Henriette Groot Antink & Pieter 't Hart · 27ste Conferentie Het Schoolvak Nederlands · 2013 · pagina 176 - 182
ZEVENENTWINTIGSTE CONFERENTIE ONDERWIJS NEDERLANDS
Lea, M. & B. Street (2006). “The ‘academic literacies’ model: Theory and applications”. In: Theory into Practice, vol. 45, nr. 4, p. 368-377.
Russell, D. (1997). “Writing and genre in higher education and workplaces: A review of studies that use cultural-historical activity theory”. In: Mind, Culture & Activity, vol. 4, nr. 4, p. 224-237.
Russell, D. & V. Cortes (2012). ‘Academic and scientific texts: The same or different communities’. In: C. Donahue & M. Montserrat Castello Badia (red.). University writing: Selves and texts in academic societies. Bingly: Emerald Group, p. 3-18.
Schneider, B. & J. Andre (2005). “University preparation for workplace writing: An exploratory study of the perceptions of students in three disciplines”. In: Journal of Business Communication, vol. 42, nr. 2, p. 195-218.
Noten
1 Deze studie is gebaseerd op materiaal uit het scriptieonderzoek van Lisanne Luning, master Nederlandse Taal & Cultuur, Rijksuniversiteit Groningen, 2012.
Ronde 8
Henriette Groot Antink & Pieter ’t Hart
Hogeschool Utrecht Faculteit Gezondheidszorg Contact: hgrootantink@gmail.com
p.hart@sobit.nl
Taalontwikkelend onderwijs in het hbo. Een voorbeeld van zelfregie
1. Inleiding
“Ik heb een vraag: heb jij misschien een paar handvatten of punten over hoe je nu presies een verslag maakt op hbo-niveau? Ik kom van het mbo en krijg op mijn stage nog wel eens cometaar op mijn verslagen dat ze niet op hbo-niveau zijn”.
Studenten in het hoger beroepsonderwijs (hbo) leren competentiegericht. Gestructureerd onderwijs in schrijven wordt in het hbo over het algemeen nauwelijks aangeboden, maar wordt vaak wel op eindniveau getoetst. Docenten vinden dat studenten niet beschikken over de juiste schrijfvaardigheid om tot voldoende schriftelij-
176
5. Hoger onderwijs
ke eindproducten te komen. Ook de accreditatiecommissie heeft dat opgemerkt. De discrepantie tussen het eindniveau beschreven door de commissie Meijerink (3F) en het startniveau beschreven in de Talige startcompetenties van Bonset & De Vries (2009), blijkt groot.
Niet elke opleiding heeft een taaldocent. En één taaldocent voor 1400 studenten, zoals dat bij de opleiding tot verpleegkundige van de Hogeschool Utrecht (HU) het geval is, is geen uitzondering. Dat betekent dat de taalvaardigheid van studenten op andere manieren ontwikkeld moet worden dan enkel via lesgebonden ondersteuning: een integrale taalontwikkelende aanpak, waarbij de student de regie voert over het eigen leren en er meer hulp wordt geboden dan alleen ondersteuning door de taaldocent, kan hier een oplossing voor bieden. Een dergelijke aanpak houdt rekening met de talige eisen van schriftelijke opdrachten die ingebed zijn in de toetsing van vakonderwijs en met type drie taalbeleid (van der Westen 2010), waarin de student zich ontwikkelt tot een autonome leerder en elke docent (ook de vakdocent) een taak heeft in de verdere taalontwikkeling van studenten, omdat hij via de taal kennis overdraagt.
2. Een casestudy op het Instituut voor Verpleegkundige Studies van de HU
In februari 2012 werd op de faculteit Gezondheidszorg een notitie opgesteld waarin de volgende constatering stond: “De kwaliteit van het eindwerkstuk staat onder druk: het Bachelorniveau op de Dublin Descriptor Communicatie (Nederlands kwalificatieraamwerk hoger onderwijs) wordt onvoldoende bereikt; studenten beheersen met name het schriftelijk gebruik van de Nederlandse taal in onvoldoende mate. Dit is het oordeel van de opleidingen zelf en tevens dat van accreditatiecommissies. Ook het beroepenveld (stagebegeleiders) stoort zich aan slordige taal, een professional niet waardig”. En: “de insteek voor acties is: toetsing”, zo luidde de conclusie.
De vraag is of toetsing werkelijk de oplossing is voor de gebrekkige schrijfvaardigheid van hbo-studenten. Studenten zijn aan het einde van hun opleiding kennelijk niet in staat om een professioneel vakgerelateerde schrijfopdracht naar behoren uit te voeren. De moeite die studenten hebben met taal staat de communicatie in de weg en dat heeft een grote invloed op de kwaliteit van de inhoud. Met andere woorden: hun moeite met formuleren, grammatica en spelling leidt af van het goed onder woorden brengen van de inhoud en docenten moeten veel kostbare tijd besteden aan bijsturing op taalniveau, waar die tijd beter besteed kan worden aan bijsturing op de inhoud.
5
177
ZEVENENTWINTIGSTE CONFERENTIE ONDERWIJS NEDERLANDS
3. Er bestaat noodzaak tot verbetering
Minister Van Bijsterveld hield in 2012 een pleidooi voor maatschappelijke opwaardering van het (voorbereidend) middelbaar beroepsonderwijs, (v)mbo. Ze benadrukte het belang van het aanscherpen van exameneisen op alle niveaus. Centrale examinering van taal en rekenen in het mbo zijn hier het gevolg van. Als er examens worden ingevoerd in het mbo is het evident dat het hbo hier niet bij achter kan blijven. Om het niveau van de schriftelijke eindproducten voor een bacheloropleiding te borgen en daar vanaf de aansluiting met onder andere het mbo naar toe te werken, moet beleid worden ontwikkeld.
3.1 De eerste stap: de aanstelling van een taaldocent
De bovengenoemde noodzaak wordt ook ervaren op de HU. Bij het Instituut voor Verpleegkundige Studies (IVS) wordt besloten om een taaldocent aan te stellen. Die krijgt de opdracht om taalonderwijs te ontwikkelen dat uitgaat van de Talige startcompetenties (Bonset & de Vries 2009) en toewerkt naar de eindcriteria voor het hbo (Dublin descriptoren). Daarvoor moet de huidige stand van zaken eerst geïnventariseerd worden.
3.2 Inventarisatie huidige beleid
De taaldocent constateert uit de inventarisatie onder vakdocenten het volgende: bij studenten is het grootste probleem dat ze hun gedachten niet op een heldere en gestructureerde manier op papier kunnen krijgen en docenten vinden dat de schriftelijke eindproducten van studenten niet voldoen aan het gewenste niveau.
3.3 Zes verbeteropties
Er zijn zes verbeteropties opgesteld:
1. Zorgen voor bewustwording
Het ontbreekt studenten aan inzicht in de eigen taalvaardigheid en in het belang van een goede taalvaardigheid voor hun toekomstige beroep. Dat resulteert onder andere in een slechte opkomst bij de taallessen. Een oplossing daarvoor is om studenten bewust te maken van de eigen taalvaardigheid. Dat is cruciaal bij het verbeteren van de eindproducten.
Bewustwording bereiken we door te starten met een inschatting van de eigen taalvaardigheid van elke student. Meten lijkt dus de aangewezen weg, maar het meten
178
5. Hoger onderwijs
moet dan niet beperkt worden tot enkel spelling en grammatica. In de opleiding tot verpleegkundige is de algemene taalvaardigheid gemeten met een c-test en voor de meting van de woordenschat is gebruikgemaakt van de receptieve woorden- schattoets van Hazenberg & Hulstijn.
-
Inzetten op leren leren
Het ontbreken van voldoende uren voor taalonderwijs wordt ondervangen door studenten meer zelf de regie te geven in het verbeteren en ontwikkelen van hun taalvaardigheid. Je moet hen daar als onderwijsinstelling wel toe faciliteren.
-
Aanpak richten op meer dan alleen spelling en grammatica
Bestaande metingen en materialen voor het hoger onderwijs (veelal toetsgericht) richten zich voornamelijk op spelling en grammatica. Op zich geven die een signaal, maar het beheersen van spelling en grammatica is geen garantie voor het schrijven van een goede tekst (Van Gelderen 2012). Er moet dus gezocht worden naar een bredere aanpak.
-
Curriculum afstemmen op context van de opleiding
Het curriculum zal afgestemd moeten worden op de vakinhoudelijke opdrachten. De taaldocent ontwerpt een oplopende leerlijn voor het verbeteren van talige eindcompetenties voor hbo en verbindt schrijfvaardigheid aan vakinhoudelijke aspecten en onderzoeksvaardigheden. Aansluitend op de schriftelijke beroepsproducten worden ondersteunende lessen taalvaardigheid ontwikkeld. In die lessen wordt ingegaan op de talige eisen die gesteld worden aan onder andere voorlichting, het artikel, het onderzoeksverslag.
-
Vakdocenten betrekken
“Mijn docent zei dat het niet nodig was, nou dan slaap ik lekker uit”. Vakdocenten vragen veelvuldig om ondersteuning en advies met betrekking tot het schrijfonderwijs en staan positief tegenover innovatie van het taalonderwijs. Zij moeten worden betrokken bij het verbeteren van het proces van instructie tot eindproduct. Zonder hun inbreng zijn er ook “te weinig handen aan het bed”. Hun inbreng is een voorwaarde voor succes.
6. Feedback
Dat naast instructies geven voor schrijven, feedback geven op de schriftelijke beroepsproducten de meest effectieve leermomenten oplevert, is algemeen bekend. Feedback moet dan vooral worden ingezet voor de bewustwording van de student en het ‘leren leren’-principe: de student leert dan om zelfstandig zijn teksten te verbeteren.
Vakdocenten zijn eveneens bewust gemaakt van taalstrategieën en getraind in het geven van de juiste feedback. In plaats van voornamelijk commentaar te geven op
5
179
ZEVENENTWINTIGSTE CONFERENTIE ONDERWIJS NEDERLANDS
het redactionele niveau, richt de docent zich op de taalontwikkeling. Feedback op talige producten verloopt van taalontwikkelend, via tekstverbeterend, naar correctief. Kenmerkend daarvoor is dat de feedback in het eerste stadium los komt van de aangeleverde tekst, dat er strategieën worden aangereikt en dat de student wordt aangezet tot nadenken over de eigen taalvaardigheid.
“Dit is geen taaltoets, dit is een denkoefening”.
-
Een taalontwikkelende aanpak en de keuze voor een ondersteunend programma
Via het Nederlands/Vlaams Platform Taalbeleid Hoger Onderwijs kwam een taalontwikkelende aanpak en een bijbehorend online programma in beeld, ontwikkeld door Wilma van der Westen. Het programma gaat uit van de Talige startcompetenties voor hoger onderwijs van Bonset & de Vries (2009) en biedt studenten de mogelijkheid voor het vergroten van het inzicht in de eigen taalvaardigheid. Net als Goed geschreven van Van der Westen werkt Succes met taal vanuit het principe ‘leren leren’, zelfstandig leren en competentieleren. In Goed geschreven van Van der Westen staat duidelijk beschreven hoe je taalvaardigheid kunt verbeteren: “Taalvaardigheid verbeter je door met taal bezig te zijn, door er tijd en vooral aandacht aan te besteden en door feedback te krijgen op je taal. Wanneer je taalvaardigheid van onvoldoende niveau is, zal je tijdens je opleiding strategieën moeten ontwikkelen om je taalvaardigheid op een hoger peil te brengen en om je woordenschat uit te breiden. Studeren voor een beroep betekent dat je ook groeit in de taal die bij dat beroep hoort en dat je uiteindelijk voldoet aan de beroepsmatige taaleisen. Probeer dan ook zicht te krijgen op de taaleisen van het beroep”.
Een voorbeeld van incorrect vakgerelateerd taalgebruik: “Ik had avonddienst en heb ’s avonds samen met een collega de hele Lavendellaan naar bed gebracht”.
In 2012 werd besloten om Succes met taal in te zetten in het schrijfonderwijs.
-
Pilot
De pilot ging van start bij aanvang van het studiejaar 2012-2013 en bestond uit een nulmeting onder alle eerstejaarsstudenten. De uitkomsten van de nulmeting gaven een duidelijke indicatie voor de noodzaak van het uitgezette beleid. De scores van de eerste groep van ruim 400 studenten waren erg laag, met als direct gevolg een aanzienlijk toegenomen motivatie om de taalondersteunende lessen te volgen. De studenten die vervolgens via Succes met taal van feedback werden voorzien, vonden met name de videofeedback een nuttige aanvulling op de algemene feedback, zoals een van hen
180
5. Hoger onderwijs
mailde: “Ik vond het een goede bijdrage leveren. Ik kan alles nog een keer op mijn gemak nakijken en terug luisteren/kijken. Ook de delen waar je feedback op krijgt, staan heel duidelijk en overzichtelijk in beeld”.
In de studiehandleiding ‘Taalvaardigheid’ van de opleiding tot verpleegkundige werd het taalbeleid opgenomen. Bij de start van het nieuwe jaar werden alle docenten getraind in het gebruik van Succes met taal. In overleg met de vakdocenten werd een lijst van beroepsproducten opgesteld die geschikt waren om via Succes met taal in feedback te voorzien. Studenten mochten pas feedback van hun docent vragen als ze konden aantonen dat ze al een keer een medestudent hun tekst van feedback hadden laten voorzien en hun tekst op basis daarvan hadden gereviseerd. Vaste commentaren, behorende bij de verschillende beroepsproducten, werden aan de feedbacktool van Succes met taal toegevoegd.
Â
6. Resultaten |
|
90% van de circa 350 eerstejaarsstudenten heeft de nulmeting gemaakt. Die 90% werd zich bewuster van hiaten in de eigen taalvaardigheid en kreeg strategieën aangereikt om hun schrijfvaardigheid te verbeteren. Daardoor raakten zij duidelijk gemotiveerder om naar de taallessen te komen. Videofeedback op conceptartikelen werd door studenten als prettig ervaren, getuige de volgende opmerking: “Ik ben nog nooit zo goed door een docent geholpen tijdens het schrijven van een scriptie als met Succes met Taal”. Ook de vakdocenten werden zich, door het gebruik van het instrument, bewuster van de eigen taalvaardigheid en leerden hoe ze studenten taalstrategieën kunnen aanreiken die leiden tot betere schriftelijke producten. Zij zijn zich bewuster geworden van de noodzaak van taalonderwijs en van het feit dat elke docent in wezen een taalontwikkelende docent is. Vakdocenten zien het belang van taallessen nu beter in. Alle docenten integreerden aandacht voor taal in het vakonderwijs. De gestandaardiseerde commentaren op de schriftelijke producten leverden eenduidigheid op en de videofeedback en het geven van feedback met een knoppenset een merkbare tijdsbesparing. Gebruik van Succes met taal is een zinvolle aanvulling op de schrijfvaardigheidslessen die uitgaan van en aansluiten bij de schriftelijke beroepsproducten. Daardoor weten studenten hoe ze de aangeleerde taalstrategieën kunnen toepassen (transfer) en de eigen leerdoelen kunnen verwezenlijken (maatwerk). |
5 |
181
ZEVENENTWINTIGSTE CONFERENTIE ONDERWIJS NEDERLANDS
7. Discussie
De pilot was een voorbeeld van een succesvolle samenwerking tussen vakdocenten, de taaldocent, de docent onderzoeksvaardigheden en het kwaliteitsteam. De nieuwe taalaanpak werkt en zal naar verwachting op termijn resulteren in betere eindproducten (scripties of afstudeeronderzoeken). De HU heeft nu een instrument en een partner in handen waarmee het taalbeleid verder vormgegeven kan worden en het effect kan gemeten worden en in kaart gebracht. De ontwikkeling zal gemonitord worden en metingen vanuit Succes met Taal zullen richting geven aan de verdere beleidsvorming. De uitbreiding van Succes met Taal met een tekstendossier en de mogelijkheid voor studenten om eigen leerdoelen te formuleren en die, met behulp van de taalondersteuning, verder te ontwikkelen, zal de bestaande taalaanpak verder versterken. De ondersteuning van de taaldocent is daarbij cruciaal.
Succes met taal is een goed instrument voor het taalbeleid en schrijfonderwijs in het hbo. Een inmiddels geplande evaluatie van de aanpak zal gegevens opleveren voor het vervolg van het uitgezette taalbeleid.
Referenties
Bonset, H. & H. de Vries (2009). Talige startcompetenties Hoger Onderwijs. Enschede: SLO.
College voor examens (s.d.). ‘Implementatieplan coe taal en rekenen mbo’. Online raadpleegbaar op http://www.cve.nl/item/implementatieplan_coe_taal_en.
Gelderen, A. van (2012). “‘Basisvaardigheden’ en het onderwijs in lezen en schrijven”. In: Levende Talen Tijdschrift, jg. 13, nr. 1, p. 3-15.
Westen, W. van der (2009). Goed geschreven. Zakelijk schrijven binnen opleiding en beroep. Bussum: Coutinho.
Westen, W. van der (2010). ‘Met het accent op taalleerstrategieën en een actieve leerhouding: taalbeleid aan de Haagse Hogeschool’. In: E. Peters & T. Van Houtven (red.). Taalbeleid in het hoger onderwijs: de hype voorbij? Leuven: Acco, p. 177-191.
Westen, W. van der (2011). ‘Taalbeleid is meer dan taalonderwijs!’. In: Taalvaardigheid Nederlands in het hoger onderwijs. Lezingen. Taalsymposium 2011. Breda: Digitaalbedrijf, p. 35-45.
Westen, W. van der & Sobit (2012/in uitvoering). Succes met taal. Een online webbased leerprocesgerichte benadering van het taalleer- en schrijfleerproces. Versie voor Nederlandstalige bacheloropleidingen. Wageningen: Sobit.
182