Peter Debrabandere · 27ste Conferentie Het Schoolvak Nederlands · 2013 · pagina 246 - 251
ZEVENENTWINTIGSTE CONFERENTIE ONDERWIJS NEDERLANDS
juist alleen maar uit met het werkwoord, zoals in het Italiaans of het Latijn? Waarom is het in het Nederlands eigenlijk nodig dat het onderwerp twee keer wordt uitgedrukt in een zin?
5. Vrijheid in gebondenheid
Met het zinnetje ‘ik kom uit Leiden’ kun je vervolgens zien of het nieuwe systeempje ook makkelijk op een nieuw werkwoord kan worden toegepast. Bovendien: kunnen de sprekers van de taal jouw plaatsnaam wel helemaal op zijn Nederlands uitspreken? Of zullen ze er iets van maken in hun eigen taal, zoals wij ‘Parijs’ zeggen tegen ‘Paris’?
Een aantal andere dingen die je, als er tijd over is, nog kunt maken, zijn: getallen van 1 t/m 100 (of 1000), nog een aantal groeten en eventueel nog wat zinnetjes die typisch zijn voor het volk.
Op die manier wordt nadenken over de vorm van taal een gezelschapsspel:
-
er zijn niet veel lastige grammaticale termen nodig;
-
de leerlingen hoeven niet bang te zijn dat ze iets ‘fout’ doen, want er zijn in eerste instantie nog geen grammaticale fouten;
-
ze kunnen hun fantasie de vrije loop laten;
-
de leerlingen worden er tegelijkertijd op gewezen dat een taal uiteindelijk toch een systeem heeft waar je rekening mee moet houden. Dat je alles kunt verzinnen, maar dat uiteindelijk toch niet alles mogelijk is.
Ronde 8
Peter Debrabandere
Katholieke Hogeschool Vives
Contact: peter.debrabandere@vives.be
Belgisch-Nederlands en de taalnorm in woordenboeken en taaladvisering1
1. Historisch overzicht
In het begin van de 20ste eeuw beschrijven verklarende woordenboeken van het Nederlands bijna alleen maar het Nederlands zoals het in Nederland bestaat.
246
7. Taalkunde en taalbeheersing
1.1 Van Dale
In Van Dale Groot woordenboek der Nederlandse taal wordt het Belgisch-Nederlands aanvankelijk als Zuid-Nederlands gelabeld. Geleidelijk aan labelt Van Dale het Belgisch-Nederlands nauwkeuriger:
Algemeen wordt Van Dale als een impliciet normatief woordenboek beschouwd (Geeraerts 2000): Van Dale beschrijft de taalwerkelijkheid objectief (met labels) en wie dat wil, kan uit die labels een norm afleiden. In 1999 wordt de Belgisch-Nederlandse woordenschat door een nieuw labelsysteem beschreven: de categorie ‘Belgisch- Nederlandse standaardtaal’ wordt expliciet erkend. De labels zijn gekozen op basis van corpusonderzoek, frequentieonderzoek en de intuïtie van de redacteuren (Hendrickx 2009; Smisdom 2006). De volgende editie zal werken met een bicentrisch model, dat uitgaat van twee natiolecten: ‘Belgisch-Nederlands’ en ‘Nederlands-Nederlands’ (Hendrickx 2009, 2010; Martin 2005, 2010). Alleen dát Nederlands zal ongemarkeerd zijn dat zowel in Vlaanderen als in Nederland gebruikt wordt.
Â
1.2 Andere verklarende woordenboeken van het Nederlands De derde editie (2009) van het Prisma Handwoordenboek Nederlands (de voortzetting van Kramers) is het eerste woordenboek dat de Nederlandse woordenschat volgens een bicentrisch model beschrijft (Debrabandere 2010a; Martin 2010). In Van Dale Groot woordenboek (van)hedendaags Nederlands (1984, 1991) wordt aanvankelijk weinig Belgisch-Nederlands opgenomen. Het label ‘in Belg.’ wordt gebruikt voor institutionele termen en woorden en wendingen die niet als dialectisch worden gevoeld. De edities van 2002 en 2008 zijn met veel Belgisch-Nederlands uitgebreid. Het labelsysteem is nu bijna hetzelfde als in de grote Van Dale. In Koenen is de 29ste editie (1996) de eerste editie waarin Belgisch-Nederlands structureel beschreven wordt. Het label ‘Belg.’ wordt gebruikt voor institutionele termen |
7 |
247
ZEVENENTWINTIGSTE CONFERENTIE ONDERWIJS NEDERLANDS
en voor “woorden, betekenissen en uitdrukkingen die [...] in België algemeen gangbaar zijn en als Standaardnederlands worden aangevoeld” (7). In de 30e druk (1999/2006) is het Belgische materiaal volledig herzien. Heel wat Belgisch-Nederlands dat in België algemeen gangbaar is en als standaardnederlands wordt aangevoeld, is geschrapt. In plaats daarvan wordt nu meer institutioneel Belgisch-Nederlands beschreven.
Verschueren neemt al in de eerste editie (Modern woordenboek 1930) institutioneel Belgisch-Nederlands en andere Belgisch-Nederlandse woordenschat op. Later wordt Verschueren expliciet normatief. In de laatste edities is dat strikt normatieve standpunt verlaten. De laatste editie (1996) maakt een onderscheid tussen institutioneel Belgisch-Nederlands en “woorden die enkel gebruikt worden in het Nederlandstalige deel van België en die daar vrij algemeen zijn in verzorgde taal, als regionale varianten van de cultuurtaal” (8).
1.3 Woordenboeken van het Belgisch-Nederlands
Nijhoffs Zuid-Nederlands woordenboek (De Clerck 1981) is een taalkundig descriptief synchroon woordenboek dat een verzameling wil bieden van de Belgisch-Nederlandse woordenschat, zonder een normatief standpunt in te nemen. Het label ‘Belg.’ markeert de institutionele woordenschat. Andere labels (‘gall.’, ‘pur.’, ‘spreekt.’, ‘gewest.’...) markeren de bron en de herkomst van de woordenschat.
Recentere verzamelingen zijn Verboden op het werk te komen – Klein woordenboek van Vlaamse taal- en andere eigenaardigheden (Van der Wouden 1998) en het Vlaams- Nederlands woordenboek (Bakema et al. 2003).
1.4 Taaladviesbronnen 1.4.1 Woordenboeken
De normatieve woordenboeken zijn expliciet normatief: ze schrijven voor wat goed is en keuren af wat niet goed is. De moeder van de normatieve woordenboeken in Vlaanderen is ongetwijfeld de Nederlandsche taalgids: Woordenboek van belgicismen van Constant H. Peeters (1930). Vele latere normatieve woordenboeken hebben hierop voortgebouwd.
Het normatieve woordenboek met de langste geschiedenis is Correct taalgebruik (Smedts, Penninckx & Buyse 2006). Het gaat terug op Verzorgde schrijftaal (Talpaert & Buyse 1956).
248
7. Taalkunde en taalbeheersing
Het Woordenboek voor correct taalgebruik (Theissen & Debrabandere 2004) heeft een iets kortere geschiedenis en gaat terug op het ABN-woordenboek van H. Heidbuchel (1962).
De Taalwijzer (Cockx 1998) gaat terug op de Standaard gids voor goed Nederlands (Cockx 1981).
Het jongste normatieve woordenboek is Stijlboek VRT (Hendrickx 2003). Het heeft geen voorgangers, maar past wel in de Vlaamse taalzorgtraditie.
De normatieve woordenboeken houden vrij traditioneel vast aan de criteria van bron en herkomst en aan het Nederlandse Nederlands als ideaal. Op het gebied van de institutionele woordenschat accepteren ze Belgisch-Nederlandse standaardtaal. Ook buiten dat domein worden steeds vaker Belgisch-Nederlandse woorden als standaardtaal geaccepteerd.
1.4.2 Websites
VRT Taalnet (www.vrt.be/taal/) is de uitgebreide versie van Stijlboek VRT. De schuchtere toepassing van een bicentrisch model wordt expliciet toegelicht. Hendrickx neemt Van Dale Groot woordenboek van de Nederlandse taal als uitgangspunt. Wat daar als ‘Belg.N.’ in combinatie met ‘spreekt.’, ‘veroud.’ of ‘niet alg.’ gelabeld wordt, accepteert Hendrickx niet als standaardtaal (ook niet in België). Tegenover wat als ‘alg.Belg.N.’ gelabeld wordt, neemt Hendrickx met enige voorzichtigheid in acht.
Op de taaladviesbank Taaladvies. net (2000-2013) wordt regelmatig de vraag gesteld of een bepaalde Belgisch-Nederlandse vorm standaardtaal in België is. Daarvoor wordt een beroep gedaan op het taalgebruik van de spraakmakende gemeente in België (“een niet duidelijk af te bakenen groep gezaghebbende schrijvers en sprekers die in de publieke, sociaal-culturele sector een belangrijke rol spelen: [...] journalisten, schrijvers, leerkrachten, radio- en televisiepresentatoren, acteurs, politici”). Taaladvies. net hanteert het bicentrische model en onderscheidt ‘standaardtaal (in het hele taalgebied)’, ‘standaardtaal in België’ en ‘standaardtaal in Nederland’. Daarnaast worden ook deze labels gebruikt: ‘in België, status onduidelijk’ en ‘in België, geen standaardtaal’.
1.5 Andere naslagwerken
Belgisch-Nederlandse uitspraakvarianten komen voor in: Uitspraakwoordenboek (Heemskerk & Zonneveld 2000), Groot uitspraakwoordenboek van de Nederlandse taal (De Coninck 1974), Van Dale Groot woordenboek van de Nederlandse taal (cd-rom
7
249
ZEVENENTWINTIGSTE CONFERENTIE ONDERWIJS NEDERLANDS
2005), Van Dale Groot woordenboek hedendaags Nederlands (2008), Stijlboek VRT (Hendrickx 2003), VRT Taalnet (www.vrt.be/taal) en Woordenboek voor correct taalgebruik (Theissen & Debrabandere 2004). Het Etymologisch woordenboek van het Nederlands (Philippa, Debrabandere, Quak, Schoonheim & Van der Sijs 2003-2009) past het bicentrische model toe. De Nederlands-vreemdtalige vertaalwoordenboeken van Van Dale Lexicografie en de Nederlands-vreemdtalige pocketvertaalwoordenboeken van Het Spectrum werken met Belgisch-Nederlandse ingangen.
-
De norm
Aanvankelijk steunen de adviezen op de overtuiging dat alleen het Nederlands uit Nederland standaardtaal is. Gallicismen, purismen, dialectismen en archaïsmen worden afgekeurd. Dat criterium is in de loop van de jaren aangevuld met oordelen of observaties van gezaghebbende verklarende woordenboeken, met de eigen observaties van de auteur(s) van het naslagwerk en met toegevingen op het gebied van vooral de institutionele Belgisch-Nederlandse woordenschat. Steeds vaker duikt ook het criterium op van de spraakmakende gemeente in België (Van Dale Groot woordenboek van de Nederlandse taal, Taaladvies. net en VRT Taalnet).
-
Taaladviezen vergeleken
In Debrabandere (2010b) is, aan de hand van twee steekproeven, nagegaan in welke mate de impliciete adviezen van drie verklarende woordenboeken en de expliciete adviezen van zes taaladviesbronnen met elkaar overeenkomen. Daaruit bleek dat de onderzochte naslagwerken elkaar in hoge mate tegenspreken. De negen onderzochte naslagwerken zijn het in minder dan 25% van de onderzochte gevallen met elkaar eens. Als de drie strengste normatieve naslagwerken buiten beschouwing gelaten worden, dan blijken de zes overige naslagwerken het nog steeds in minder dan 50% van de gevallen met elkaar eens te zijn.
4. De norm in het onderwijs
Voor docenten die op zoek gaan naar een norm, is het dus niet eenvoudig om te weten welke norm ze moeten hanteren. De discussie waarmee deze lezing afgerond wordt, kan docenten wegwijs maken.
Referenties2
Debrabandere, P. (2010a). “Prisma Handwoordenboek Nederlands”. In:
250
7. Taalkunde en taalbeheersing
Neerlandia/Nederlands van Nu, jg. 114, nr. 2, p. 44-45.
Debrabandere, P. (201 0b). “Belgisch-Nederlands in woordenboeken en andere naslagwerken”. In: Verslagen en Mededelingen van de Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde, jg. 120, nr. 3, p. 5-24.
Geeraerts, D. (2000). “Honderd jaar Belgisch in Van Dale”. In: Nederlands van Nu, jg. 48, nr. 1-2, p. 19-23.
Hendrickx, R. (2009). “Een Vlaamsere Van Dale”. In: Over taal, jg. 48, nr. 4, p. 101- 103.
Hendrickx, R. (2010). “Een Van Dale voor Nederlanders, Belgen en Surinamers”. In: Neerlandia/Nederlands van Nu, jg. 114, nr. 3, p. 35-37.
Martin, W. (2005). ‘Culturele identiteit in Vlaanderen vanuit RBBN-perspectief’. In: Culturele identiteit in het nieuwe Europa. Warszawa: Uniwersytet Warszawski, p. 363-382.
Martin, W. (2010). “Komt wie er het noorden bij verliest, in de bonen terecht? (en
omgekeerd) – Over het gebruik van de labels Belgisch-Nederlands en Nederlands-
Nederlands in verklarende woordenboeken Nederlands”. In: Neerlandia/Nederlands
van Nu, jg. 114, nr. 3, p. 32-35.
Smisdom, L. (2006). Hoe algemeen is Van Dales ‘Belgisch-Nederlands, niet algemeen’? – Het lexicografische label empirisch getoetst. Afstudeerscriptie. Brussel: Hogeschool voor Wetenschap en Kunst.
Â
Noten |
|
1 Een uitgebreider behandeling van dit onderwerp is Debrabandere (201 0b), met meer voorbeelden en een met tabellen geïllustreerde beschrijving van het onderzoek waarvan sprake is in paragraaf 3 van deze bijdrage. Dit artikel verscheen eerder al onder de titel “Belgisch-Nederlands en de taalnorm in woordenboeken en taaladvisering”, in: A. Mottart & S. Vanhooren (red.) (2012). Zesentwintigste conferentie Het Schoolvak Nederlands. Gent: Academia Press, p. 219- 224. 2 De naslagwerken waarover dit artikel gaat, zijn in deze literatuurlijst niet vermeld omdat de vermelding in de tekst zelf als voldoende beschouwd wordt. |
7 |
251