Caroline Wisse-Weldam & Roos Wolters · 25ste Conferentie Het Schoolvak Nederlands · 2011 · pagina 166 - 171
VIJFENTWINTIGSTE CONFERENTIE HET SCHOOLVAK NEDERLANDS
5. Ten slotte moesten leerlingen samen interactief aan de slag met informatie. Wat is er aanstekelijker dan met elkaar praten over wat je gelezen hebt! Het draagt bij aan de verwerking van wat gelezen is en wakkert het leesplezier weer aan. Leerlingen inspireren elkaar om verder te lezen.
3. Essentiële voorwaarden
Uit de ervaringen van het Augustinus College, het Reggesteyncollege en het Mariscollege is gebleken dat, behalve het bovenstaande stappenplan, de randvoorwaarden minsten zo belangrijk zijn voor het gewenste succes. Zo staat of valt de aanpak met het beschikbaar zijn van voldoende aantrekkelijke boeken. Dit kan heel goed georganiseerd worden door samenwerking met de openbare bibliotheek. Hierbij is een sleutelrol weggelegd voor de mediathecaris. Een andere randvoorwaarde is dat leerlingen écht vrij moeten zijn om te lezen voor hun plezier, zonder dat ze aan hun boekenlijst hoeven te denken of aan een boekverslag. Dit is voor docenten vaak een onwennige situatie. Zoals een van de deelnemende docenten zichzelf afvroeg: “Wil ik controleren of wil ik dat ze leeskilometers maken?”
De drie scholen die met de pilot Vrij, Vrolijk, Veel Lezen hebben meegedaan, zijn zo enthousiast dat ze de pilot na een half jaar verbreed hebben naar álle brugklassen (vmbo, havo en vwo). Een belangrijke motivatie was dat de ervaring dat zelfs notoire niet-lezers (ook dyslectici) aangestoken raakten door het leesvirus en het ene boek na het andere verslonden. De leerlingen maakten daadwerkelijk leeskilometers! Paula van de Brug, docent van het Reggesteyncollege in Nijverdal: “Leerlingen komen veel meer met boeken in aanraking. Ze zijn gewoon bezig met lezen, wat ze normaal niet zouden doen”. Ook met de onverwachte effecten is ze blij: meer rust in de klas, een positiever gedrag van leerlingen en het feit dat zij haar leerlingen (en de leerlingen elkaar) beter leert kennen. Taalcoördinatoren ervaren de aanpak als een verademing om op zo’n concrete wijze met taalbeleid aan de slag te kunnen gaan en resultaat te boeken.
Ronde 1
Caroline Wisse-Weldam (a) & Roos Wolters (b)
-
St-Gregorius College
-
Stichting Lezen Nederland
Contact: c-wisseweldam@gregorius.nl
RWolters@lezen.nl
www.leesplan.nl. Dé website voor leesbevordering
166
6. Literatuur
-
Inleiding
De website www.leesplan.nl biedt scholen en instellingen voor kinderopvang houvast voor een structurele aanpak van leesbevordering binnen de eigen instelling. Leesplan gaat uit van een doorgaande leeslijn: alle kinderen en jongeren van 0 tot en met 18 jaar zouden een ononderbroken aanbod van leesbevordering/literatuureducatie moeten krijgen. Zo kan het eerste knisperboekje voor een baby het begin zijn van een groeiende lust tot lezen.
Met leesbevordering wordt bedoeld het aandacht schenken aan het ontwikkelen van de leesmotivatie en van de literaire competentie van kinderen.
Met het ontwikkelen van de leesmotivatie doelen we op activiteiten die kinderen zoveel mogelijk positieve leeservaringen laten opdoen, zodat ze plezier in lezen ontwikkelen en behouden.
Onder literaire competentie verstaan we: het mee kunnen praten over boeken, de weg kunnen vinden in het brede aanbod van boeken, kennis hebben van de kenmerken van boeken, een eigen oordeel over boeken kunnen geven en inzicht hebben in poëzie.
-
Aanleiding
De tijd was rijp voor een nieuwe website over leesbevordering. De website www.leesplan.nlvoorziet in een behoefte van scholen en bibliotheken aan overzicht in het aanbod en sluit aan bij de maatschappelijke urgentie om meer te investeren in taal en lezen. Concreet waren de volgende ontwikkelingen aanleiding voor dit digitale instrument:
-
Behoeftepeiling:
Uit onderzoek in het basisonderwijs (Stichting Lezen en Oberon 2009) en uit gesprekken met bibliotheken is gebleken dat er behoefte is aan overzicht. Niet aan een nieuwe methode dus, maar aan een instrument waarin bestaande informatie over leesbevordering gebundeld is en eenvoudig op te zoeken is.
-
Bibliotheekvernieuwing:
De bibliotheekvernieuwing bracht een verschuiving van de rol van de openbare bibliotheek met zich mee. Kort gezegd: van (boeken)aanbieder naar samenwerkingspartner. Met name in het basisonderwijs betekent dat dat de bibliotheek scholen beter kan ondersteunen bij beleid en praktijk van het leesonderwijs (met een extra stimulans vanuit het project Bibliotheek op de Basisschool van Kunst van
6
167
VIJFENTWINTIGSTE CONFERENTIE HET SCHOOLVAK NEDERLANDS
Lezen). De website www.leesplan.nl is bij de samenwerking tussen school en bibliotheek een bruikbaar hulpmiddel.
-
Wetenschappelijk onderzoek:
Voorlezen en vrij lezen heeft een positief effect op taal- en leesvaardigheid, op schoolsucces en op de intelligentie. Suzanne Mol (2010) trekt die conclusie op basis van een groot aantal wetenschappelijke studies waaraan kinderen en jongeren van 2 tot 22 hebben deelgenomen. Uit recent wetenschappelijk onderzoek van onder meer Coosje van der Pol (2010) komt naar voren dat ook bij kleuters literaire competentie gestimuleerd kan worden. Dat onderzoek, samen met het onderzoek naar leesniveaus in het voortgezet onderwijs (Witte 2008) en naar literaire competentie in het basisonderwijs (Ghonem-Woets 2009), verschaft een doorgaande leeslijn en biedt de website www.leesplan.nleen wetenschappelijke basis.
-
Overheidsbeleid:
Taal en lezen zijn speerpunten van kinderopvang- en onderwijsbeleid. De wet OKE (Ontwikkelingskansen door Kwaliteit en Educatie) heeft onder meer tot doel om de taalontwikkeling van jonge kinderen te stimuleren. De commissie Meijerink (2008) heeft het ministerie van OCW geadviseerd over een verbeterde aanpak van taal- en rekenonderwijs. Het advies, dat is overgenomen door de regering, stelt dat kinderen aan het eind van het basisonderwijs jeugdliteratuur ‘belevend’ moeten kunnen lezen. De commissie geeft tevens referentieniveaus voor literatuureducatie in het voortgezet onderwijs. Voor allen die betrokken zijn bij het basisonderwijs, waaronder de educatieve uitgeverijen, is het wenselijk dat er een duidelijk overzicht komt met fasen in de literaire competentie die tot de vereiste doelen kunnen leiden.
3. Voor wie?
De website www.leesplan.nl is in eerste instantie bedoeld voor professionals in de kinderopvang (o.m. voorleescoaches, managers...), professionals in het basisonderwijs (leescoördinatoren), professionals in het voortgezet onderwijs (docenten Nederlands en culturele en kunstzinnige vorming) en voor professionals in het bibliotheekwerk (Provinciale Service Organisaties, domeinspecialisten jeugd...). In tweede instantie is de site gericht op educatieve uitgeverijen, beleidsbepalende instanties, pabo’s en roc’s (SPW III1, onderwijsassistentopleidingen en lerarenopleidingen).
1 Wie een opleiding volgt binnen het ROC SPW III wordt opgeleid tot Sociaal Pedagogisch Werker niveau 3. Met dit diploma kan men worden tewerkgesteld in de kinderopvang, bij peuterspeelzalen, bij gastouderorganisaties...
168
6. Literatuur
4. Inhoud website
De belangrijkste onderdelen van de website zijn:
-
mijn sector:
In dit onderdeel is informatie (en tal van links) te vinden over de rol van leesbevordering binnen de kinderopvang, het basisonderwijs, het voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs (vmbo), het hoger algemeen voortgezet onderwijs (havo) en het voorbereidend wetenschappelijk onderwijs (vwo).
-
achtergronden:
Naast boekenlijsten die gebruikt worden binnen projecten, vindt de bezoeker van de website in dit onderdeel doelen voor leesbevordering die worden gekoppeld aan opvoedings- en onderwijsdoelen én aan de referentieniveaus. Ook is hier de praktische vertaling van (wetenschappelijke) onderzoeken te vinden.
-
projectenbank:
De projectenbank biedt een overzicht van alle landelijke leesbevorderingsprojecten (campagnes, programma’s...) voor 0- tot 18-jarigen. Er bestaat ook de mogelijkheid om zelf projecten (van grotere, landelijk opererende organisaties) en ideeën (van bijvoorbeeld een school of bibliotheek) in te voeren. Projecten en ideeën zoeken kan onder meer op ‘doelgroep’ en op ‘leesbevorderingsdoel’.
-
mijn leesplan:
Een schoolleesplan of een voorleesplan schrijven, wordt eenvoudig met het stramien dat ‘mijn leesplan’ biedt. Naar keuze kan een meerjarenplan, een jaarplan of een activiteitenplan (of alle drie) worden opgesteld. Alle activiteiten komen automatisch in een jaarkalender.
De openbare bibliotheek biedt het onderwijs en de kinderopvang professionele ondersteuning bij het maken van een leesbevorderingsplan en bij de uitwerking ervan. Zo kan de bibliotheek adviseren over het opleiden van een (voor)leescoördinator, het saneren van de boekencollectie en de inzet van leesbevorderingsprojecten.
5. Partners
De website www.leesplan.nl is een initiatief van Stichting Lezen. Bij de ontwikkeling van de website is samengewerkt met een groep adviseurs werkzaam in diverse sectoren:
-
Sectorinstituut Openbare Bibliotheken
-
Biblioservice Gelderland
6
169
VIJFENTWINTIGSTE CONFERENTIE HET SCHOOLVAK NEDERLANDS
-
Biblionet Groningen
-
Cubiss
-
ProBiblio
-
De Zeeuwse Bibliotheek
-
Kinderopvangorganisatie Kinderstad
-
Uitgeverij Malmberg
-
Uitgeverij Zwijsen
-
CED-groep
-
Nationaal Expertisecentrum Leerplanontwikkeling (SLO)
-
Expertisecentrum Nederlands
6. In de praktijk
Het St-Gregorius College uit Utrecht werkt sinds vorig jaar met de website www.leesplan.nl. De taalcoördinator heeft het initiatief genomen voor het opstellen van het plan. Al gauw bleek overleg nodig met de conrector ‘onderwijszaken’ en met de mediathecaris. Noodzakelijk overleg, waardoor de zaken binnen de school nu beter georganiseerd zijn. Aan het begin van dit schooljaar is het leesplan uitgebreid. De school heeft ervoor gekozen bestaande leesbevorderingsprojecten door te laten gaan en nieuwe projecten toe te voegen. Hierdoor wordt nog beter ingespeeld op de eisen van de regering en op de behoeften van de school, leerlingen en hun ouders. Ouders worden bij het plan betrokken door hen op ouderavonden te vertellen over de wetenschappelijke onderzoeken en de schoolprojecten die hier op aansluiten. De samenwerking met de bibliotheek is voor goed leesbevorderingsbeleid essentieel. Tijdens het werken aan het leesplan kwam dat duidelijk naar voren. School en bibliotheek vullen elkaar aan en vervullen in de provincie nu zelfs samen een voortrekkersrol. De schoolmediatheek sluit hierbij aan en is het eerste aanspreekpunt voor leerlingen. De website www.leesplan.nlis op het St-Gregorius College een onderdeel van het taalbeleid.
Referenties
Ghonem-Woets, K. (2009). Literaire competentie in groep 3 tot 8. Amsterdam: Stichting Lezen.
Mol, S. (2010). To Read or Not to Read. Leiden: Mostert & Van Onderen.
Oberon (2009). Leesbevordering in het basisonderwijs. Een onderzoek naar actualiteit en toekomstperspectief. Amsterdam: Stichting Lezen.
(online raadpleegbaar op www.lezen.nl/index.html?age—group—id=0&menu— item—id=200 1 &sp 1=71) .
Van der Pol, C. (2010). Prentenboeken lezen als literatuur. Een structuralistische benadering van het concept ‘literaire competentie’ voor kleuters. Delft: Eburon.
170
6. Literatuur
Witte, T. (2008). Het oog van de meester. Een onderzoek naar de literaire ontwikkeling van havo- en vwo-leerlingen in de tweede fase van het voortgezet onderwijs. Delft: Eburon.
Ronde 2
Helma van Lierop-Debrauwer
Universiteit Leiden
Contact: h.van.lierop@hum.leidenuniv.nl
De taak van de jeugdliteratuurkritiek
“Mij gaat het er namelijk onder andere om om het juiste boek bij de juiste lezer te krijgen en die lezer plezier in boeken te geven. Met dat advies bedrijf je heldere jeugdliteraire kritiek en geef je gerichte en bruikbare leesadviezen” (Kraaijeveld 1996: 387).
Â
“Als kinderboekenrecensent beoordeel ik een volwassen prestatie, die tot stand is gekomen met volwassen literaire middelen. [...] Mijn werk is het voortdurend wijzigen van de hiërarchie in het corpus van de jeugdliteratuur” (Boonstra 1994: 10). Kraaijeveld en Boonstra verschillen duidelijk van opvatting over de taak van de jeugd- literatuurcriticus. Waar Kraaijeveld lezersgerichte kritiek belangrijk vindt, is Boonstra een voorstander van een tekstgerichte kritiek. Aan gerichte leesadviezen waagt zij zich niet, omdat die naar haar idee onmogelijk zijn: “Ik kan niet namens kinderen spreken, alleen maar namens mezelf” (Boonstra 1994: 10). Jeugdliteratuurkritiek blijkt in de praktijk dus meerdere functies te vervullen. Volgens Van Rees (1988) hebben recensenten van kinderboeken dezelfde taak als critici van volwassenenliteratuur. Beiden hebben twee verantwoordelijkheden:
Critici geven een omschrijving van de inhoud of de thematiek van een werk, in samenhang met stijl en compositie. Die omschrijving, aldus Van Rees, moet met argumenten worden onderbouwd. Een expliciet oordeel is niet noodzakelijk, omdat de lezer dat oordeel uit de argumentatie kan afleiden. Volgens Van Rees, die zich daarbij baseert op taakomschrijvingen door recensenten zelf, onderschrijven kinderboekencritici dat informeren hun belangrijkste taak is. Nadere beschouwing leert echter dat de informa- |
|
6 | |
171