Integraal is ideaal voor succes in taal

Stella Borkus  ·  25ste Conferentie Het Schoolvak Nederlands  ·  2011  ·  pagina 88 - 91

Download artikel

VIJFENTWINTIGSTE CONFERENTIE HET SCHOOLVAK NEDERLANDS

te behalen niveau? Nemen we een intake af om het startniveau te bepalen of niet? Bovendien is het voor leerlingen even slikken als ze horen dat ze niet van het vak Nederlands af zijn, als ze een diploma uit het voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs (vmbo) of uit het hoger algemeen voortgezet onderwijs (havo) op zak hebben! En voor de scholen is het een bijzondere puzzel om de organisatie in te richten op die nieuwe vorm van examinering en om de docenten te professionaliseren in het Referentiekader.

Referenties

Meijerink, H.P. (2009). Referentiekader Taal en Rekenen. Enschede. (online raadpleegbaar op www. steunpunttaalenrekenenmbo.nl).

Ronde 2

Stella Borkus

Stichting Consortium Beroepsponderwijs Contact: sborkus@consortiumbo.nl

Integraal is ideaal voor succes in taal 1. Inleiding

Na alarmerende berichten over het afnemend niveau van Nederlands en rekenen bij de Nederlandse jeugd is er vanuit het ministerie van OCW een pakket maatregelen neergelegd die moeten bewerkstelligen dat het niveau verbetert. Het middelbaar beroepsonderwijs (mbo) heeft sinds 2010 met een aantal van die maatregelen te maken. De Stichting Consortium Beroepsonderwijs (SCB) neemt de maatregelen integraal mee in haar sturingsmateriaal voor het onderwijs.

Bij competentiegericht onderwijs gaat het om het opleiden van de leerling (in het voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs) en student (in het middelbaar beroepsonderwijs) tot (voorbereidend) vakman of vakvrouw, en om de vorming van de leerling/student als mens en wereldburger. Voor studenten in het beroepsonderwijs is het extra belangrijk om te bepalen wat ze na het examen kunnen en willen gaan doen. Een goed onderbouwde keuze kan alleen worden gemaakt wanneer de student de beroeps- wereld kent en over voldoende zelfkennis beschikt: wat wil ik, wat kan ik en wat vind ik belangrijk? Leerlingen en studenten die leren om op die vragen een antwoord te geven, ontwikkelingen een eigen beroepsidentiteit.

88

4. Beroepsgericht secundair onderwijs

Door het uitvoeren van integrale beroepsopdrachten (vmbo en mbo) ervaren studenten wat het is om bepaald werk te doen. Voorafgaand en tijdens de uitvoering van de betreffende integrale beroepsopdracht, leert de student de theorie te koppelen aan vakspecifieke vaardigheden en aan houding. Op die ervaring leert de student reflecteren. Hierdoor ontwikkelt de student een concreet beeld over zichzelf in relatie tot het beroep en krijgt hij handvatten om tot een juiste beroepskeuze te komen en om keuzes te maken over (vervolg)opleiding en carrièreperspectief.

Door de verbinding van taal met de beroepsopdrachten, wordt voor de studenten duidelijk dat de diverse taalvaardigheden in functie staan van het beroep dat ze (willen gaan) uitvoeren. De motivatie om actief met taal binnen het beroep bezig te zijn, neemt hierdoor toe waardoor het leerrendement groter is.

SCB kiest voor een integrale benadering en gaat in haar materiaal uit van ‘de drieslag taalontwikkeling’:

 

Drieslag
taalontwikkeling

  1. Taal gebruiken in beroepsgerichte activiteiten Veel lezen, luisteren, schrijven en spreken op school en BPV met adequate feedback op taalgebruik

  • Taalles van een (ervaren) taaldocent

  • Uitleg en oefening van regels en conventies van het vakgerichte Nederlands en de vaktaal

    3. Taalondersteuning en oefening individueel

    Werken aan persoonlijke taalproblemen

    (o.a. uitspraak, spelling, woordkennis en grammatica)

    Figuur 1: De drieslag taalontwikkeling.

    2. Vmbo

    De drieslag taalontwikkeling is in een aantal praktijkopdrachten van Het Scharnierpunt uitgewerkt in de vorm van JIT-kaarten (Just In Time). Elke JIT- kaart sluit aan bij een praktijkopdracht en behandelt een (sub)vaardigheid zoals die in die opdracht wordt gevraagd en in het Referentiekader Taal is onderscheiden. Een JITkaart biedt drie opdrachten waarmee de leerling actief en bewust met taal aan de slag gaat. Twee opdrachten zijn binnen de context van de praktijkopdracht geformuleerd; één opdracht is buiten die context geformuleerd. De meest relevante (sub)taalvaardigheden worden door de gehele set kaarten afgedekt, evenals de eindtermen van het vmbo.

    4

    89

    VIJFENTWINTIGSTE CONFERENTIE HET SCHOOLVAK NEDERLANDS

    Voor leerjaar 3 zijn de taalkaarten uitgewerkt op de niveaus 1F en 2F van het Referentiekader Taal, omdat 2F het uitstroomniveau is. Bij elke kaart is een checklist op basis van het Referentiekader Taal ontwikkeld, waarmee de prestatie van de leerling op taalniveau kan worden beoordeeld. De JIT-kaart voorziet voornamelijk in de eerste slag van de drieslag: ‘taal geïntegreerd in beroepsgerichte activiteiten’. De lessen Nederlands en het individueel (digitaal) werken dienen te voorzien in slag 2 en slag 3: uitleg, verdieping, herhaling, oefening en training.

    3. Mbo

    Voor het mbo zijn taalkaarten en taalprestaties ontwikkeld die de koppeling tot stand brengen tussen beroepsopdrachten, taalmethode en taaltoetsing. De taalkaarten en taalprestaties liggen in elkaars verlengde. De taalkaarten kunnen ontwikkelingsgericht ingezet worden, bijvoorbeeld in het onderwijsmagazijn en als leerlijn Nederlands. De taalprestaties binnen de afdeling ‘Zorg, Welzijn en Assisterende Gezondheidszorg’ (ZW&AG) zijn, naast ontwikkelingsgericht, ook kwalificerend. De taalopdrachten en resultaten zijn gekoppeld aan beroepsopdrachten. De beoordelingslijsten in de taal- prestaties dekken het Referentiekader Taal.

    Zelden toont de student gedrag aan binnen één F-niveau. Om het taalniveau in de breedte vast te kunnen stellen, zijn er binnen SCB lijsten voor niveaubepaling ontwikkeld. Hierin staan alle F-niveaus naast elkaar afgebeeld. De student kan verspreid over de F-niveaus scoren. Met de lijsten is het behaalde taalniveau in één oogopslag te zien

    3.1 Fragment uit een taalprestatie ZW&AG

    De opdracht 3F

    Doel van de opdracht: je kunt een gedetailleerd plan van aanpak schrijven. Je gebruikt hiervoor informatie en argumenten uit verschillende bronnen.

    Hieronder staan voorbeelden van plannen van aanpak. Maak een keuze.

    1. Een plan van aanpak voor een beroepsprestatie of proeve (POP/PAP).

    2. Een handelingsplan, een activiteitenplan, een zorgleefplan of andersoortig plan ten behoeve van de doelgroep.

    3. Een plan van aanpak voor een verbeterpunt in je werk.

    4. Een plan van aanpak voor een leeractiviteit binnen loopbaan- en burgerschap of naar eigen keuze.

    90

    4. Beroepsgericht secundair onderwijs

    3.2 Fragment uit een taalkaart techniek en ICT

     

    Taalkaart Reflectiegesprek Wat is het doel?

    In een reflectiegesprek maak je duidelijk hoe je gewerkt hebt aan de opdracht en hoe je in de toekomst verder gaat.

    Je bespreekt:

    • hoe je de beroepstaak hebt uitgevoerd;

    • wat er goed en wat er minder goed aan ging;

    • wat je geleerd hebt van je fouten;

    • hoe je het geleerde gaat toepassen in de volgende beroepstaak.

    Met wie voer je het gesprek?

    Je voert dit gesprek meestal met één van je begeleiders. Dat kan een praktijkopleider, docent of studieloopbaanbegeleider zijn.

    4

    Bij de integrale beroepsopdrachten die de student uitvoert, is aangegeven welke taalvaardigheid op het vereiste niveau van de student wordt verlangd. Vrijwel elke beroepsopdracht kan worden gezien als een taalprestatie, omdat voor het uitvoeren van de opdracht zowel receptieve als productieve taalvaardigheden van de student worden verwacht. De student moet kunnen lezen en/of luisteren om aan de informatie te komen en moet kunnen spreken, schrijven of een gesprek voeren om het resultaat van de taak te kunnen laten zien. In het SCB-materiaal staan voorstellen over het soort bewijzen die de student kan aanvoeren om het uiteindelijk taalniveau aan te tonen.

    De beoordeling van de beroepsproducten heeft betrekking op zowel inhoudelijke als talige aspecten: de juiste boodschap, in combinatie met de juiste taalcompetenties (o.a. grammaticale competentie...). De beoordeling kan hiermee door meerdere docenten (de vakdocent en de taaldocent) worden uitgevoerd. Een vakdocent of BPV- begeleider1 is vaak uitstekend in staat om te beoordelen of het beroepsproduct aan de eisen van de praktijk voldoet. Het is echter aan te raden om de beoordeling van het taalniveau door een taaldocent uit te laten voeren. De taaldocent kan specifiek de beoordelingscriteria van het niveau bekijken en daarmee een beoordeling geven van het taalvaardigheidsniveau. In het materiaal wordt, waar wenselijk, aangegeven welke vaardigheidstrainingen noodzakelijk kunnen zijn.

    Door de integrale aanpak ‘scoort’ de student op taal en binnen het beroep.

    1 BPV staat voor beroepspraktijkvorming.

    91

    Labels

    land
    Nederland
    onderwijstype
    volwassenenonderwijs
    voortgezet/secundair onderwijs
    thema
    onderwijsleeractiviteiten

    Dit artikel is onderdeel van

    Onderdeel van

    25ste Conferentie Het Schoolvak Nederlands · 2011