecompenseerd door een verschillende 'kwaliteit'.

Scenario 3 is de laatste optie. De penningmeester kan heel eenvoudig een oproep doen aan alle fans door iedereen (de geïnteresseerden) een mail aan hem te sturen met in die mail het bedrag dat hij of zij wenst te betalen voor een kaartje. Deze zogenaamde 'closet bit' leidt ertoe dat alle supporters hun maximale betalingsbereidheid gaan opschrijven. Bij scenario 3 krijg je dus een situatie zoals je in een vliegtuig bij EasyJet of Ryanair ook aantreft. Mensen betalen voor hetzelfde product een verschillende prijs.

De omzet is wel het hoogst: 500 x 50, 2750 x 40, 2650 x 30.

Conclusie:

Geachte penningmeester,

Rekeninghoudend met de drie scenario's zoals hierboven beschreven zou ik in uw geval kiezen voor een vaste prijs van ? 30,00. Misschien levert dit op korte termijn niet de hoogste omzet op. Op lange termijn levert het goodwill op. Het 'gelukje' dat de supporters nu hebben (een tegenstander van formaat) moet de trouwe fans nu belonen. Straks (en in slechtere tijden) moeten zij de club ook trouw blijven. Voor een kleine club als SV Deurre lijkt deze afweging belangrijker dan de korte termijn hoge winst zoals beschreven bij scenario 2.

Hoogachtend en met groet.

Figuur 3: Een modeltekst voor 'een weloverwogen advies'.

332

11. Taalvaardigheid

Wat is er nu kenmerkend aan de bovenstaande tekst? Wat maakt die tekst tot een weloverwogen economisch advies? Om die vraag te beantwoorden, maken we gebruik van het concept `genre' uit de `Systemic Functional Linguistics' (Halliday 2004) en van toepassingen van die taaltheorie in het onderwijs (Christie cC Derewianka 2008; Hamilton 2010). Een genre wordt gezien als een sociale praktijk, waarmee mensen binnen een specifieke cultuur een doel proberen te bereiken. Een vakwetenschap (c.q. schoolvak), zoals economie, is zo'n cultuur en het geven van een economisch advies is zo'n sociale praktijk. Een genre – hier het advies – is een sociale praktijk die met behulp van taal wordt vormgegeven – in ons geval een geschreven tekst.

De genrebenadering biedt twee hoofdvragen waarmee de tekst geanalyseerd kan worden:

  1. Hoe is de tekst georganiseerd opdat er sprake zou zijn van een advies?

  2. Welke taalmiddelen (grammaticale constructies en lexicale elementen) worden daarbij ingezet? Wat betreft die inzet van taalmiddelen wordt een onderscheid gemaakt tussen <field' (waar gaat het over?), `tenor' (wie doet er mee?) en `mode' (samenhang in de tekst).

Hoe is het advies georganiseerd?

Het advies in de modeltekst is georganiseerd in drie stappen of fasen: `probleemstelling', `analyse' en 'conclusie'. In de `probleemstelling' zet de auteur/adviseur de uit-gangsituatie nog eens op een rijtje. Hij noemt een aantal zaken die bij het zoeken van een oplossing van belang zijn. De casus wordt nog eens geëxpliciteerd en dat verschaft de gegevens die nodig zijn voor de tweede stap, namelijk de `analyse'. In die fase doorloopt de auteur een aantal scenario's, ofwel handelingsmogelijkheden van de penningmeester. Bij elke handelingsmogelijkheid geeft hij randvoorwaarden, voor- en nadelen en een berekening van het financiële resultaat. In de derde en laatste stap is sprake van een `conclusie'. Daarin wordt, op basis van de analyse, een afweging gemaakt en een conclusie getrokken. De conclusie impliceert een verwachting of een voorspelling ten aanzien van toekomstige gebeurtenissen.

Het mag duidelijk zijn dat juist de combinatie van de bovengenoemde drie stappen de tekst tot een advies maakt. De auteur kan niet ongestraft een stap weglaten. Binnen de afzonderlijke fasen heeft de auteur wel wat meer vrijheid. Hij kan bijvoorbeeld binnen de probleemstelling andere gegevens benadrukken en binnen de analyse andere scenario's uitwerken.

Welke taalmiddelen worden ingezet?

De auteur gebruikt een keur aan taalmiddelen waarmee het onderwerp (`field') in kaart wordt gebracht. We lichten er twee uit. In het analysedeel van de tekst staan

333

VIERENTWINTIGSTE CONFERENTIE HET SCHOOLVAK NEDERLANDS

begrippen, cijfers en berekeningen, zoals 'Nu haal je een omzet van ? 30 x 5.900.00 = bijna ? 180.000,00?. Hiermee wordt de economische inhoud van de tekst vormgegeven. In één woord Betalingsbereidheid' is een hele wereld van betekenissen gecondenseerd: het bedrag dat supporters bereid zijn om te betalen voor een toegangskaartje bij een wedstrijd. Dergelijke nominaliseringen zijn kenmerkend voor vaktaal.

Daarnaast gebruikt de auteur taalmiddelen waarmee hij zijn relatie tot de lezer vormgeeft (`tenor'). In de startzin 'Voordat ik met een oplossing kom' maakt hij duidelijk dat hij iemand is om rekening mee te houden; iemand die ook werkelijk de autoriteit heeft om te adviseren. Ook de frase 'zou ik in uw geval kiezen voor een vaste prijs van ? 30,00' expliciteert de relatie tussen de schrijver (adviseur) en de lezer (penningmeester).

Ten slotte zien we taalmiddelen waarmee er een specifieke samenhang in de tekst (`mode') wordt gerealiseerd. Zo gebruikt de auteur binnen het analysedeel de frasen 'Ik schets drie scenario's die doorlopen kunnen worden [...1 Scenario 1 [...1 Scenario 2 [...1 Scenario 3 is de laatste optie'. Daarmee wordt kort en krachtig een opsomming gerealiseerd. En met de frase `Rekeninghoudend met de drie scenario's zoals hierboven beschreven' brengt de auteur het conclusiedeel van de tekst in verband met het analysedeel.

4. Leerlingen en hun economieteksten

De uiteenlopende kwaliteit van leerlingenteksten was voor ons de aanleiding om op zoek te gaan naar de vaktalige kenmerken van een modeltekst. Tijdens HSN-2010 zullen we laten zien hoe die vaktalige kenmerken op leerlingenteksten toegepast kunnen worden. Onze indruk is dat er een enorme vaktalige afstand zit tussen de modeltekst en het schrijfwerk van de meeste leerlingen. Onze voorlopige conclusie is dat economiedocenten bijzondere teksten van hun leerlingen vragen, met typerende vaktalige kenmerken, en dat die kenmerken niet of nauwelijks worden geëxpliciteerd. We pleiten dan ook voor een duidelijke verantwoording van de taaleisen die aan economieteksten worden gesteld. Een didactisering van die taaleisen, bijvoorbeeld het gezamenlijk deconstrueren van modelteksten, lijkt ons een volgende noodzakelijk te nemen stap.

Referenties

Christie, F. & B. Derewianka (2008). School Discourse. Learning to write across the years ofschooling. London: Continuum.

Expertgroep doorlopende leerlijnen taal en rekenen (2008). Over de drempels met taal De niveaus van taalvaardigheid Enschede.

334

11. Taalvaardigheid

Hajer, M.T. Meestringa (2009). Handboek Taalgericht Vakonderwijs. Bussum:
Co utinho.

Halliday, M.A.K. (2004). An Introduction to Functional Grammar. London: Arnold.

Hamilton, A. (2010). Teaching functional grammar in primary school'. In: M. Olofsson (red.). Symposium 2009. Genre och funktionellt sprik i teori och praktik. Stockholm: Stockholms universitets forlag, p. 38-51.

Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (2010). "Besluit Referentieniveaus Nederlandse taal en rekenen". In: Staatsblad, nr. 265.

Van Beek, W. M. Verhallen (2004). Taal, een zaak van alle vakken. Geïntegreerd taal-en zaakvakkenonderwijs op de basisschool Muiderberg: Coutinho.

Welp, E. (2010). "Toetsing en de context-conceptbenadering in het voortgezet onder-
wijs". In: Tijdschrift voor het Economisch Onderwijs, jg. 2010, nr. 1, p. 150-153.

Welp, E.I. Verlee (2009). "Discussie context en conceptgericht onderwijs". In:
Factor D, jg. 2009, nr. 4, p. 28-29.

Noten

1 Havo staat voor <hoger algemeen voortgezet onderwijs'; mbo voor 'middelbaar beroepsonderwijs'. Het mbo wordt op 4 niveaus gegeven. Mbo-4 refereert aan het hoogste niveau, met name dat van de middenkader- of specialistenopleiding. Mbo-4 geeft toegang tot het hoger beroepsonderwijs (hbo).

Ronde 7 & 8

Magda Vanmontfort

Provincie Limburg, Steunpunt Onderwijs / vzw Limburgs Overleg Onderwijs Arbeid Contact: mvanmontfort@limburg.be

HorizonTaal. (Vak)talige accenten als hefboom voor een hoger aspiratieniveau en betere doorstromingskansen

1. HorizonTaal — een totaalconcept

Een jaar geleden werkte Eren een tijd lang als designer bij een ontwerpbureau dat zich heeft gespecialiseerd in het zoeken van nieuwe toepassingen voor <slimme' biotechnologie. Hij heeft overwogen om de bloedsomloop van de walvis als model te gebruiken

335

Labels

domein
taal bij andere vakken
land
Nederland
onderwijstype
voortgezet/secundair onderwijs
thema
onderwijsleeractiviteiten

Dit artikel is onderdeel van

Onderdeel van

24ste Conferentie Het Schoolvak Nederlands · 2010